InterviewMarleen De Saegher
Marleen De Saegher: ‘Pas sinds Oekraïne is er massale belangstelling voor wat Bruno doet. Dat was voor ons de grootste shock in februari’
Terwijl we met zijn vrouw Marleen De Saegher (53) koffiedrinken in Boechout, is Bruno Beeckman (54) naar een optreden van Status Quo in Nederland. De journalist gaat er even stoom afblazen na zijn derde trip door Oekraïne sinds het begin van het conflict eind februari. Straks komt er vast nog een vierde keer, maar dat zijn zorgen voor later. Marleen is er betrekkelijk gerust in: ‘Ik heb al honderden keren in overlevingsmodus gezeten.’
Ik wil graag beginnen met een favoriete uitspraak van Bruno’s vader: ‘De grootste wereldproblemen ontstaan…’
Marleen De Saegher: “‘...omdat mensen niet thuis kunnen blijven.’ Dat zei hij vaak. Zijn vader was een groot thuisblijver. Hij was verzekeringsagent, de voorzichtigste mens die je je kunt inbeelden. Uiterlijk gaat Bruno steeds meer op hem lijken, maar tegelijk is de zoon zo ongelofelijk anders dan de vader.”
Geen zittend gat?
De Saegher: “Nee. Dan is hij amper vijf minuten thuis na een opdracht van een paar weken en springt hij alweer op zijn skateboard (lacht). Dat is Bruno.
“En toch houdt hij ook van het huiselijke. Thuis, dat is voor hem waar ik ben. Waar ter wereld we ook wonen, in Moskou, Genève, Thessaloniki of Boechout, ik ben de veilige haven waar hij altijd graag naar terugkeert. Omdat ik hier de boel recht houd, het huishouden laat draaien en er ben voor onze kinderen Rosanne (24), Maxim (22) en Matteo (18), kan hij overal ter wereld verslag gaan uitbrengen.”
Dat doet hij intussen al dertig jaar. Hij reist naar conflictgebieden – Afghanistan, Sarajevo, Tsjetsjenië, Irak – maar net zo goed verslaat hij het Eurovisiesongfestival of een voetbalwedstrijd.
De Saegher: “Pas nu, sinds Oekraïne, is er massale belangstelling voor wat hij doet. Dat was voor mij en de kinderen de grootste shock in februari. Opeens hing iedereen aan de telefoon: het VRT-journaal, Radio 1, jullie van Humo… Op sociale media kreeg ik berichten van oud-collega’s van Bruno’s vader: ‘Mevrouw, wij denken aan u.’ Dat was goedbedoeld, maar het maakte ons ongerust: schatten wij het risico nu verkeerd in?”
Wie kan je op zo’n moment geruststellen?
De Saegher: “Ik ga altijd af op Bruno. Als hij zegt dat het oké is, probeer ik het nieuws verder zoveel mogelijk buiten te sluiten. De tv en de radio gaan uit. De oorlog zit al genoeg in dit huis sinds 24 februari. Ik ga dat niet nog eens extra opzoeken.
“Als hij ginder is, ben ik constant stand-by. Dan belt hij me elke ochtend en elke avond voor een kort verslag: ‘Het is een goede nacht geweest, het luchtalarm is maar twee keer afgegaan.’ Eerst ging hij nog bij elk luchtalarm schuilen in de kelder. Na een tijd niet meer, maar zo ken ik hem.”
Toen hij in februari als een van de enige journalisten achterbleef in Kiev, moet je toch even gedacht hebben: moet dit nu écht?
De Saegher (lacht): “Ik weet nog dat ik vriendinnen schreef: ‘Er is er weer eentje die de tegenovergestelde richting uitgaat van de rest.’ Maar ik zou Bruno nooit willen tegenhouden. Dit is zijn vak en hij is er goed in. Hij heeft elf jaar in Rusland gewoond, hij kent de taal, de geschiedenis. Hij móét daar zijn en ik steun hem. We zijn laatst nog samen een kogelvrij vest gaan kopen. Zijn vorige had hij ergens in Polen achtergelaten. Hij heeft dat nieuwe vest vervolgens één keer aangehad. Hij neemt het eerder mee om ons gerust te stellen dan dat hij het zelf een noodzaak vindt. Ik begrijp het wel, dat ding weegt vijf kilo. Er zijn al collega’s doodgeschoten mét zo’n vest aan. Dat er in het groot PRESS op staat, kan van hem net een doelwit maken.
