AnalysePolitiek
‘Het gaat al snel over wat voor een stom, vort wijf je bent’: worden vrouwen weggejaagd van het partijvoorzitterschap?
Met het aangekondigde vertrek van Meyrem Almaci (Groen) verdwijnt de laatste vrouwelijke solo partijvoorzitter uit de Belgische politiek. Dat werpt een complexe vraag op. Waarom is het voorzitterschap een mannenstiel?
“Het zijn trieste tijden voor vrouwen aan de top van de politiek.” Die analyse maakte oud-Open Vld-voorzitter Gwendolyn Rutten na het aangekondigde afscheid van Meyrem Almaci, acht jaar voorzitter bij Groen. Van de twaalf partijen die bij de nationale verkiezingen in 2019 een zetel binnenhaalden, is er nog maar eentje waar een vrouw mee aan het roer staat: Ecolo. En dan nog staat Rajae Maouane meestal in de schaduw van haar covoorzitter Jean-Marc Nollet.
Op het eerste gezicht zou je denken dat vrouwelijke politici nochtans niet te klagen hebben. In het federaal parlement bezetten ze 42 procent van de zitjes. In de Vivaldi-regering zijn de ministersposten fiftyfifty verdeeld. Belangrijke departementen als Binnenlandse Zaken, Energie en Defensie worden nu gerund door vrouwen. Iets hogerop, in het kernkabinet, is de balans wel minder in evenwicht: Petra De Sutter (Groen) en Sophie Wilmès (MR) moeten er opboksen tegen zes mannen.
Nog ongemakkelijker wordt het als je naar de absolute machtsposities kijkt. In de Belgische politiek zijn dat traditioneel de partijvoorzitters. Mensen zoals Almaci, Bart De Wever (N-VA) of Georges-Louis Bouchez (MR) staan in de hiërarchie boven ministers, vicepremiers en in sommige situaties zelfs boven de premier. Zij leggen de kaarten. Dit selecte kransje is binnenkort, op Maouane na, volledig mannelijk.
Toxische cultuur
Dat is voor alle duidelijkheid niet nieuw. België kende pas in 1977 haar eerste vrouwelijke partijvoorzitter: wijlen Antoinette Spaak (FDF). Daarna volgden nog twaalf anderen, met onder meer Mieke Vogels (Groen!), Caroline Gennez (sp.a) en Marianne Thyssen (CD&V). Maar de vrouwelijke afwezigheid valt wel op in een tijd waarin partijen luider dan ooit de emancipatie van de vrouw bepleiten. Alsof dat discours maar een dun laagje vernis is dat door Almaci’s vertrek werd weggeschraapt. Maar is dat zo?
Je zou kunnen stellen dat de vijver om uit te vissen nu eenmaal kleiner is. De feminisering van de politiek is een recente trend die van onderuit groeit. Doorstoten naar de top vergt tijd. “Dat is een politieke logica: hoe minder posten er zijn, hoe harder er om gevochten wordt”, zegt politicoloog Carl Devos (UGent). Anderzijds is de tijd waarin het voorzitterschap een bekroning was van een lange carrière voorbij. Er zijn nu ook snelle tickets naar het voorzitterschap, zoals bij Conner Rousseau (Vooruit), Tom Van Grieken (Vlaams Belang) of Joachim Coens (CD&V).
Zelf wijst Almaci op de “toxische cultuur” tegenover partijvoorzitters, die nog een graadje erger zou zijn tegenover vrouwen. De bagger die dagelijks over haar wordt uitgestort is vergelijkbaar met wat eerder Gwendolyn Rutten en Zakia Khattabi overkwam. Rutten trad haar daarin bij in De afspraak: “Zeker als vrouw gaat het zelden over de inhoud. Dan gaat het over hoe je iets gezegd hebt, welke kleren je droeg, of wat voor een stom, vort wijf je bent.”
Online haat
Worden vrouwen inderdaad harder gekapitteld? De meningen daarover lopen uiteen. Ook Egbert Lachaert (Open Vld) kreeg er de voorbije maanden bijvoorbeeld stevig van langs, inclusief aanvallen op zijn privéleven. Carl Devos: “Ik ken mannelijke partijvoorzitters die de bagger óók niet meer normaal vinden. Al kan ik me voorstellen dat er als vrouw – zeker met allochtone roots – nog een laag seksisme en racisme bovenop komt.”
Een onderzoek van de Universiteit Utrecht en De Groene Amsterdammer in Nederland toonde vorig jaar aan dat meer dan 10 procent van alle tweets gericht tegen vrouwelijke politici haat of agressie bevatte. Daarbij kregen jongere vrouwen, vrouwen van allochtone origine of met een islamitische achtergrond het extra zwaar te verduren.
Los daarvan lijkt een van de sleutels ook bij de vrouwen zelf te liggen. Want ieder voorzitterschap begint natuurlijk met een kandidatuur. Toen er in 2019 na Wouter Beke bij CD&V een machtsvacuüm ontstond, waren zes op de zeven kandidaten man. Ook bij Groen circuleren voorlopig enkel namen van mannen. Terwijl iemand als Petra De Sutter of Elke Van den Brandt wel een aanzienlijke kans op slagen zou hebben.
Aarzeling
Vanwaar die aarzeling? Volgens sommige waarnemers zouden de aanslag op het privéleven en het mentale welzijn, de harde confrontatiestijl en de constante ‘gevechtsmodus’ meer vrouwen dan mannen afschrikken.
“Al spelen er vooral impliciete vooroordelen mee”, denkt Karen Celis, professor politieke wetenschappen (VUB). “Onderzoek toont aan dat leiderschapskwaliteiten sneller worden gezien bij mensen die dezelfde eigenschappen hebben als leiders uit het verleden. In dit geval: hoogopgeleide, blanke mannen.”
Ook vrouwen hebben hier last van. Dat is belangrijk om weten voor partijen, want een kandidatuur komt zelden uit de lucht vallen. Eerst worden mensen gepolst en gemotiveerd, zodat het zaadje in hun hoofd wordt geplant. Celis: “We weten uit onderzoek dat vrouwen net iets meer motivatie nodig hebben, omdat de stap naar het leiderschap voor hen groter is. Het is dus niet fout om te weten dat je hen iets explicieter zal moeten aanspreken.”
De conclusie van the last woman standing Maouane? “Vrouwen, wees moedig. En mannen, wees niet bang om vrouwen een plaats te geven.”