AnalyseBart Eeckhout
Luc Van den Brande heeft een duistere VRT-erfenis
Als het stof van de vernietigende audits, rekenhofrapporten en nu zelfs parketonderzoeken weer neergedwarreld is rond de VRT, blijft nog één vraag overeind: hoe ‘commercieel’ mag een openbare omroep eigenlijk zijn? Hoofdredacteur Bart Eeckhout analyseert de week.
Zou Benjamin Dalle (CD&V), de Vlaamse minister van Media, nog weleens terugdenken aan dat weekend van 18 en 19 januari? Dat was het moment waarop hij besloot dat VRT-CEO Paul Lembrechts mocht beschikken. Lembrechts betaalde de tol voor het onverzoenlijke conflict met zijn directeur productie Peter Claes. Lembrechts had het ontslag geëist van Claes, maar werd teruggefloten door zijn raad van bestuur. Dat hij zo de ruzie op de spits had gedreven, zou uiteindelijk de reden worden voor de Vlaamse regering om Lembrechts zelf te ontslaan. Intussen heeft Lembrechts op alle punten van kritiek die hij zijn collega Claes aanwreef wel gelijk gekregen. De vriendjespolitiek, de willekeur, de creatieve boekhouding en de afgesneden wettelijke bochten: een vernietigende forensische audit van overheidsbureau Audit Vlaanderen bevestigt alle aantijgingen punt voor punt. Afgelopen week meldde het Brussels parket dat het zelfs een opsporingsonderzoek start naar de mogelijke onregelmatigheden. Voor het ‘huis van vertrouwen’ is dat een ongeziene klap.
De minister had dat kunnen of moeten weten. Al in december 2019, toen het conflict losbarstte, ontving bestuursvoorzitter Luc Van den Brande (CD&V) een alarmerend dossier. Van den Brande deed er niets mee, zelfs de raad van bestuur kreeg geen inzage. Dat de regering daarop besloot de klokkenluider (Lembrechts) te ontslaan, roept vele vragen op. De indruk leeft dat de in mediazaken nog minder ervaren Dalle zich iets te nadrukkelijk bij de hand heeft laten nemen door zijn partijgenoot Van den Brande, al sinds 2010 bestuursvoorzitter bij de VRT. Claes is intussen ook de deur uit gewerkt, maar de conclusie is stilaan onvermijdelijk dat voorzitter Van den Brande het explosieve dossier zo lang mogelijk onder de pet heeft willen houden. Daarmee heeft hij zijn eigen minister kwetsbaar gemaakt.
Dit gaat niet over gemorrel in de boekhoudkundige marge, zoals de interesse van het Brusselse parket aantoont. “Specifieke leveranciers worden bevoordeeld, offertes en bewijsstukken ontbreken soms, budgetten worden misbruikt om bevriende partijen te bevoordelen”, zo vatte Bart Tommelein, Open Vld en dus lid van de meerderheid nota bene, de aantijgingen samen in een actuadebat in het Vlaams Parlement.
Wat het zo pijnlijk maakt: het is ook helemaal niet nieuw. In 2007 barstte ophef los over het uitlekken van het zevenjarige exclusiviteitscontract dat de omroep gesloten had met productiehuis Woestijnvis. Tot 30 miljoen euro per jaar kon Woestijnvis bij de VRT buitenslepen. Ook toen al klonk verbazing over het feit dat één partner zo langdurig een voorkeurcontract kreeg en ook toen al werden onderhands extraatjes geregeld. Woestijnvis won altijd.
Wie de verslaggeving over het Woestijnvis-contract terugleest, kan niet om de gelijkenissen met de huidige situatie heen. Alleen de namen zijn veranderd. Vandaag is het bijvoorbeeld productiehuis De Mensen dat een wel zeer genereus en langdurig contract in de schoot geworpen heeft gekregen, goed voor 12,5 procent van het totale budget voor externe producties van de VRT.
Vedettelonen
Het doet enigszins sceptisch kijken naar de belofte van minister Dalle dat in het nieuwe beheerscontract strakkere afspraken over de bedrijfscultuur zullen worden opgenomen. Dat engagement zit namelijk ook al in het huidige contract – bijvoorbeeld: ‘De VRT werkt op een transparante wijze samen met de externe sector. Opdrachten worden op basis van duidelijk gemotiveerde criteria toegewezen.’ Het maakte geen verschil, of toch niet voor de fortuinlijken die tot de favorieten van sommige directeurs horen.
Dat leidt ons tot een fundamentelere vraag: wat voor een omroep wil/moet de VRT zijn? In de jaren negentig, onder Jan Ceuleers en Bert De Graeve, maakte de openbare omroep een klik. Van een ‘Ministerie van Radio & TV’ wou de VRT uitgroeien tot het leidende mediabedrijf van Vlaanderen. Dat is aardig gelukt. De creatieve rijkdom van het Vlaamse tv-landschap is in ruime mate de verdienste van marktleider VRT.
Met de commerciële ambitie kwamen evenwel ook commerciële streken. Managers die de regels voor overheidsbedrijven liever kwijt dan rijk waren, kwamen aan boord. Vrienden kregen voorrang, vedettelonen werden uitgekeerd. Juist bij een overheidsbedrijf loert dan een moreel gevaar om de hoek: het geld dat wordt besteed, is niet dat van het bedrijf zelf, maar van de overheid. Dan steekt het algauw minder nauw.
Treffend is het voorbeeld van de Nederlandse toppresentator Matthijs van Nieuwkerk. Die stopte met zijn succesprogramma De wereld draait door en overwoog daarop even om de wijk te nemen naar de Vlaamse televisie. Onderhandelen deed hij evenwel niet met de commerciële zenders, wel met de VRT. Die maalde blijkbaar niet om zijn toploon.
Kijkcijfers
Dat de zaken onder de christendemocraat Luc Van den Brande zo konden ontsporen, is niet zo gek. Samen met partijgenoot en toenmalig minister van Media Eric Van Rompuy duwde Van den Brande als minister-president de depolitisering en daaruit volgende commercialisering van de VRT door. Het dagelijkse kijk- en luistercijfersucces beschouwt hij bijna als een persoonlijke erfenis. Dat succes is ook het interne argument om het ombuigen van de regels goed te praten: anders wint de concurrentie. Van den Brande is er als de dood voor dat een VRT die zich aan de regels houdt, weer verlamd raakt.
Door moedwillig weg te kijken ziet de erfenis er nu wel een stuk duisterder uit. Als het gerecht ook echt op onderzoek gaat, wacht de voorzitter een treurige fin de carrière. Nu al is afgesproken dat zijn opvolger een N-VA-etiket zal dragen. Van de Vlaams-nationalisten is bekend dat zij de ‘te progressief’ bevonden omroep een minder warm hart toedragen. Onbedoeld heeft Luc Van den Brande zijn opvolgers nu een extra argument gegeven om de duimschroeven nog wat harder aan te draaien.