AnalyseLopende Zaken
Uit angst voor de toorn van boze burgers durven beleidsmakers amper nog te bewegen
Neen, een omvattende pensioen- of fiscale hervorming zit er ook in deze regeerperiode niet meer in. Dat is niet zozeer tekenend voor de huidige federale regering, het is tekenend voor het land.
“Ingrijpende verandering maakt de Belgen nog altijd ongemakkelijk”, schrijven historicus Kristof Smeyers en econoom Erik Buyst aan het eind van Het gestolde land (2016), hun kritische maar uitstekende economische geschiedenis van België. In het boek schetsen de auteurs het beeld van een land dat zich al een eeuw lang inkapselt in structuren en instanties, sinds het als voormalige economische topspeler kreupel en getraumatiseerd uit de Eerste Wereldoorlog kwam. Beleidsvoerders en belangengroepen houden elkaar in evenwicht in die stroperige structuren. Ze staan slechts hervorming in schuifeltempo toe.
Die analyse blijft pertinent. In maart hoopt de regering-De Croo nog een paar belangrijke akkoorden te sluiten, onder meer om het pensioen- en belastingstelsel te hervormen. Nu al weten we dat er van een grote hervorming alweer geen sprake zal zijn. Ongeveer tezelfdertijd zette Open Vld-voorzitter Egbert Lachaert afgelopen week de voet voor een taxshift en legde pensioenminister Karine Lalieux (PS) voorstellen op tafel die door de coalitiepartners voorspelbaar lauw onthaald werden. Verrassend is dat allemaal niet. Een dwingend regeerakkoord heeft De Croo I nu eenmaal niet ter beschikking. Als niets moet, dan gebeurt er niets.
Het gestolde land laat goed zien dat het iets te lui is om alle schuld op de nek van Vivaldi te schuiven. Dit is niet de geschiedenis van één kabinet. Het is de geschiedenis van decennia regeringsbeleid. En zelfs die systeemkritiek is niet helemaal eerlijk. Als opeenvolgende regeringen er niet in slagen om een grote hervorming op te tuigen, komt dat ook omdat de bevolking, al dan niet vertegenwoordigd door (tegengestelde) belangengroepen, daarvoor telkens terugschrikt. De Belg mag dan wel in theorie graag om ‘verandering’ roepen, de ijver bekoelt snel wanneer blijkt dat een hervorming ook raakt aan de eigen belangen en verworvenheden. Die letterlijke behoudsgezindheid – iedereen wil graag houden wat hij heeft – bepaalt het trage hervormingstempo in dit land.
Lege overheidskas
Is dat erg? Het antwoord is genuanceerd. In tijden van hoogconjunctuur zal de Belgische welvaart nooit pieken, zoals bijvoorbeeld in Nederland wel het geval is. Maar in tijden van crisis ligt er wel altijd een opvangkussen klaar dat landen als Nederland node ontberen. In de opeenvolgende corona- en energiecrises toonden de zogenaamde ‘automatische stabilisatoren’ hun grote nut: technische werkloosheid, loonindexering... De roep om de bijl te zetten in die mechanismen is dan ook flink verstild.
Het resultaat is dat dit land gezegend is met een ruime mate van sociale vrede en een welvaart die relatief gelijk (her)verdeeld is over een brede en politiek machtige middenklasse. Zij ruilt een stevige belastingdruk uit voor genereuze rechten, fiscale gunsten en subsidies. Alleen wie niet bij die middenklasse binnenraakt, heeft pech. Toch is het vooral de staat die, ondanks ruim overheidsbeslag, met een lege kas achterblijft. Alle lippendienst voor abstracte hervormingen ten spijt, is de druk groot om concreet niet te veel te veranderen aan die comfortabele situatie.
Dat wil niet zeggen dat er geen probleem is. Dat is er namelijk wel degelijk. Dat heeft te maken met het zogenaamde houdbaarheidstekort, waarover een grote, pluralistische groep economen vorig jaar al alarm sloeg. Dat tekort drukt uit wat nodig is om de welvaart in stand te houden in de nabije toekomst. Van alle Europese landen scoort België bij de allerslechtste resultaten in dat vooruitzicht, omdat het een stevig begrotingstekort (en staatsschuld) koppelt aan hoge verwachte vergrijzingskosten. Simpel uitgedrukt: de staat heeft nu al geld te kort en zal in de toekomst nog veel meer geld nodig hebben. Dat is de muur waar we op af koersen.
