Essay
De waarheid bestaat wél (maar ze doet er niet toe)
Mogen politici liegen? Het is een vraag die de laatste tijd vaak opduikt. Het antwoord is natuurlijk: nee, liever niet, politici moeten de waarheid spreken. Maar bestaat die wel, de waarheid? En zoja, schieten we er iets mee op in het politieke debat? Een verhaal over alternatieve feiten, linkse naïviteit en rechts cynisme.
Het Nederlands is een werkwoord rijker, en het zou wel eens een blijvertje kunnen zijn. Trumpen. Johan Leman lanceerde het vorige zaterdag in deze Zeno. Trumpen, legde de vroegere voorzitter van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding uit, is “denken dat je wegkomt met iets waarvan elke verstandige mens weet dat het niet klopt”.
Trump denkt dat namelijk. Als hij bijvoorbeeld beweert dat er meer volk op zijn inauguratie aanwezig was dan op die van Barack Obama, terwijl zelfs een kind kan zien dat het tegendeel waar is, dan houdt hij toch voet bij stuk. Of als hij beweert dat er meer kiesmannen voor hem stemden dan voor alle andere presidenten sinds Ronald Reagan, terwijl iedereen kan opzoeken dat zowel Barack Obama als George Bush er veel meer haalden, dan geeft hij geen krimp en zegt hij dat het er toch bijzonder veel waren.
Liesbeth Homans en Zuhal Demir, Vlaams minister en federaal staatssecretaris voor de N-VA, deden een dikke week geleden iets vergelijkbaars. Bij hun regelrechte aanval op Unia, de opvolger van het centrum-Leman trouwens, gebruikten ze cijfers en feiten die door Ben Segers, een ijverige medewerker van de SP.A-studiedienst, in een handomdraai konden worden weerlegd en doorgeprikt. Het klopt niet, zoals Homans beweerde, dat van de erkende vluchtelingen 47 procent analfabeet is. Het klopt evenmin, zoals Demir bij hoog en laag beweerde, dat Unia obsessief bezig is met de discussie over Zwarte Piet. Ook een aantal andere uitspraken bleken uit de lucht gegrepen. Toch kwamen er geen excuses van de excellenties, integendeel: de toon van hun aanval werd nog verscherpt.
Homans deed het eerder al met de armoedecijfers. Trumpen. Toen ze beweerde dat de cijfers uit 2014 aantonen dat haar beleid werkt, hoewel dat helemaal niet kan, dacht ze ook dat ze daarmee wegkwam. Hoewel iedereen meteen kon zien dat het een flater van jewelste was, hield ze voet bij stuk. Het was naar aanleiding van die uitschuiver dat Johan Leman het werkwoord ‘trumpen’ aan onze woordenschat toevoegde. Als we het voortaan met z’n allen gebruiken, staat het straks in Van Dale. Ik trump. Jij trumpt. Hij trumpt. Er zal in de aanloop naar de verkiezingen nog flink worden getrumpt.
Knullige leugens
Dingen zeggen die niet kloppen: daar bestaat een woord voor dat allang in Van Dale staat. Liegen. Verschillende commentaarschrijvers, onder wie collega Bart Eeckhout in deze krant en filosoof Patrick Loobuyck op deredactie.be, vroegen zich af of dat zomaar kan in de politiek, tegenwoordig: glashard liegen en dan gewoon verder doen alsof er niets aan de hand is. Loobuyck verwees ook naar Jan Jambon, nóg een N-VA-excellentie die ooit iets zei waarvan tot dusver niemand een bevestiging kon vinden: dat er na de aanslagen van 22 maart vorig jaar moslims hebben gedanst. “Politici die liegen, dienen daar hard op aangesproken te worden”, schreef Loobuyck. “Zeker als die leugens worden ingezet om het maatschappelijk wantrouwen te vergroten en mensen nog meer tegen elkaar op te zetten. Verantwoord besturen en liegen of feiten verdraaien gaan echt niet samen.”
Zo is dat. In een democratie horen politici idealiter de waarheid te spreken. Het is niet verboden om je te vergissen, dat doet iedereen weleens, maar fouten toegeven en rechtzetten is een kwestie van goed fatsoen. Dat deed Theo Francken, partijgenoot en federaal collega van Jambon en Demir, onlangs toen diezelfde ijverige SP.A-medewerker hem op een fout cijfer wees. “Ik had mij vergist en heb het rechtgezet”, liet Francken hem op Twitter weten. “Goed opgemerkt. Je houdt ons scherp. Bedankt daarvoor.”