“Ik laat de keuze aan hem: hij voelt daar wel aan wat het beste is. Het is nooit goed om op de doemberichten in het nieuws af te gaan. Dat heb ik geleerd toen Bruno en ik nog in Moskou woonden. In 1998, toen de roebel instortte en het land in een diepe crisis belandde, kopte de BBC: ‘Queues and chaos in the streets of Moscow!’ Niks te merken van die zogezegde rijen of chaos als ik rond me keek op straat. Ze zeiden dat het in Rusland overleven was. Mensen wilden me bijna boterhammen met kaas opsturen omdat ze dachten dat we zonder eten zaten. Oké, je had een dagtaak aan boodschappen doen, maar honger hebben we nooit geleden.
“Pas op, ik bén al ongerust geweest. Die keer toen Bruno een paar dagen van de radar was verdwenen in Belgrado. De Balkanoorlog was het gevaarlijkst: de vijand was niet te herkennen. Overal zaten er snipers. Dat was schoten horen, wegduiken achter een auto en hopen dat je niet werd geraakt. Bruno was de bergen ingevlucht. Terwijl ik alleen met onze dochter, toen nog een baby, in Moskou zat, kreeg ik telefoon van Dirk Verhulst, zijn toenmalige baas bij EBU Moskou (European Broadcasting Union, red.): ‘Niet ongerust zijn, Marleen. We zijn Bruno even kwijt, maar over een paar dagen duikt hij wel weer op.’ Ach, ik heb al honderden keren in overlevingsmodus gezeten. Want als zoiets gebeurde, ging ik niet hysterisch gillen. Dan deed ik gewoon voort. Ik kon ook niet anders: íémand moest het melkpoeder voor de baby gaan zoeken aan de andere kant van de stad.”
VERLIEFD OP SUPERMAN
De Saegher: “Ik merk wel dat ik nu, op deze leeftijd, meer stilsta bij dingen die me vroeger evident leken. Nu ik ’s nachts weleens wakker lig als een van de kinderen nog niet thuis is, moet ik dikwijls aan mijn moeder denken. Wat moet zij gedacht hebben toen haar dochter opeens zei: ‘Ik vertrek naar Rusland, dá-haag’?”
In 1997 ben jij Bruno achterna gereisd naar Moskou. Vier jaar hebben jullie er gewoond.
De Saegher: “Ik zou bij hem op bezoek gaan. Tot hij opeens zei: ‘Waarom blijf je niet?’ Ik wist dat ik alles zou moeten opgeven – mijn job, mijn appartement, mijn auto – maar ik voelde meteen: ik ga dit doen. Op dat moment waren we al tien jaar met elkaar bezig.”
Volgens jullie kinderen hadden jullie een knipperlichtrelatie.
De Saegher: “Af, aan, af, aan was het niet. Onze relatie was altijd blijven sluimeren, ook al was Bruno meteen na zijn studies vertaler-tolk naar Rusland getrokken. Telkens wanneer hij weer eens in België was, zagen we elkaar.”
Toen jullie een koppel werden, waren jullie amper 17 en 18.
De Saegher: “Piepjong waren we. We leerden elkaar kennen via een gemeenschappelijke vriend. Eerst bekeken we elkaar argwanend. Hij was wat meer alternatief, luisterde naar new wave en punk, was al een keer blijven zitten. Ik zag er wat gewoner uit, dus dacht hij dat ik een braaf bezebolleke was, met twee speldjes in haar haar.
“Tot we, ik weet het nog goed, een keer een discussie over euthanasie hadden onder vrienden. Toen was dat allemaal nog erg controversieel, maar Bruno en ik deelden luid dezelfde mening. Vanaf toen zagen we elkaar anders: ‘Tiens, die is precies toch interessant.’ Het begin van de vonk.”
Viel jij op rebellen?
De Saegher: “Ja. Rond mijn 10de was ik verliefd op Superman. Ik viel op nerdy types – Bruno had toen ook een bril – die zich ontpopten tot bad boy. Een rebel met hersenen, daar had ik het wel voor.
“Allebei waren we enorm nieuwsgierig naar de wereld. Als kind leerde ik het woordenboek vanbuiten en droomde ik ervan om in een ander land te wonen.”
