NieuwsPolitiek
Extreemrechts vormt ‘ernstige bedreiging voor instellingen’
De opkomst van extreemrechts vormt ‘wel degelijk een ernstige bedreiging voor onze instellingen’. Dat staat te lezen in een aanvullend rapport van het Comité I, het comité dat toezicht uitoefent op de inlichtingendiensten, dat Belga kon inkijken. Het rapport werd door de Kamer gevraagd na een omstreden interview van Serge Lipszyc, voorzitter van het Comité I, in het magazine ‘Wilfried’.
Eind oktober gaf Lipszyc een aantal opvallende uitspraken in een interview met 'Wilfried'. Zo vroeg hij zich openlijk af het sommigen niet goed uitkwam dat de verdwenen extreemrechtse militair Jürgen Conings niet werd gevonden.
“Mocht Jürgen Conings Mustapha hebben geheten, dan zouden de zaken anders gelopen zijn, denk ik. Een aantal elementen laten toe te geloven dat er in verschillende lagen van de Belgische staat een wil aanwezig is om extremistische bewegingen, met name extreemrechts, te bevoordelen”, aldus de topman van het Comité I.
Lees ook:
Wat weten we over de huiszoekingen bij militairen? ‘De spil is een neo-nazistische 21-jarige militair’
In datzelfde artikel doet Lipszyc ook een aantal uitspraken over het mogelijke gevaar van extreemrechts binnen het leger, zoals: "Er zijn andere extreemrechtse militairen die een meer directe bedreiging vormen. Ik denk dat er binnen Defensie zelf structuren zijn die extremistische militairen cultiveren. Het gangreen, de sclerose groeit.”
‘Dreiging bestaat wel degelijk’
In een aanvullend rapport aan de Kamer bevestigt het Comité I nu dat die bedreiging wel degelijk bestaat, al kan het comité de parlementsleden niet meer informatie geven omdat het gaat om geclassificeerde informatie en de parlementsleden (nog) geen veiligheidsmachtiging hebben om die informatie in te kijken. “Tot op heden, mits vergissing, heeft geen enkel lid van de vaste Commissie gevraagd om over een veiligheidsmachtiging te beschikken”, luidt het.
Volgens de voorzitter van het Comité I zal het bijkomende verslag ‘teleurstellend’ zijn voor de parlementsleden, maar zijn de mogelijkheden waarmee hij concrete informatie aan de parlementsleden kan verstrekken beperkt door de wetgever zelf: “De democratische controle zou uiteraard worden vergemakkelijkt indien de voorzitter van het Vast Comité I het recht zou hebben openlijk te spreken met het parlementaire orgaan dat hem controleert.”
Toch is de conclusie van het rapport duidelijk: “De elementen, cijfers en zelfs concrete voorbeelden maken het mogelijk om, zelfs zonder het geheim van informatie of het geheim van het beraad of het beroepsgeheim te schenden, te staven dat er wel degelijk een ernstige bedreiging bestaat voor onze instellingen, zoals reeds vele malen is gezegd en geschreven in vorige verslagen”.