Op het eerste gezicht lijkt het merkwaardig dat Homans en Demir het slimme voorbeeld van Francken niet hebben gevolgd. Met een rechtzetting koop je krediet, als je volhardt in de boosheid, lijd je doorgaans gezichtsverlies. Denken dat je wegkomt met iets waarvan iedere verstandige mens weet dat het niet klopt, is zielig. Toen Homans zich met die armoedecijfers in de penarie werkte, vond Leman dat zelfs “ontroerend”.
Als ik even advocaat van de duivel mag spelen: ik had ook wel een beetje te doen met Homans en Demir. Niet met Jambon, want dat van die dansende moslims was een vileine beschuldiging. Maar de leugentjes van Homans en Demir leken mij aanvankelijk niet vilein, maar veeleer knullig. Demir verwarde Unia domweg met het Minderhedenforum (dat wél een nogal fors standpunt innam over Zwarte Piet ) en Homans had haar cijfers blijkbaar niet aandachtig bekeken. De dames hadden zich slordig of niet voorbereid.
Zelfs met Trump heb ik de voorbije weken al een paar keer compassie gehad. Het kan mij eerlijk gezegd weinig schelen hoeveel volk er juist aanwezig was bij zijn inauguratie. En liegen over het aantal kiesmannen dat je hebt behaald, is natuurlijk niet fraai, maar toch minder erg dan liegen over de massavernietigingswapens van Saddam Hoessein, om een alibi te creëren voor een oorlog die de hele planeet in lichterlaaie heeft gezet. Als zijn minister van Justitie Jeff Sessions meineed heeft gepleegd over zijn contacten met de Russen, dan is dat uiteraard een staatszaak, maar in vergelijking met George W. Bush is Donald J. Trump tot dusver maar een kwajongen. En van de achterdocht waarmee onder meer CNN vandaag Trump bekritiseert, was bij de inval in Irak weinig te merken.
Ieder zijn feiten
Het Engels is sinds kort ook een woord rijker. Oxford Dictionaries vond ‘post-truth’ zelfs hét woord van 2016. En we worden er nog altijd voortdurend mee om de oren geslagen. Feiten, zo luidt het, doen er niet meer toe in de politiek. De Britse populist Nigel Farage en zijn kornuiten voerden campagne voor de brexit met klinkklare leugens en Kellyanne Conway, woordvoerster van Donald Trump, had het over ‘alternative facts’ toen ze de verkeerde volkstelling van haar baas tijdens zijn inauguratie verdedigde.
Wat vroeger de boutade was over meningen, geldt vandaag voor feiten. Iedereen heeft het recht op een eigen werkelijkheid. U hebt uw feiten, ik heb de mijne. En de mijne zijn even waardevol en zelfs even waar als die van u. Zie ook: het krimpende vertrouwen in experts. U hebt uw experts, ik heb de mijne. En de mijne, enzovoorts. Toen ik afgelopen woensdag in het Beurskafee met hem debatteerde over wetenschap en kunst, zette ook schrijver Yves Petry zich op dat standpunt: al die feiten en die cijfers en die experts, hij heeft er zijn buik van vol. De waarheid bestaat immers toch niet.
Dat Petry zich tot op zekere hoogte aansluit bij het wereldbeeld van Kellyanne Conway, hoeft niet noodzakelijk te verbazen. Er zijn wel meer schrijvers en filosofen in de links-progressieve hoek die de waarheid een overroepen concept vinden en graag minnetjes doen over de wetenschappelijke zoektocht naar inzicht en kennis. Vandaag doet vooral de rechterzijde alsof waarheid relatief is, vroeger was dat het voorrecht van links. Wat links jarenlang heeft beweerd, dat de waarheid niet bestaat, krijgt het vandaag als een boemerang terug. Sommigen zien daarin de ironie van de geschiedenis aan het werk.