Maar na je studies ging je werken in het familiebedrijf.
De Saegher: “Mijn ouders waren net een steenhandel begonnen. Ik heb er zeven jaar gewerkt. Na de middelbare school had ik interesse om psychologie te gaan studeren, maar dat kon niet in Antwerpen en er was geen geld om op kot te gaan. Mijn ouders hadden hulp nodig in de zaak, dus een korte studie leek me beter. Ik heb public relations gestudeerd in Brussel, in het Frans. Duits heb ik geleerd door drie maanden bij een familie in Wenen te logeren, en in avondschool heb ik Italiaans opgepikt. Net zoals bij Bruno waren talen mijn ding.
“Omdat we nog zo jong waren, gunden we elkaar vooral de vrijheid om uit te zoeken wat we wilden. Een geluk, denk ik nu. Anders hadden we nu misschien met wrok gezeten. Ik kan weleens zuchten: waarom kan hij nu niet gewoon voor een bank werken en elke avond thuiskomen? Als ik dat vroeger zei, antwoordde mijn vader: ‘Maar jij kunt niet met een bankbediende samen zijn. Jij wilt iemand met wie je bergen kunt beklimmen.’ Ik heb er nochtans echt naar gezocht, ben zelfs een keer verliefd geworden op iemand anders, maar bij niemand had ik het gevoel dat Bruno me gaf. Telkens als we elkaar zagen, voelde het als thuiskomen.”
Vonden je ouders het meteen goed toen je alles achterliet en naar Moskou trok?
De Saegher: “Ze hebben me nooit tegengehouden. Ze zagen ook wel hoe gedreven ik was. Mijn broers zaten intussen ook in de zaak, het was niet dat ik hen helemaal alleen liet.
“Voor mijn moeder moet het niet makkelijk zijn geweest. Opeens zat haar dochter mijlenver van haar vandaan. Je deed er toen een halfuur over om met de telefoon contact te leggen met Moskou. Een visum voor Rusland te pakken krijgen duurde twee weken. En dan werd haar dochter ook nog eens zwanger in Moskou. Twee keer zelfs.”
Maar geen van je kinderen is er geboren.
De Saegher: “Nee. Toen ik zes maanden zwanger was van Rosanne, was er een kleine complicatie. Ze hebben me in een ambulance gestopt en zonder boe of ba naar een Russisch staatsziekenhuis gereden, waar ik tien dagen moest blijven. Dan ben je pas écht in Rusland geweest. Bij het binnenkomen word je volledig van je identiteit gestript: je geeft je kleren en juwelen af en wordt afgespoten in een douche. Zo komen er geen ziektes binnen, redeneren ze. Ik kwam er op een slaapzaal met veertig vrouwen en twee verpleegsters terecht. Onder elk bed hing een zak aan een lang touw. Af en toe kwam een van de echtgenoten aan het raam en lieten wij zo’n zak naar beneden. Zo kregen we wat extra eten, anders was het alleen ziekenhuispap. Ik verstond niks van het medische Russisch. Twee keer per dag kregen we allemaal een inspuiting, maar ik wist niet eens waarmee. Achteraf bleek het magnesium te zijn. Dat moest de contracties tegenhouden, maar die had ik helemaal nog niet. Mijn dochter is geboren met haar ogen wagenwijd open (lacht).
“Zodra ik daar weg mocht, wist ik: ik ga in België bevallen. Ik wilde mijn man bij mij aan het kraambed. Ginder zijn mannen er niet welkom. (Verwijtend) ‘Jullie hebben al genoeg gedaan’, dat is de teneur. In Rusland draait alles rond de moeders. De matrioshka is er heilig. Het is een heerlijk land om kinderen te krijgen. Kwam ik in de supermarkt met Rosanne, dan wilde iedereen haar vasthouden en kon ik rustig mijn boodschappen doen. Ik heb met haar nooit in een rij moeten wachten.”
Zijn Bruno en jij in Rusland getrouwd?
De Saegher: “Nee, hier in Boechout. We woonden toen een jaar samen in Rusland. Het was een zalig feest, met veel Russen en Oekraïeners die speciaal waren overgevlogen. Jan Leyers is komen zingen – ik heb nog met het gezin Leyers in hetzelfde huis gewoond voor ik naar Moskou vertrok.