Al is dat beeld misleidend. Net als bij de klimaatcrisis geldt ook voor die welvaartscrisis dat er niet één muur is waar we op een dag tegenaan zullen botsen. De verslechtering gaat geleidelijk. En net als bij het klimaat kun je ze nu al voelen. Denk aan de magere wettelijke pensioenen, het krakkemikkige spoormaterieel of het achterophinkende leger. De staat slaagt er almaar moeizamer in om aan basisverplichtingen te voldoen.
Dus dringen die hervormingen zich toch op. De pijl van de tijd wijst ook vrij duidelijk de richting aan. Wat arbeid en pensioen betreft, is het onvermijdelijk dat meer mensen langer aan de slag gaan en blijven. De stijgende levensverwachting maakt dat ook acceptabel. Weliswaar met de uiterst belangrijke opmerking dat de kans om gezond ouder te worden erg ongelijk verdeeld is volgens sociale achtergrond. Dat maakt een mildere behandeling voor mensen met een korte opleiding of zwaar beroep fair. Een eerlijk gesprek daarover wordt evenwel bemoeilijkt doordat vakbonden zware beroepen nogal eens verwarren met zwaar gesyndiceerde beroepen.
Niet alles is de schuld van de vakbonden. Tekenend was bijvoorbeeld de eerste reactie van VBO-topman Pieter Timmermans deze week over de nieuwe voorstellen van pensioenminister Karine Lalieux. Timmermans was blij met de toegevingen die de PS-minister wou doen, maar maakte meteen een probleem van de punten die voor zijn eigen doelgroep lastig liggen. MR-voorzitter Georges-Louis Bouchez kwam al met een tegenvoorstel, dat uiteraard alle liberale taboes overeind houdt. Zo gaat het telkens weer. Links, rechts... iedereen wil ‘hervormingen’, maar dan niet de hervormingen waarvoor zijzelf verantwoordelijkheid moeten nemen.
Hakken in het zand
Ook in de belastingen is de grote lijn eigenlijk helder. Belasting op arbeid zal evenwichtiger verschoven moeten worden naar lasten op milieu- en klimaatdruk en naar vermogen. Dat laatste blijft een gevoelig punt ter rechterzijde, maar het is redelijk onvermijdelijk, mede door de evolutie van het vrijemarktkapitalisme zelf, dat vermogensopbouw beter beloont dan werk.
Ook hier zie je evenwel dat de hakken meteen in het zand gaan. Plots noemt Open Vld-voorzitter Egbert Lachaert een taxshift afkeurend “een vestzak-broekzakoperatie”. Dat klopt natuurlijk niet. Belastingdruk verschuiven van de ene naar de andere, op basis van legitieme argumenten, is juist de essentie van een fiscale hervorming.
Het probleem voor politici zoals Lachaert is dat bij zo’n operatie de vestzak (waar de last lichter wordt) en de broekzak (zwaarder) niet tot dezelfde persoon behoren, om het beeld maar even vol te houden. Onder druk van de muitende broekzak laten ze liever alles bij het oude, in de vestzak.
Het frustrerende is dat zowel voor het pensioen- als voor het belastingbeleid een wellicht imperfect maar toch zeker evenwichtig en omvattend hervormingsplan klaarligt. Het expertenvoorstel – van een commissie onder leiding van Frank Vandenbroucke (Vooruit), die toen nog hoogleraar was – over de pensioenhervorming is inmiddels negen jaar oud en raakt maar in stukjes en brokjes gerealiseerd. Te vrezen valt dat de ‘visienota voor een bredere fiscale hervorming’ die professor Mark Delanote in opdracht van minister van Financiën Vincent Van Peteghem (cd&v) opstelde, hetzelfde lot wacht. Zelfs met een plan op tafel blijft de politieke hervormingsvrees te groot.
Die vrees neemt zelfs nog toe. De versplintering en radicalisering van het politieke landschap maakt de marges om risico’s te nemen klein. Wat geldt voor de staatshervorming, geldt ook voor sociaal-economische hervormingen: er is gewoonweg geen partij die voldoende politiek kapitaal heeft om in te zetten. Achter elke fiscale gunst, elk verworven recht of elke subsidie zit een eigen belangengroep. Ziedaar de paradox van de hedendaagse politiek: uit angst voor de toorn van boze burgers durven beleidsmakers amper nog te bewegen, waardoor burgers zich ontgoocheld en boos van het beleid afkeren.