AnalyseLopende Zaken
Het piramidespel van Bart De Wever, wat levert dat op?
Opnieuw verhoogt N-VA-voorzitter Bart De Wever de inzet voor de stembusslag van 2024. Opnieuw moet dat mede een matig palmares van hemzelf, van zijn partij en van de Vlaamse regering verhullen.
Stel je voor dat de covoorzitters van de SPD, de partij van de Duitse bondskanselier Olaf Scholz, een interview geven aan de Frankfurter Allgemeine waarin ze stellen dat het met het land pas beter gaat als zijn groene en liberale coalitiepartners eerst “kopje-onder gaan”. Een politieke schokgolf zou het gevolg zijn, het einde van de Duitse regering nabij.
Exact dit gebeurde afgelopen weekend in Vlaanderen. “De status quo is niet meer te handhaven. En dat vereist dat cd&v en Open Vld kopje-onder gaan in 2024”, vertelde N-VA-voorzitter Bart De Wever in De Tijd. Cd&v en Open Vld zijn in de Vlaamse regering de coalitiepartners van N-VA, waarvan de N-VA-partijleider dus hoopt dat ze volgend jaar ‘kapot’ zullen gaan. In de Wetstraat kon je vervolgens het tuimelkruid horen voortrollen. Er gebeurde niets. In parlement of regering stelden vertegenwoordigers van christendemocraten en liberalen zelfs geen vraag over de loyauteit van hun coalitiegenoot die hun politieke einde voorspelt en wenst. Alsof dit allemaal heel normaal is.
De verscherpte stellingnames – eerst in het interview, dan op de ledendag van zijn partij over confederalisme – tonen tegelijk de grootste kwaliteit en het grootste gebrek van Bart De Wever aan. Ten goede zullen vriend en vijand de N-VA-topman moeten nageven dat hij de agenda van het politieke debat kan blijven sturen als geen ander. Want in de Wetstraat ging het dan misschien niet over een voorzitter die zijn coalitiepartners wil vernietigen, over confederalisme en een ‘extralegale’ staatshervorming heeft iedereen het wel.
Marketingtruc
Maar om een staat te hervormen heb je partners nodig. Die blijft diezelfde Bart De Wever met een merkwaardige volharding van zich afstoten. Het maakt dat het confederale plan van N-VA niet kan dienen als routekaart voor een nieuw België en autonoom Vlaanderen. Enkel als marketingtruc is het nuttig.
Reken maar dat De Wever kon voorspellen dat zijn mede- én tegenstanders op dat dubbelzinnige woordje ‘extralegaal’ zouden vliegen, als motten naar een lamp. Voorzitter Egbert Lachaert van Open Vld was een van de eersten om in het aas te bijten. Nooit een goed idee, zo kan elke vis je wel vertellen. “Een pleidooi voor een staatsgreep”, las Lachaert in de woorden van zijn opponent. Daar is (uiteraard) niets van aan, maar De Wever kreeg de ophef waarop hij hoopte. Zijn fans kunnen zich warmen aan de illusie dat na 2024 dan eindelijk de Grote Stap Voorwaarts wacht. Want heeft hun voorman niet gezegd dat het voor hem een “evangelische zekerheid (is) dat het gedaan is met België”?
Dat valt bij nader inzien heus wel mee. De zogenaamde bicefale (‘tweekoppige’) staatshervorming die De Wever concreet bepleit, hoeft zelfs niet eens ‘extralegaal’ (buiten de wet om) te gaan. Het is niet verboden federale bevoegdheden op te splitsen door ze binnen de federale regering toe te wijzen aan twee ministers of ministeriële comités, elk bevoegd voor het beleid in het eigen gewest of taalgebied, in afwachting van een latere defederalisering. Hetzelfde gebeurde in het verleden al vaker, zoals menig grondwetsexpert afgelopen week kwam vertellen.
De Wever haalde de inspiratie bij een plan waarover hij in de pre-Vivaldi-zomer van 2020 met de PS en Vooruit onderhandelde. Dat (destijds door de liberalen gekelderde) akkoord heeft intussen een mythische bijklank gekregen, zeker in Vlaams-nationalistische kringen, alsof toen de blauwdruk op tafel lag voor het Einde Van België. De waarheid is toch wat prozaïscher. De N-VA zette het mislukte ‘Grote Akkoord’ zelf online, en de lectuur is best de moeite waard. Zo zou de PS behoorlijk stevige en concrete punten binnen gaan halen: een groeipad van 2,5 procent in de gezondheidszorg, een gegarandeerde financiering voor de sociale zekerheid, een minimumpensioen van 1.500 euro bij een volwaardige loopbaan en zowaar zelfs een vermogenswinstbelasting. Dat is genereuzer dan Vivaldi ooit zal zijn.