“Vóór mijn vertrek had ik een minimum aan Russisch geleerd. Het was behelpen. Om niet in het foute toilet te belanden, keek ik eerst uit welke deur er een man kwam, en dan nam ik de andere. Op de metro kon ik de namen van de haltes niet lezen, dus leerde ik de kleur van de tegels vanbuiten.”
Als wat voor volk leerde jij de Russen kennen?
De Saegher: “Russen zijn familiemensen. Ze zijn poëtisch, belezen en vriendelijk. Maar het leven is er ook ruw. Binnen is het ’s winters warm en gemoedelijk, maar buiten is het koukleumen. Ik ben met Rosanne naar Moskou gevlogen toen ze zes weken was – Bruno zat intussen in Belgrado voor de oorlog. Het was min 30. Ik moest wachten tot het opwarmde tot min 15 vóór ik met de baby naar buiten mocht. Min 30 is echt te koud voor een boreling.”
Hoe doen de Russische moeders dat dan?
De Saegher: “Die hebben allemaal hun eigen moeder bij zich. Zij is de baas in huis. Dat was voor mij het moeilijkst: de Russinnen hadden hun baboesjka, ik had niemand. Moest ik de ondergrondse nemen, dan kon ik door het ijs op de trappen niet naar beneden met de buggy. Ik ben onmiddellijk overgeschakeld op een draagdoek. De Russen hadden het daar niet voor: slecht voor je rug.
“Moest ik melkpoeder gaan zoeken, dan hield ik een taxi tegen. Altijd een Volga – een Lada was te klein voor de buggy. Dan gaf ik Rosanne even aan de chauffeur, probeerde ik de alcohollucht te negeren en plooide ik zelf de buggy op: daar had geen enkele chauffeur verstand van. Toen Rosanne haar eerste prikjes moest krijgen, ging ik op zoek naar een dokter. En dan maar hopen dat die het juiste zou inspuiten. In Moskou heb ik geleerd om op mijn instinct te vertrouwen.”
Je hebt nooit de telefoon gepakt: ‘Bruno, kom nú naar huis’?
De Saegher: “Nee. Ik moest het zelf zien te redden. Ik heb alles genezen met poepkeszalf. Altijd rustig blijven en poepkeszalf smeren (lacht).”
VRIENDELIJKE RUSSEN
Bruno heeft weleens nostalgie naar het vroegere Rusland: ‘Ik ben een van de weinige mensen die openlijk zal vertellen dat hij ontzettend van de Sovjet-Unie hield.’
De Saegher: “Niet dat we voorstanders zijn van het communisme, maar de Russen hadden toen wel zekerheid. Ze konden het gezellig maken met weinig. Misschien is een mens dan wel aangenamer dan wanneer hij veel heeft en altijd druk-druk in de weer is.
“Tegelijk was er veel luiheid, ook ná de Sovjet-Unie. Ik ging Russisch volgen op een school die nog van de KGB (geheime dienst van de Sovjet-Unie, red.) was geweest. Even voordien was ik de Wolga afgevaren, van Moskou naar Sint-Petersburg. Ik verbaasde me over de groene oevers, die er allemaal onbewerkt bij lagen. Er was geen koe, geen schaap, geen gewas op te zien. Ik vroeg aan mijn leraar Russisch hoe dat kwam. Hij antwoordde laconiek: ‘Ze wachten nog altijd op een telefoontje van de staat.’ Als de staat niet belde – ‘Nú moet je zaaien, nú oogsten’ – gebeurde er niets. Zelf initiatief nemen deden ze al jaren niet meer, met als gevolg dat ze het waren verleerd.”
Poetin doet vandaag hard zijn best om westerlingen als zedeloze duivels af te schilderen. Hoe keken de Russen naar jou?
De Saegher: “We zijn nooit negatief bejegend. Integendeel, we werden met open armen ontvangen. Omdat we tussen de gewone Russen woonden en niet in een of andere residentie voor expats, noemden ze me zelfs nash, ‘één van ons’. Ik reed er niet met een dure auto en had geen chauffeur. Ik hield taxi’s tegen net als iedereen, en elke dag maakte ik een praatje met het vrouwtje dat groenten verkocht op de hoek van de straat.
