AnalyseBart Eeckhout
Hoe de klassieke politiek zelf de nederlaag tegen het Vlaams Belang organiseert
De ontevreden kiezers lijken radicaal-rechts als gebraden kippen in de mond te vliegen. Dat heeft ook te maken met de spelregels van het kiessysteem.
Een politiek conflict vechten partijkopstukken met elkaar uit, en op het einde wint Vlaams Belang. Sommige, ietwat oppervlakkige analyses zou je kunnen samenvatten als die variant op de al lang achterhaalde boutade van Gary Lineker over voetbal en de Duitsers. Want inderdaad, of het nu over stikstof gaat, over de onwettige uittredingsvergoeding van de vroegere Kamervoorzitters of de Ventilus-hoogspanningslijn: aan het eind van elk heftig politiek-maatschappelijk debat lijkt de conclusie te zijn dat radicaal-rechts er weer garen bij gaat spinnen.
Het probleem is dat die analyse misschien een beetje intellectueel lui klinkt, maar dat ze wel dreigt te kloppen. Het VB en ook PVDA aan de linkse zijde waren de grote winnaars van de stembusgang in 2019, en elke peiling sindsdien voorspelt meer winst voor de radicale outsiders. Dat heeft veel te maken met de manier waarop wij ons kiessysteem hebben georganiseerd.
Een vrij hoge kiesdrempel – haalt een partij in een kieskring geen 5 procent, dan krijgt ze daar geen zetel – leidt ertoe dat nieuwe politieke bewegingen eigenlijk geen schijn van kans maken. Het betekent ook dat veel proteststemmen bijna vanzelf in de fuik van VB terechtkomen (en sinds kort ook in Vlaanderen een beetje bij PVDA).
Een andere optie is er niet voor wie zijn afkeuring wil laten blijken in een politiek landschap waar de vijf andere gevestigde partijen in verschillende combinaties deel uitmaken van de Vlaamse of federale regering. Behalve dan de blanco of (illegale) thuisblijfstem. Daar wordt in sommige kringen weleens mee gekoketteerd, maar in Vlaanderen blijft die vrij marginaal, in tegenstelling tot in delen van Wallonië.
Dat is het grote verschil met Nederland, zo blijkt uit het recente succes van de BoerBurgerBeweging (BBB) bij de provinciale statenverkiezingen. Nederland heeft geen kiesdrempel en de BBB had bij de parlementsverkiezingen in 2021 aan 1 procentje in de nationale kieskring genoeg om partijleider Caroline van der Plas de Tweede Kamer in te loodsen. Van daaruit (en dankzij een flinke zak geld van de agro-industrie) kon de partij opschieten tot de dominante politieke kracht die ze nu, amper twee jaar later, is. Met een Belgische kiesdrempel was dat onmogelijk.
Dat voorspelt weinig goeds voor de BoerBurgerBelangen, de Vlaamse BBB-variant, ondanks alle welwillende aandacht van nationale media. Voorlopig is de Vlaamse BBB weinig meer dan een uit de kluiten gewassen Facebook-groep, maar bezielster Tine Hermans uit Merksplas sprak wel al enige ambities uit. De kans dat de BBB ook echt over de kiesdrempel zou raken in 2024 is niettemin klein. In de kieskring Antwerpen heb je voor een eerste zetel zo’n 57.000 stemmen nodig. Begin er maar aan.
Geen alternatief
En dus is de kans reëel dat een rechtse, landelijke kiezer die ontgoocheld is in N-VA en Open Vld, en het nieuwe cd&v-zaakje niet vertrouwt, toch in de netten van VB belandt. Een alternatief is er niet. Het verschil met Nederland is groot. Kiesonderzoek laat zien dat de BBB, behalve van bij de christendemocratische regeringspartij CDA, ook veel kiezers weghaalde bij het leeglopende radicaal-rechtse FvD van Thierry Baudet, en zelfs bij de PVV van Geert Wilders, terwijl ook de nieuwe uiterst rechtse partij JA21 klein gehouden werd. Dat gebeurde, zo gaat de hypothese, omdat vele kiezers een alternatief zochten voor de populistisch rechtse partijen waar geen land mee te bezeilen of te besturen valt. Van de BBB hopen ze dat die wel ernstig genoeg blijft om op termijn een (rechtsere) coalitie mogelijk te maken die de huidige regering-Rutte kan vervangen.