Mark Elchardus, bijvoorbeeld. In zijn column in De Morgen legde hij onlangs het verband tussen de liegende populisten anno 2017 en het postmodernisme dat de voorbije veertig jaar lelijk heeft huisgehouden aan onze universiteiten. Dat postmodernisme was links van politieke oriëntatie, maar heeft volgens Elchardus mee het bedje gespreid voor rechtse post-truthers. “De populariteit die postmodernistische beweging bleef beperkt tot wat academici en de studenten die zij in de war brachten”, schreef hij. “Maar ze droeg bij aan een klimaat van onzekerheid over de grondslagen van kennis.” Ook filosoof Filip Buekens legde gisteren in deze krant uit dat hij een link ziet tussen ‘het postmoderne gezwam’ van de voorbije decennia en ‘de alternatieve feiten’ van Kellyanne Conway.
De linkse afrekening met de waarheid begon in de jaren zeventig, toen dat zogenaamde postmodernisme werd gelanceerd door Franse filosofen als Michel Foucault en Jacques Derrida. Zij stelden het grote project van de moderniteit – verlichting, ratio, wetenschap, waarheid! – fundamenteel ter discussie. De waarheid was maar een constructie van de machthebbers, en altijd relatief. In navolging van die analyse grepen minderheden de kans om ook hún waarheid op te eisen – dat maakt het postmoderne project zo links, het wilde een emanciperende kracht zijn voor achtergestelde groepen: vrouwen, etnische minderheden, holebi’s. In navolging van Friedrich Nietzsche, de Duitse oervader van het postmodernisme, zeggen zij: “Er zijn geen feiten, alleen interpretaties”.
En nu wordt het interessant. Vandaag zegt ook de conservatieve rechterzijde dat. Neem nu Joachim Pohlmann, orkestmeester van de N-VA en columnist van deze krant. Ook hij is een volgeling van Nietzsche. Zo schreef hij onlangs: “De werkelijkheid die wij ervaren is steeds een interpretatie. Het is niet de objectieve werkelijkheid. Mocht dat wel zo zijn, dan zouden we allemaal hetzelfde waarnemen en denken. En dat doen we niet. Ideeën bepalen hoe wij de werkelijkheid zien. En ideeën kunnen veranderen, waardoor ook de interpretaties van die werkelijkheid kunnen veranderen.”
Dat brengt ons terug bij de leugentjes van Homans en Demir. Het was Pohlmann zelf die, met een column, de aanval op Unia inzette. Met als bedoeling, heel simpel: onze visie op het gelijkekansencentrum fundamenteel veranderen. Werd Unia vroeger beschouwd als de verdediger van slachtoffers van discriminatie, dan moet het voortaan gezien worden als de voortrekker van klagende allochtonen. Die boodschap, die nieuwe ‘interpretatie’ moest in de markt worden gezet. En dat is ook gelukt. Dat de bijbehorende feiten niet klopten, doet er niet toe. Homans en Demir hebben hun werk gedaan.
Argumenten gezocht
De gelijkenis die Elchardus en Buekens signaleren, is treffend. Maar is het echt dát wat er aan de hand is? Doet conservatief rechts vandaag wat postmodern links altijd heeft gedaan? De waarheid in twijfel trekken en zo een gloednieuwe werkelijkheid creëren? Zijn Kellyanne Conway en Liesbeth Homans de Michel Foucaults en Jacques Derrida’s van deze tijd? Leggen zij een bom onder ons vermogen om de wereld te kennen?
Ik denk eerlijk gezegd van niet. Er is een hemelsbreed verschil tussen wat postmodern links altijd heeft gedaan en wat conservatief rechts vandaag doet. Kort samengevat: links is naïef, rechts is cynisch. De postmodernisten geloofden écht dat de waarheid relatief is, dat wetenschappelijke objectiviteit niet bestaat. De hedendaagse conservatieven weten wel beter. Kellyanne Conway weet ook wel dat Donald Trump loog over die inauguratie, net zoals Zuhal Demir en Liesbeth Homans ongetwijfeld heel goed weten dat ze ernaast zaten. Alleen vertikken ze het om dat gewoon toe te geven. Dat is knullig, maar ook sluw.
Aan hun leugentjes ligt geen filosofische visie op de fundamentele onkenbaarheid van de realiteit ten grondslag, zoals bij de postmoderne brigade, maar keihard en onversneden cynisme. Laat ik proberen om die controversiële stelling een beetje te onderbouwen.