“Wat er nu gebeurt, is zo zonde. Het vijandige beeld dat we hebben van de Russen, krijg je de komende generaties niet meer weg. Voor mij heeft Rusland altijd bij Europa gehoord. Hun orthodox-christelijke cultuur heeft veel weg van de onze. Ik heb er nooit het gevoel gehad dat ik me erg moest aanpassen. Dat had ik eerder in Griekenland, waar de kinderen ’s middags niet mochten buitenspelen omdat ze dan mesimeri – siësta – hadden, en ’s avonds tot middernacht opbleven in plaats van te gaan slapen. Het is ook veel meer een land van macho’s.”
Zijn de Russen dan geen macho’s?
De Saegher: “Ik vind van niet. Ze zien er misschien wat bruut uit – ik vond het ook nooit mooie mannen – maar ze waren altijd vriendelijk en behulpzaam.
“Bruno heeft nog contact met Russische vrienden en collega’s. De meningen zijn verdeeld: sommigen zijn vertrokken. Naar India, bijvoorbeeld. De vraag is of ze ooit kunnen terugkeren. We kennen één gezin dat is uiteengereten door de oorlog: de vader en de ene dochter zijn vertrokken, de moeder en de andere dochter zijn gebleven. Wat doe je als moeder als je kind niet meewil?
“Er zijn ook collega’s met wie Bruno altijd goed heeft samengewerkt, die het nu heel moeilijk hebben om toe te geven dat hun land fout bezig is. Ze zeggen vlakaf: ‘Poetin zal z’n redenen wel hebben. Als het leger me oproept, ga ik.’ Wat valt er dan nog te zeggen? Bruno heeft daar lang begrip voor opgebracht, maar nu hoor ik hem toch vaak vloeken: ‘Wanneer gaan ze het eindelijk inzien?’ Hoe kun je, met alle sociale media, nog altijd niet de leugen van de waarheid onderscheiden? Komt dat door het underdoggevoel dat ze hebben overgehouden aan zeventig jaar Sovjet-Unie: ‘Iedereen heeft het altijd op ons gemunt’?
“Toen ik er woonde, merkte ik daar nochtans niet veel van. Ik vond het eerder fiere mensen. Klagers, dat wel. Toen ik mijn buurvrouw vertelde dat de politie ’s nachts op mijn deur had staan bonken, en ik niet had durven opendoen omdat ik alleen was met de baby, jammerde ze: ‘Koshmar! Wat een nachtmerrie!’ Ik dacht: kun jij nu niks opbeurends zeggen? Tegelijk is het hun sterkte: ze gedijen gewoon. Na een tegenslag slaan ze een wodka achterover en gaan ze verder.”
Sinds het bloedbad in het Oekraïense Boetsja weten we ook weer tot wat voor gruweldaden ze in staat zijn.
De Saegher: “Boetsja heeft Bruno erg geraakt. Het was een keerpunt. Sindsdien heeft hij het moeilijk om de Russen nog te vergeven, om te geloven dat de diplomatie nog soelaas kan bieden in dit conflict.”
Hij is niet iemand die makkelijk vertelt over de gruwel die hij heeft gezien.
De Saegher: “Uit zelfbescherming, denk ik. Ik vraag er ook niet naar. Als hij thuiskomt, zie ik hem ontspannen en denk ik: dát heeft hij nu nodig.
“Een goede vriend van ons, Jon Steele, een Amerikaanse schrijver met wie Bruno verschillende oorlogen heeft verslagen, is tijdens de Rwandese genocide gevangengenomen. Hij werd in een kamer gezet waar iedereen één voor één werd onthoofd. Ze gingen gewoon het rijtje af, maar stopten net bij hem. Hij hield er een ernstige posttraumatische stressstoornis aan over en heeft nu een assistentiehond die op zijn ademhaling let en hem kalmeert: echt indrukwekkend, hoe fijngevoelig dat beestje is. Bruno heeft geen PTSS, maar toen ik die hond zag, dacht ik: eigenlijk is dat de functie die ik vervul voor Bruno. Ik waak over hem zoals die assistentiehond.”
