Hongkong
Steeds meer geweld bij protest in Hongkong: ‘Als ze ons vermoorden, dan vechten we terug’
Politie en demonstranten in Hongkong gebruiken steeds meer geweld. ‘Als de regering niet luistert, moeten we laten zien dat we het menen.’
Ze moeten toch iets doen om de aandacht van de regering te krijgen, vinden de activisten in Hongkong. “Is er al een politieagent dood?” vraagt Pang (22). “Nee toch? Dat willen we ook niet, maar als ze ons vermoorden, dan vechten we terug.”
Hangend op leuningen en stoepranden is actievoeren soms vooral wachten. Snel nog even een winkeltje binnenlopen voor een zwart masker en dan maar wachten tot de politie komt. Chen, een van de duizenden betogers voor meer democratie in Hongkong, wrikt met zijn handen de tegels los uit de middenberm van een doorgaande weg. Met een boogje gooit hij ze op de grond, waar ze uit elkaar spatten.
Op een kruispunt tuurt een collega door een verrekijkertje. Het duurt niet lang tot hij schreeuwt dat de politie in aantocht is. Het bericht echoot door de straten van Mong Kok, een wijk die bekend is om zijn neonreclames. Nu sluiten winkels en restaurants al aan het begin van de avond hun deuren. Met verbeten gezichten ruimen verkopers hun T-shirts op met teksten als ‘I love HK’, als de prikkende traangaswalmen langstrekken.
De politie gebruikt het traangaskanon als een plantenspuit tegen vervelende katten. Even hier sproeien, dan weer even daar. Net als katten trekken de activisten zich terug om verderop weer op te duiken.
Veldslag
De radicale activisten dragen petjes of capuchons tegen pottenkijkers, zwarte sportbroeken voor bewegingsvrijheid, lycra mouwen tegen traangas en een col die ze indien nodig over mond en neus schuiven. Dit zijn jongens en meisjes die tot het uiterste gaan.
De blokkades van straattegels die ze opwerpen, zijn bedoeld als zelfverdediging, zegt Chen. Hij rust even uit op een hekje langs de weg. “Geweld is niet acceptabel, maar als de regering niet naar ons luistert, moeten we laten zien dat we het menen.”
Intussen gebruiken beide kanten, politie en activisten, met de dag meer geweld. Het dieptepunt leek maandag bereikt te zijn, toen een jonge activist werd neergeschoten door een verkeersagent, en een andere activist een tegenstander in brand stak.
Dinsdagavond deed de politie er nog een schepje bovenop, door de Chinese Universiteit van Hongkong tot diep in de nacht te belegeren. In een dikke wolk van traangas voltrok zich op de toegangsbrug naar de campus een ware veldslag.
De verharding klinkt door in de woorden van Carrie Lam, de hoogste bestuurder van Hongkong. “Vijanden van het volk”, noemt ze de activisten, hun acties “extreem egoïstisch”. Ondertussen roept de Chinese staatskrant People’s Daily op om de opstand “efficiënter en krachtiger” neer te slaan, vóór de lokale verkiezingen van eind november.
Te weinig mankracht
Dat neerslaan moet de lokale politie doen en dat kost moeite. Het korps heeft te weinig mankracht en agenten missen de ervaring om de stadstaat tot bedaren te brengen. Ze kunnen alleen met geweld reageren en volgens de betogers rechtvaardigt dat hun vandalisme.
Als ze worden uitgemaakt voor moordenaars, hebben de politiemannen zichtbaar moeite zich te beheersen. Veel uitdaging hebben ze niet nodig om in woede uit te barsten, zo is te zien in filmpjes van agenten die met groot geweld burgers arresteren.
Voorzichtig laveren forenzen de volgende ochtend in Mong Kok door gebroken glas, afval en zandbakken waar ooit tegels lagen. Toch krijgen de actievoerders brede steun. Na vijf maanden demonstreren zit het de inwoners van Hongkong het meest dwars dat de politie geen verantwoordelijkheid neemt voor haar daden.