AchtergrondLopende zaken
Waarom er ook nu geen progressieve frontvorming in zit
Wie ook de nieuwe partijleiders van Groen worden, over één vraagstuk hoeven ze zich het hoofd niet te breken. Progressieve frontvorming, want die is morsdood. Jammer of juist niet?
Wetstraatverslaggeverij blijft een verraderlijke stiel. ‘Waarom bijna niemand Groen-voorzitter wil worden’, betitelde een collega van De Standaard dinsdagochtend zijn analyse. Waarop zich die dag alsnog drie extra duo’s aanmeldden om van de voorzittersverkiezingen bij de groenen juist een opmerkelijk open race te maken vol nieuwe gezichten in de nationale politiek.
Wie niet in de arena stapt, is Kamerlid Kristof Calvo. Hij zegde af met een kritische boodschap voor zichzelf en voor de partij. “Groen, links en progressief Vlaanderen staan niet sterk genoeg qua ideeën, samenhang en organisatie”, schreef hij in een mededeling. In zijn naar ‘interne rust’ snakkende partij voelt hij te weinig steun om de boel eens flink op te schudden. Calvo maakt er geen geheim van dat hij eigenlijk een bredere krachtenbundeling op links wil: “een grote, volwassen en pittige progressieve volkspartij (...) waar ondernemers, mensen in armoede en klimaatactivisten de tafel delen.”
Dat uitgerekend Kristof Calvo die ambitie stelt, mag niet verbazen. In pamfletten als ‘F*ck de zijlijn’ toonde hij zich al als een lustig hervormer, gesneden uit hetzelfde hout als een Bert Anciaux (nu Vooruit) of de paarse Guy Verhofstadt (Open Vld). Zoveel dadendrang, zo zullen Anciaux en Verhofstadt graag bevestigen, stoot in Vlaanderen snel op scepsis. In Nederland hebben ze daar minder last van, ervoer Calvo op zijn bezinning na de teleurstellende stembusslag van 2019. Hij ging er voor het studiebureau van GroenLinks werken, maar raakte vooral in de ban van Hans van Mierlo (1931-2010), stichter van het linksliberale D66 en aartsvader van de ontzuilde, politieke herverkaveling in de Lage Landen. En kijk, in Nederland starten groen en rood , GroenLinks en de PvdA, ernstige gesprekken over samenwerking.
HET MOMENTUM
Het lijkt in de lucht te hangen, want tezelfdertijd bezegelde ook in Frankrijk de partij van de links-populistische Jean-Luc Mélenchon een historisch akkoord met de PS, de groenen en de communisten in één ‘Union populaire’. Los van de gigantische inhoudelijke verschillen tussen de Nederlandse en Franse projecten delen zij wel een gemeenschappelijk punt: het momentum. Beide allianties vertrekken vanuit de strategische gedachte dat links zich moet verenigen, wil het nog een vuist maken tegen de dominantie van centrum-rechts (Macron, Mark Rutte) en/of radicaal-rechts (Le Pen, Wilders & co).
Het is exact het argument van Calvo. “De verkiezingen van 2024 worden een referendum voor of tegen de democratie”, vertelde hij aan Het Laatste Nieuws. Dat is maar een klein beetje overdreven. Dat bij de volgende stembusgang N-VA en VB ‘samen een meerderheid’ vormen of dat de extremen VB en PVDA zoveel zetels halen dat ze alle anderen in een verliezerscoalitie dwingen, zijn reële opties. Dat is ook de reden waarom, in het centrum, ook bij Open Vld en cd&v stemmen opgaan om een krachtenbundeling te overwegen. Al lijkt dat toch emotionele en organisatorische fictie en een wanhoopskreet van politici die met klamme handjes van peiling tot peiling leven.
Uiteraard is het idee van progressieve frontvorming in Vlaanderen niet nieuw. Al meer dan een halve eeuw worden krachtenbundelingen overwogen. Telkens mislukken ze. Ook nu heeft het idee niet de minste schijn van kans. Vooruit-voorzitter Conner Rousseau heeft weinig op met de groenen, maar daar hebben die groenen het ook wel naar gemaakt. In 2018 was een groen-rood kartel de enige realistische optie om burgemeester Bart De Wever (N-VA) in Antwerpen van de macht te verdrijven. Toch blies Groen-voorzitter Almaci de samenwerking op, uit vrees besmet te raken door het rode affairisme. Een misrekening, die ze bij Vooruit niet licht vergeten.
Zo lijken Vooruit, Groen en ook wel PVDA nu juist verder uit elkaar te drijven. Persoonlijk ressentiment speelt, zoals altijd, een rol, maar de vraag is of de gespreide slagorde per se nefast hoeft te zijn. De Franse ‘Volksunie’ toont de kwetsbaarheid van dit soort krachtenbundelingen. De vier linkse partijen beloven elkaar het recht op meningsverschil, maar op cruciale punten heffen ze de geschillen op. Zo zou de Franse PS voortaan, onder impuls van Mélenchon, een veel kritischer houding tegenover de EU moeten gaan aannemen, tegen de eigen historische overtuiging in. Dat kan gematigde kiezers juist aansporen om toch maar voor Macron te gaan.
In Vlaanderen haalden de drie linkse partijen in 2019 samen 25 procent. Zelfs in een historisch (centrum)rechts gewest is dat een mager resultaat. Samenwerken is dan een optie, maar de eigen positie verbreden evenzeer. Dat is de keuze die Rousseau bij Vooruit maakt met een op sommige ethische punten conservatievere lijn en een klassieker-links socio-economisch profiel.
CONNER-EFFECT
Voor zover we weten, lijken ook zowat alle kandidaat-voorzitters bij Groen meer de eigen lijn te willen verdiepen, met de Molenbeek-hetze als handige metafoor. Het zou kunnen werken. Alvast voor Vooruit lijkt het ook écht te werken. In een lokale peiling die de partij liet afnemen in Rousseaus eigen Sint-Niklaas valt een sterk Conner-effect op. Verrassender is dat ook Groen stijgt, terwijl het VB de grootste prijs betaalt.
Eigenlijk laat Vooruit ook haar flirt met N-VA passen in die strategie. Als Bart De Wever in 2024 een meerderheid maakt met Vooruit, maakt hij er geen met het VB, is de redenering. Zo bekeken verschilt het doel van Rousseau niet eens zo gek veel van dat van Calvo. Alleen de tactiek en de positie tegenover N-VA is anders. Maar wie het niet eens is met de tactiek van de ene, kan nog altijd bij de ander terecht.