STABIELE FACTOR
De Saegher: “Dat Rusland een harde politiestaat is, heb ik zelf ook gevoeld. Wanneer Bruno aan een officiële instantie meldde dat hij een tijd naar het buitenland moest en dat ik alleen zou blijven in het appartement, dan was het antwoord: ‘Jaja, dat weten we.’ De staat weet alles. In september 1999 werden in Moskou verschillende bomaanslagen gepleegd op flatgebouwen. Er vielen toen een driehonderdtal doden en meer dan duizend gewonden. Waren het de Tsjetsjenen? Waren het de Russen zelf, die zo de geesten probeerden te doen rijpen voor de Tweede Tsjetsjeense Oorlog: wie zal het zeggen? Moskou liep leeg, iedereen vluchtte naar z’n datsja. Ik zat natuurlijk weer alleen in onze flat. De babyfoon in de keuken pikte constant de communicatie van de politie op. Geen idee wat ze zeiden, maar die militaire stemmen in huis waren heel akelig. De dreiging was constant.”
In vergelijking daarmee was Zwitserland, jullie volgende stop, een verademing.
De Saegher: “Het was makkelijker. Mooi land, praktisch ingestelde mensen, maar Rusland was veel boeiender. De Zwitsers zijn héél punctueel. Na vijf jaar waren we er niet meer gelukkig. Bruno werkte lange dagen, maar vooral op het kantoor van de EBU. De sleur dreigde erin te sluipen, maar we vonden het nog te vroeg om terug te keren naar België. Bruno nam de wereldbol, gaf er een flinke draai aan en ik zette mijn vinger. Zo zijn we in Griekenland beland. We gingen er net buiten Thessaloniki wonen. Huiswerk maken op het strand, vis roosteren, alles op blote voeten… Zo’n leven hadden we. En Bruno werkte vooral in het naburige Kosovo, dat in die tijd op weg was naar de onafhankelijkheid.”
Jullie kinderen werden al het verhuizen na een tijd wat beu, vertelden ze in hun Jonge Leeuwen-interview aan Humo.
De Saegher: “Rosanne vroeg op een dag: ‘Waarom mogen alle kinderen in hun eigen land wonen en wij niet?’ Kort daarna zijn we naar België teruggekeerd. Toen we vier jaar in Griekenland woonden, hadden we de keuze: ofwel blijven – maar dan zouden onze kinderen Grieks worden en er niet meer weg willen – ofwel terug naar België. We besloten het hier te proberen. Bruno en ik hadden tot dan nog nooit samengewoond in België.
“Ik vond het spannend om de kinderen hier naar school te sturen. Iedereen leek te denken: oei, zullen ze het niveau op school wel halen? Zal hun Nederlands wel goed genoeg zijn? Maar die kinderen spraken vier talen! Waarom beschouwen we dat niet als een rijkdom?
“Toen ik hier als vrijwilliger begon les te geven aan anderstalige nieuwkomers, merkte ik hetzelfde. Ik had kinderen uit Syrië, Turkije, Italië… in mijn groep. Ik vroeg hen altijd welke talen ze al kenden en dan feliciteerde ik hen: ‘Drie? Dat is geweldig!’ Dan zag je ze opgelucht ademhalen: oef, eens iemand die níét de nadruk legt op dat Nederlands dat we nog niet kennen. Hier gaat het veel sneller over wat je níét kunt.”
Waren er nog Belgische gewoontes die je opvielen?
De Saegher: “Het klinkt misschien cru, maar het leek wel alsof elk kind hier naar de logopedist gaat. De ratrace is enorm. Vraag je iemand om af te spreken, dan krijg je een hele agenda doorgestuurd: ‘Ik moet dan daar zijn en dan daar…’ Maar ik hoef jouw drukke agenda toch niet te kennen? Hier geldt vooral: je travaille, donc je suis. In andere landen voelde ik dat veel minder. Dan vraag ik me af: als we als maatschappij minder op tweeverdieners teerden, zouden er dan niet minder kinderen op de wachtlijsten staan voor psychologische hulp?
“Toen ik pas in Moskou woonde, heb ik nog een tijd columns geschreven voor De Morgen. Ik ben ook een keer een reportage gaan maken over de typische keelgezangen in Siberië. Maar zodra er kinderen kwamen, hebben Bruno en ik er bewust voor gekozen dat ik de stabiele factor zou zijn in hun leven. Ik heb het geluk gehad dat ik voltijds met mijn kinderen kon bezig zijn. Want zo zie ik het: als een geluk.”
