NieuwsSeksueel geweld
Een op drie slachtoffers in zorgcentra seksueel geweld is minderjarig
Een op de drie slachtoffers van seksueel geweld die geholpen worden in een gespecialiseerd zorgcentrum, is minderjarig. Dat blijkt uit nieuwe cijfers van staatssecretaris Sarah Schlitz (Ecolo). Ze wil ook vier bijkomende centra openen.
De Zorgcentra na Seksueel Geweld zijn diensten, doorgaans binnen een ziekenhuis, waar slachtoffers gespecialiseerde zorg krijgen. Niet alleen medisch en psychologisch, er wordt ook sporenonderzoek gedaan om bewijs tegen de dader te vinden en de slachtoffers die een klacht willen indienen worden daarin begeleid.
De centra bereiken effectief een groot aantal slachtoffers. Dat blijkt uit een evaluatie die staatssecretaris voor Gelijke Kansen Sarah Schlitz (Ecolo) liet maken en die De Morgen kon inkijken. Sinds de start van het eerste zorgcentrum in oktober 2017 tot mei dit jaar werden in zes zorgcentra samen al 6.085 slachtoffers geholpen. Van begin dit jaar tot eind mei zijn er dat 1.142, of gemiddeld bijna acht per dag.
De overgrote meerderheid (92,9 procent) van de slachtoffers zijn vrouwen of transvrouwen. Opvallend: de slachtoffers zijn erg jong. De gemiddelde leeftijd is 23 jaar. En meer dan een op de drie is op het ogenblik van de feiten minderjarig. Bijna 14 procent is zelfs jonger dan 12 jaar.
Bij twee op de drie vrouwen en transvrouwen en de helft van de mannen en transmannen gaat het om verkrachting, seksueel geweld met penetratie dus. De dader blijkt heel vaak een kennis. In bijna twee op de drie gevallen wordt er ook meteen in het centrum een klacht ingediend.
Het zijn cijfers die staatssecretaris Schlitz ‘vreselijk’ noemt omwille van het grote leed dat erachter schuilt. Tegelijk tonen ze volgens haar wel aan dat slachtoffers wel degelijk hun weg vinden naar de gespecialiseerde hulp. “We merken dat het taboe om hulp te zoeken steeds meer doorbroken wordt. Het helpt heel erg dat er in die centra speciaal daarvoor opgeleide forensische verpleegkundigen en zedeninspecteurs werken. Mensen die de juiste vragen stellen en verhalen ernstig nemen.”
Op dit moment zijn er zeven centra actief: in Brussel, Antwerpen, Charleroi, Gent, Luik, Roeselare en sinds juni van dit jaar ook in Leuven. In 2023 komen er nog drie bij, in Namen, Genk en Aarlen. En Schlitz trekt eerstdaags ook met een duidelijke vraag naar het begrotingsconclaaf van de federale regering: ze wil extra middelen voor vier bijkomende centra. Schlitz: “Experts zeggen ons dat er best één centrum per parket is, dat zorgt voor de efficiëntste manier van werken.”
Naast een centrum in Waals-Brabant komt er ook een in Bergen en een in Eupen. Dan hoeven Duitstalige slachtoffers niet meer naar Luik. En ook in Vilvoorde zou een nieuw centrum komen. Een goeie zaak, meent ook expert seksueel geweld Ines Keygnaert (UGent). “Dat was een duidelijke vraag vanuit het veld. Er wordt internationaal aangenomen dat slachtoffers voor acute zorg binnen een uur afstand een zorgcentrum zouden moeten hebben. Dat was zeker rond Brussel nog niet het geval. Het zorgcentrum in het UMC Saint-Pierre, dat overwegend Franstalig is, kon de toevloed van patiënten niet meer aan.”
Iets waar procureur des Konings van Halle-Vilvoorde Ine Van Wymersch eerder ook al naar verwees. “De kwaliteit van zorg mag niet afhangen van waar je verkracht wordt”, zei ze toen.