Rechts weet dat de waarheid wel bestaat. Alleen weet rechts óók dat die waarheid er in een debat vaak helemaal niet toe doet. Rechts is in dat opzicht niet alleen cynischer, maar ook gewiekster dan links. Dat de wetenschappelijke waarheid in een debat vaak irrelevant is, is namelijk een – jazeker: wetenschappelijke waarheid.
Het is een cruciaal inzichten uit de sociale psychologie. Auteurs zoals Daniel Kahneman (in Ons feilbare denken) en Jonathan Haidt (in The Righteous Mind) kunnen dat bijzonder helder uitleggen. De mens is geen strikt rationele redeneermachine die eerst alle feiten en argumenten op een rijtje zet, om zich op basis daarvan een mening te vormen. Nee, de mens is een moreel en emotioneel wezen dat vaak gewoon de feiten en argumenten kiest die het beste bij zijn mening passen. Wat in ons kraam past, noteren we. Wat niet in ons kraam past, negeren we. En die ‘we’, dat zijn wij allemaal.
Vandaar de blijvende verdeeldheid. De harde kern van links zal uit de Unia-debatten onthouden dat Demir en Homans logen over de feiten en de cijfers – dat past namelijk in hun kraam. Rechts zal uit die debatten onthouden dat Demir en Homans gelijk hadden om Unia eens ferm terecht te wijzen – dat allochtonen eens wat minder moeten klagen, past namelijk in hún kraam. Dat maakt een politiek debat zo vermoeiend: ideologische tegenstanders wisselen eigenlijk geen argumenten uit, maar verdedigen de eigen groep. Zogenaamde discussies zijn verbale stammenoorlogen. “We verbinden ons in groepjes waarvan de leden een moreel verhaal met elkaar delen”, schrijft Jonathan Haidt in The Righteous Mind. “Zodra we ons dat morele verhaal eigen hebben gemaakt, worden we blind voor de tegenargumenten. Moraliteit verbindt en verblindt.’
Rechts is zich daarvan bewust. Er zijn uiteraard uitzonderingen, maar over het algemeen zijn rechtse politici beter in het bespelen van de menselijke natuur. Linkse politici liegen ongetwijfeld evenveel als hun rechtse collega’s, maar die laatsten begrijpen beter dat ze daar makkelijk mee wegkomen. Door, desnoods dwars tegen de cijfers en feiten in, de morele boodschap met overtuiging te blijven herhalen. Als die morele boodschap ‘waar’ is – lees: juist aanvoelt – doen de feiten er voor de achterban niet meer toe. De kans is zelfs groot dat ook velen ter linkerzijde na de aanval van de N-VA Unia voortaan met andere ogen zullen bekijken. Er blijft toch altijd wel iets hangen.
De twee methodes
Nee, dus. De alternatieve feiten van conservatief rechts zijn niet het spiegelbeeld van de relatieve waarheden van postmodernistisch links. De postmodernisten dachten echt dat de waarheid niet bestaat. En zij vergisten zich: de waarheid bestaat wél. De aarde draait rond de zon, in een gesloten systeem neemt de entropie altijd toe, mens en chimpansee hebben gemeenschappelijke voorouders, u bent een artikel uit De Morgen aan het lezen en 17 procent van de erkende vluchtelingen heeft problemen met lezen en schrijven.
De waarheid bestaat, maar soms is ze irrelevant. In de politiek, bijvoorbeeld. Daarom kan een politicus het zich permitteren om af en toe eens flink te trumpen – waarmee ik bedoel: hij zal er niet noodzakelijk kiezers mee verliezen. Zolang de morele boodschap en de bijbehorende ideologie maar goed zitten, zijn de feiten niet zo belangrijk. Worden wij overspoeld door vluchtelingen? Nemen de moslims het straks over? Hangen mensen met een migratieachtergrond het slachtoffer uit? Voor velen voelt het zo aan, hoezeer de feiten het ook tegenspreken.
Dat is het fundamentele verschil tussen de wetenschappelijke en de politieke methode. De wetenschappelijke methode is ontworpen om, stap voor stap, de waarheid over deze wereld te vinden. De politieke methode is ontworpen om, kiezer per kiezer, de geesten te veroveren. Wetenschappers willen gelijk hebben, politici willen gelijk krijgen. En wie denkt dat rechts vandaag beter is in gelijk krijgen dan links, heeft volkomen gelijk.