Je hebt niet het gevoel dat je veel hebt moeten opofferen?
De Saegher: “Ik héb dingen moeten opgeven. De vraag is alleen: is dat erg? Was ik niet met Bruno getrouwd, dan had ik misschien een eigen zaak uit de grond gestampt. Het commerciële ligt me wel. Maar ik heb wel twintig jaar kunnen reizen, ik heb in vier landen gewoond. Dat heeft me zoveel geleerd. Voor mij was dat de universiteit van het leven.
“Het valt me wel op dat ik vooral in België die vraag krijg: ‘En… wat doe jij?’ (Zucht) Tja, hoe moet ik dat nu gaan uitleggen? Hier ben ik maar gewoon een huismoeder, terwijl ik in het buitenland het gevoel had dat ik meedraaide in een geheel. Die les heb ik ooit van een collega van Bruno gekregen. ‘Bruno kan alleen doen wat hij doet’, zei hij, ‘omdat jij thuis klaarstaat voor alles en iedereen.’ Komt er breaking news binnen, dan hoeft Bruno maar z’n koffer te pakken en weg is hij. Als ik de hele tijd zou tegensputteren – ‘En ik dan?’ – had hij zijn carrière kunnen vergeten. Wij zijn een hecht team.”
Lees ook
Oorlogscorrespondenten Joanie de Rijke en Bruno Beeckman: ‘Ik zou de Russen aanraden om nú te vertrekken’
‘Pas deze zomer besefte ik hoe getraumatiseerd hij moet zijn’: de kinderen van oorlogsreporter Bruno Beeckman
Heeft jullie relatie nooit geleden onder Bruno’s frequente afwezigheden?
De Saegher: “Eigenlijk niet. Zolang het voor het werk is, heb ik er geen moeite mee als hij weer eens weg moet. Zelfs als we net op het punt staan naar een feest te vertrekken of een skipiste af te dalen.
“En ik moet toegeven: ik vond het zelf ook leuk. Aankomen in Griekenland bij 40 graden, Bruno meteen weg voor een opdracht, en dan in mijn eentje gaan zoeken tussen 250 verhuisdozen waar de papfles zit. Of de weg naar de nieuwe school proberen te vinden, terwijl de Griekse verkeersborden voor mijn ogen dansen en de chauffeurs zes rijvakken maken waar er eigenlijk maar twee zijn. Dat avontuur pakken ze me nooit meer af.”
Voor Bruno loert het volgende avontuur al om de hoek.
De Saegher: “Wellicht trekt hij binnenkort terug naar Oekraïne. Eerst dacht men dat de oorlog in de winter zou stilvallen, maar nu lijken de Oekraïners toch de vlucht vooruit te kiezen, en denken ze zelfs dat ze de Russen tegen de lente van hun grondgebied zullen kunnen schoppen. We zullen zien. Ik waag me niet aan voorspellingen. Maar Bruno is ervan overtuigd dat de Russen Kiev opnieuw gaan aanvallen met een enorme troepenmacht.
“Hij keert terug in putje winter, wanneer de gevolgen van het Russische energieterrorisme het hardst voelbaar zijn. Wat zullen de Oekraïners doen als de elektriciteit uitvalt? Daar mikken de Russen op. Wij zijn het gewoon dat er altijd wel ergens een lichtje brandt, maar zonder elektriciteit is het buiten pikdonker en zie je geen hand voor ogen. Bruno vertelde me dat hij in Charkiv een keer uit een banja, een Oekraïense sauna, kwam en zijn zaklamp was vergeten. Hij heeft voorbijgangers moeten vragen of hij met hen mocht meelopen. Voor de zekerheid heb ik laatst ook zaklampen gekocht.”
Vrees jij dan dat we hier ook black-outs krijgen?
De Saegher: “Dat komt ervan, als je met een journalist samenwoont. Heb ik ze niet nodig, des te beter. Ik heb ook altijd vijfliterflessen water in de kelder staan. Voor het geval dat.”
Bruno is nu 54. Hoelang denkt hij deze job nog te doen?
De Saegher: “Ik heb het hem laatst nog gevraagd: ‘Ga jij dit echt tot je 65ste volhouden?’ We zien wel. Wij zijn geen planners, gaan liever op ons gevoel af. Vinger op de wereldbol en springen.”
© Humo