Of dat ook gaat gebeuren, valt nog te bezien, maar het punt is dat de Vlaamse kiezer die mogelijkheid niet heeft. Wie niet tevreden is over de regeringen-De Croo en -Jambon, heeft maar twee – radicale – opties. En beide bieden geen reëel uitzicht op regeringsdeelname. Dankjewel, zegt (vooral) VB.
De Belgische kiesdrempel is een vondst van de paars-groene regering-Verhofstadt I en dus nog vrij jong. Samen met de vergrote, provinciale kieskringen moest de drempel de bestuurbaarheid van het land stroomlijnen en politieke vrijbuiters ontmoedigen. Stiekem was het natuurlijk ook de bedoeling om de vooral lokaal gevestigde macht van de oude CVP-staat te breken.
Het leek nog te gaan lukken ook. Bij de eerste verkiezingen met kiesdrempel, in 2003, brachten VLD en sp.a het er prima van af, terwijl de groene coalitiepartner Agalev onfortuinlijk onder de drempel zakte. Net als de nog jonge N-VA, behalve in West-Vlaanderen. Zonder kiesdrempel zouden zowel Agalev als N-VA toen meerdere zetels gehaald hebben. De angst voor het systeem spoorde N-VA-voorzitter en enige verkozene Geert Bourgeois aan om een kartel te vormen met de cd&v van Yves Leterme. Dat werd een daverend succes, en een jaar later lag de paarse droom al aan diggelen.
Partij herpositioneren
Door de kiesdrempel zou je ook het gehele politieke landschap als een kartel, in economische zin, kunnen beschouwen: een vrijwel gesloten systeem, dat met onderlinge afspraken een hoge muur optrekt voor nieuwkomers. Een gevolg is dat bestaande partijen dan maar zelf nieuwe tendenzen proberen te capteren. Dat gaat van de beweging die Vooruit wil zijn tot de landelijk-conservatieve herbronning van cd&v. Ook de N-VA is druk doende met zich te herpositioneren binnen het gestolde landschap. Die partij heeft haar BBB-moment al gehad: uitgegroeid van één zetel tot een dominante partij. Terwijl ondertussen de radicaal-rechtse concurrent (even) werd opgegeten, ook al omdat N-VA wel geloofwaardig kon beloven om zelf voor verandering te zorgen. Die trend is gekeerd, niet toevallig nadat de partij geblutst uit een federale regeringsdeelname kwam.
De N-VA probeert nu weer aan te sluiten bij de vroegere winst, door de oude succesformule een update te geven: terug naar de roots (confederalisme), anti-establishment (woke) en volle gas op het federale verzet. Het is vast geen toeval dat Vlaams minister Zuhal Demir (N-VA) sinds de stikstofcrisis elke kans benut om de focus te verleggen van de Vlaamse regering naar felle oppositie tegen Vivaldi. De partij wil overigens het kiessysteem grondig hervormen, naar Brits model, met kleine kieskringen waar alleen de grootste partij een zetel krijgt. Een wat doorzichtig manoeuvre met een nog veel hogere, feitelijke kiesdrempel, dat de Vlaams-nationalisten in de huidige stand van zaken een grote bonus zou geven en de linkse partijen zo goed als zeker uit het parlement zou duwen.
België is niet het enige land met een kiesdrempel. Onder meer Duitsland, Oostenrijk, Polen en Zweden hebben een gelijkaardig systeem, en in Nederland gaan bij elke verrassende stembusuitslag weer stemmen op om een kiesdrempel in te voeren. Die moet dan de versnippering indijken en de bestuurbaarheid van het land vrijwaren. De versnippering is in Nederland best groot, maar anderzijds eert het land wel de functie van verkiezingen als ventiel van de democratie. In België is dat ventiel deels dichtgemaakt.
Het risico bestaat dat nu hetzelfde gebeurt bij de hervorming van de lokale verkiezingen. Partijen zoeken samenwerking op, om het voordeel van de grootste formatie binnen te halen, zoals nu in Gent gebeurt met Open Vld en Vooruit. Het gevolg is dat de kiezer minder keuze krijgt, en dat radicaal-rechts ook lokaal een grotere claim op proteststemmen kan leggen. Want het VB hoeft zich niet te heroriënteren. Overal tegen zijn volstaat om slapend rijk (en ook letterlijk rijk) te worden.
Toen hij in 1999 aantrad, zei toenmalig premier Guy Verhofstadt (Open Vld) in deze krant stoutmoedig dat zijn beleid afgerekend mocht worden op het stembusresultaat van uiterst rechts. Het is, een kwarteeuw later, een pijnlijke vaststelling dat het een idee van Verhofstadt is dat de radicalen zo in de kaart speelt.