AnalyseLopende Zaken
Ventilus-dossier toont aan: wantrouwen neemt toe tussen coalitiepartners N-VA en cd&v, partij in overlevingsmodus
De Vlaamse regering schuift de goedkeuring van de aanleg van het hoogspanningsnet Ventilus nog even voor zich uit. Dat is tekenend voor de almaar kleiner wordende ruimte die de politiek zichzelf nog gunt om lastige beslissingen te nemen.
In de slagschaduw van de federale coalitie sloot ook de Vlaamse regering het werkjaar af in mineur. Over Ventilus – de nieuwe hoogspanningslijn die in West-Vlaanderen moet toelaten dat de stroom van zeewindparken over het vasteland verdeeld raakt – besliste de regering-Jambon zelfs, opnieuw, om niet te beslissen. Een tegenvaller voor de minister-president, die zo zijn gezag weer wat ziet tanen. Een nieuwe illustratie ook van het toenemende wantrouwen tussen coalitiepartners N-VA en cd&v, partij in overlevingsmodus.
De kwestie is boeiender en belangrijker dan die typisch ‘intra-Wetstratese’ lezing laat vermoeden. Ventilus mag dan een zogenaamd ‘complex dossier’ zijn, zo moeilijk zou een beslissing niet mogen liggen. Vanuit het perspectief van het algemeen belang is er geen twijfel mogelijk. De nieuwe hoogspanningslijn is nodig om de zeewindenergie bruikbaar te maken op het vasteland. Ze is ook vrij dringend nodig. Nu al krijgen nieuwe stroomparken in West-Vlaanderen enkel een voorwaardelijke aansluiting op het hoogspanningsnet, omdat het bestaande netwerk volzet is. Een alternatief is er niet echt: ondergrondse kabels zijn niet alleen veel duurder, maar ook minder geschikt om de stroom goed te verdelen.
Natuurlijk staat daartegenover dat omwonenden hun individuele belangen geschonden zien. Ook los van de bezorgdheid over vooralsnog niet bewezen gezondheidseffecten is het geen prettig vooruitzicht om te leven in de nabijheid van hoogspanningspylonen. Een schadevergoeding zou dan vanzelfsprekend en genereus mogen zijn. Dat niet de Vlaamse regering, maar wel netbeheerder Elia over zulke compensaties gaat, zou dat niet onmogelijk mogen maken.
Intendant
De regering-Jambon volgde de regels van de inspraak, door, naar het voorbeeld van Oosterweel, een intendant aan te stellen om de botsende belangen te stroomlijnen. Diens rapport, inmiddels twee maanden oud, is helder: er is geen goed alternatief voor Ventilus, maar compensaties zijn gewettigd. Volgens intendant Guy Vloebergh zouden overigens slechts een driehonderdtal woningen ook echt impact ondervinden, eens het tracé vastligt.
En toch sleept de Vlaamse regering met de voeten. Bevoegd minister van Ruimte Zuhal Demir (N-VA) krijgt een delegatie uit de hele regeringstop aan haar zijde om met de lokale en opstandige burgemeesters te overleggen. Die aanpak van de zachte heelmeester dreigt de Ventilus-wonde enkel meer te laten stinken. Burgemeesters zijn per definitie slecht geplaatst om lokaal en algemeen belang tegen elkaar af te wegen. Subsidiariteit – het principe dat beleid best bepaald wordt op het geschikte niveau dat het dichtst bij de burger staat – wil niet zeggen dat álles lokaal moet worden beslist. Daar is een goede reden voor. Laat je burgemeesters kiezen, dan raakt er geen asielcentrum, tramtracé of hoogspanningslijn meer vergund.
Burgerverzet tegen grote beleidsplannen is niet nieuw of uitzonderlijk. In het dichtbevolkte en ruimtelijk verrommelde Vlaanderen komt een spadesteek altijd wel vlak bij iemands tuin terecht. Toch is er iets aan het veranderen. De ‘burgerlijke tegenmacht’ wordt stilaan sterker en assertiever dan de democratisch gelegitimeerde bestuurlijke macht. In een verkruimelend politiek landschap wijken onzekere politici, partijen en coalities voor de minste georganiseerde druk, of die nu uit het profvoetbal of uit het West-Vlaamse platteland komt. Het politieke risico is ook reëel, met aan de zijlijn krachtige radicaal-populistische partijen die niets hoeven te bewijzen. Voor hen is het altijd prijs: raakt er niets beslist, dan klagen ze de impasse aan; wordt er wel beslist, dan jutten ze de verliezers op.
Nederlandse toestanden
Hoe reëel dat risico is, blijkt uit de groeiende politieke onrust in Nederland. Verzet tegen het stikstofakkoord van de regering-Rutte stuwt de jonge partij BoerBurgerBeweging omhoog. Dat nieuwe uitdagers kiezers winnen bij klassieke partijen is democratisch geen probleem. Maar het steeds verder ontrafelen van het politieke weefsel organiseert zijn eigen desillusies. Geen enkele partij, nieuw of oud, is nog in staat om kiezers genoegdoening te schenken.
‘Nederlandse toestanden’ staan in het sterk particratisch georganiseerde Vlaanderen nog niet voor de deur. De schrik zit er wel in. Het idee dat lokale politici en bewegingen zich bijvoorbeeld voor de gemeenteraadsverkiezingen bovenlokaal zouden gaan organiseren in een nieuwe partij die het verzet capteert tegen Ventilus en andere stikstofkwesties, jaagt cd&v de stuipen op het lijf. Het kan ook concurrent N-VA niet geruststellen.
Toch moet er dus nog altijd beslist kunnen worden. Wat te doen? In Nederland surft de BBB op een breder gedeeld en diffuser gevoel van wantrouwen en onbehagen. Bestuurders staan voor de lastige opdracht om die vervreemding weg te nemen zonder angstig te buigen voor elke gril. In de ‘slotbeschouwing’ van zijn Ventilus-rapport schrijft intendant Vloebergh over burgers die hun ongenoegen bij hem uitten en hun ‘onbegrip, onmacht en vooral onrust en onzekerheid over de toekomst, over hun gezondheid’.
Terecht stelt de intendant dat je die emoties alleen kunt beantwoorden met meer transparantie en duidelijke regelgeving. Klinkt wollig, maar dat grotere plaatje ontbreekt nu vaak. Het betekent concreet dat burgers eerlijk te horen krijgen welke voor- en nadelen, offers en compensaties bij een energietransitie komen kijken binnen een langetermijnperspectief. En dat gebeurt best meteen wanneer die mooie, nieuwe groene vergezichten worden geschilderd, en niet pas wanneer de spreekwoordelijke landmeters voor de deur staan.