Daartegenover staan institutionele toezeggingen die veel minder tastbaar zijn en nog beslecht dienden te worden. Er is de belofte dat ‘de werking van de federale regering en van de federale administraties hertekend (politie, organisatie van justitie, mobiliteit)’ zullen worden. Er komt meer responsabilisering (wie goed beleid voert, wordt beloond) en de wetgeving zal worden voorbereid ‘om elke gemeenschap haar eigen gezondheidsbeleid te laten bepalen’. Al die punten stonden wel nog tussen haakjes. Het enige zekere was dat de grondwet volledig opengesteld zou worden.
Maar zelfs al vind je een akkoord over een complexe, bicefale hervorming, dan nog heb je weinig in handen. Het budget voor de ontdubbelde bevoegdheid wordt immers nog altijd federaal bepaald. Bovendien zijn de marges voor eigen beleid klein, zo stipte oud-politicus en grondwetspecialist Johan Vande Lanotte (Vooruit) terecht aan in De afspraak. Het Grondwettelijk Hof staat immers niet zomaar toe dat burgers door dezelfde federale overheid niet gelijk behandeld worden. Voor een grote ingreep in de kern van het federale beleid – de sociale zekerheid – is de bicefale techniek dan ook totaal niet geschikt.
Hond van Pavlov
Bovenal is er een politiek probleem. Ook daar wees Vande Lanotte op. “Om een staatshervorming te doen lukken, heb je twee zaken nodig”, zei hij. “Voorbereiding en vertrouwen. Beide zijn nu afwezig.” Met cd&v en eventueel Vooruit kun je wellicht een deal sluiten over de splitsing van de gezondheidszorg, maar dan zijn we wel ongeveer rond qua ‘communautair front’. Waarom zou je een front willen vormen met iemand die elke dag zegt dat hij je kapot wil maken? In Franstalig België zegt ook de PS nu non tegen elke institutionele hervorming. Zij is communautair nog de meest inschikkelijke partij, kun je nagaan.
Er schuilt dan ook een zekere wanhoop in de verklaringen van De Wever. Het besef daalt in dat de kansen op een grote, onderhandelde staatshervorming verkeken zijn. Mede door de N-VA zelf, in 2009, in 2014, in 2020. Wie naar de politieke kaart kijkt, ziet dat die trein gepasseerd is: de hefbomen van PS en N-VA zijn gewoon te klein geworden. Wat rest, zijn schimmige vergezichten over een nieuwe ‘coup van Loppem’. Maar ook dat vergt de discrete vereniging van alle politieke krachten. Niet bepaald een rol waarin Bart De Wever de voorbije twintig jaar heeft uitgeblonken.
Zo blijft alleen de politieke marketing over. Een debat over een weinig waarschijnlijke staatshervorming heeft het grote voordeel dat niet gepraat hoeft te worden over de niet onaanzienlijke bevoegdheden die de Vlaamse Gemeenschap nu al heeft. Het lijkt wel een institutioneel piramidespel. Door telkens de aandacht te verleggen naar de eis van toekomstige bevoegdheden wordt het gesprek vermeden over wat Vlaanderen nu al vermag. Geen toeval dat PS-voorzitter Paul Magnette als de hond van Pavlov reageert op de ideeën van De Wever. Ook hij heeft verdraaid goede redenen om de focus weg te halen bij de actuele staat van het gewest waar zijn partij, op enkele korte pauzes na, al veertig jaar de politieke verantwoordelijkheid opeist.
Voorbij de grootspraak dringt de vraag zich stilaan op wat nu precies de politieke erfenis is van Bart De Wever. Hij is inmiddels bijna twintig jaar partijleider en de belangrijkste Vlaamse politicus van zijn tijd. Het palmares oogt onevenwichtig. Als opinieleider bepaalde en bepaalt hij de toon van het debat, als tacticus wist hij zijn partij op te stuwen naar de top. Maar telkens als de verantwoordelijkheid in de nationale politiek riep, heeft De Wever zich gebukt, zelfs ondanks eerdere beloftes. Het blaadje met verwezenlijkingen en beleid is al die tijd leeg gebleven.
Ligt dat aan al die anderen, of aan de politicus die die anderen voortdurend kapot wil?
Lees ook
Walter Zinzen over het confederalisme van Bart De Wever: ‘Het falen van de Belgische staat is ook de schuld van N-VA’
Professor Dave Sinardet: ‘Met de beste wil van de wereld valt geen empirisch bewijs te vinden voor de stelling dat confederalisme de treinen op tijd zou doen rijden’