ReportageOekraïne
Er dreigt een verloren generatie in Oekraïne – maar niemand die het ziet
In Oekraïne krijgen veel leerlingen nauwelijks nog fysiek onderwijs, omdat scholen alleen mogen lesgeven aan het aantal leerlingen waarvoor ze plekken in schuilkelders hebben. ‘Ik ken genoeg kinderen die verkommeren.’
De 14-jarige Nazar en Sonya slenteren stilletjes met zijn tweeën tussen de kapotgeschoten flatgebouwen. Het vriest, hun school is dicht, want de elektriciteit is weer eens uitgevallen. Hun ouders zijn niet thuis, die werken. En om nu alleen in het donker in hun flat te blijven zitten, daar hadden ze weinig zin in. Dus zochten ze elkaar op, en lopen ze hier, in de sneeuw, in hun buurtje in Borodjanka, een voorstad van Kiev.
Vanochtend hadden ze even onlineles, vertelt Nazar diep weggedoken in zijn capuchon. 25 minuten, Oekraïens. “Eigenlijk heb ik het vooral uitgezeten. De meester ziet het toch niet en zonder klasgenoten is er weinig aan.” Sonya knikt. “Waar zouden we het ook voor doen?”, zegt ze. “Er is niet eens een eindtoets en of we ooit naar de universiteit kunnen gaan, is nog maar de vraag”, zegt ze schouderophalend. “We gaan liever lopen.”
Kinderen zoals Sonya en Nazar zijn er veel in Oekraïne. Ze hangen rond op straat, schoppen tegen steentjes, of zitten hele dagen binnen achter de tv of spelcomputer, als er tenminste stroom is. Het onderwijs in Oekraïne hapert. Zo’n 40.000 docenten zijn gevlucht sinds het begin van de oorlog. Rond de 1,2 miljoen Oekraïense kinderen zijn gevlucht naar EU-landen en volgen daar onderwijs.
In Oekraïne kan op veel plekken geen fysiek onderwijs plaatsvinden, omdat scholen alleen mogen lesgeven aan het aantal leerlingen waarvoor ze plekken in schuilkelders hebben. Naar schatting een kwart van de openbare scholen is volledig overgeschakeld naar online-onderwijs. Dit geldt bijvoorbeeld voor scholen in voormalig bezette gebieden – zoals de school van Nazar en Sonya –, scholen dicht bij de Russische of Wit-Russische grenzen en scholen die zijn beschadigd door raketten of artillerievuur.
Luchtalarm
Net zoals elders tijdens coronalockdowns is ook hier gebleken dat niet alle kinderen, en hun ouders, even goed kunnen omgaan met onderwijs op afstand. Bij sommigen gaat het redelijk. Bijvoorbeeld bij Oksana Levkovska (41) en Dmitri Zhuchenko (43) in de woonkamer, in een buitenwijk van Kiev. Hun tweeling Katya en Aleks (8) zit vrolijk achter hun tafeltje in de woonkamer sommen te oefenen. “Welcome to our house, do you want coffee?”, dreunen ze op, terwijl de ouders – kapper en elektricien – trots toekijken.
Ook Katya en Aleks hebben nauwelijks fysieke lessen. De regel op hun school is dat de lessen niet doorgaan als voor 9 uur ’s ochtends het luchtalarm is afgegaan of als de elektriciteit uitvalt, vertelt Levkovska. Dat betekent dat de tweeling in november bijna niet naar school ging. Als de elektriciteit het deed, kregen ze onlinelessen. Zo niet, dan gaven hun ouders Oksana en Dmitri de tweeling les. “Dat was niet gemakkelijk”, zegt Dmitri. “Katya wilde haar sommen vaak niet doen en Aleks had grote moeite met het uit zijn hoofd leren van Oekraïense gedichten.”
De tweeling heeft het geluk dat hun ouders hun werktijden flexibel kunnen indelen. En dat ze genoeg geld bijeen konden sprokkelen om te investeren in privélessen Engels. “Ik was bang dat ze elkaar anders in de haren zouden vliegen”, zegt Levkovska, terwijl ze hoofdschuddend toeziet hoe de kinderen hun rat Boris achtervolgen (‘genoemd naar Boris Johnson’). “Ik ken genoeg kinderen die verkommeren. Kinderen die de hele dag alleen thuis zijn omdat hun vader aan het front is en moeder werkt. Heel deprimerend als je erover nadenkt. Maar het is natuurlijk ook oorlog.”
Die laatste opmerking is veelzeggend. Hoewel docenten en ouders in individuele gesprekken hun zorgen uiten, is geen sprake van een publiek debat over het online-onderwijs. Als je mensen vertelt hoe er in West-Europa zorgen waren over een verloren generatie door corona, lachen ze hier besmuikt. Als je corona en de oorlog bij elkaar telt, hebben sommige kinderen hier al tweeënhalf jaar thuisonderwijs.
Vrouwenzaak
“Ik snap niet dat ouders zich niet bozer maken”, zegt Julia Tsibilska (35). Zij runt een privéschool in Krementsjoek en maakt zich grote zorgen. “Kinderen hebben sociale contacten nodig. Via een scherm leren ze niet voldoende. En moeders accepteren alles maar, omdat het oorlog is.”
Tsibilska is een opvallende verschijning in de provinciestad ten oosten van de Dnipro. Jong, vrouw, ondernemer en niet bang om haar mening te geven. Als wij haar spreken, komt ze net terug van een regionale conferentie over de economie in oorlogstijd. Op die conferentie heeft ze meerdere politici proberen te overtuigen van het belang van fysiek onderwijs. “Maar zonder succes.”
Dat komt doordat Oekraïne een conservatief land is, waar onderwijs als vrouwenzaak wordt gezien, vermoedt Tsibilska. Op dit moment gaat alles over de oorlog en gaat al het geld daarnaartoe. Als ouders zich al uitspreken, doen ze dat niet publiekelijk omdat ze geen kritiek willen geven op de overheid in oorlogstijd. Een grote fout, vindt de ondernemer. “Het is niet alleen voor de kinderen belangrijk dat de scholen opengaan, ook voor de economie. Het zijn de vrouwen die nu de kinderen opvangen. Terwijl de inflatie torenhoog is en vrouwen juist aan het werk zouden moeten gaan.”
Bovendien werkt het online-onderwijs de ongelijkheid in de hand. Alleen de rijkeren kunnen privé-onderwijs betalen. Een jaar op een privéschool kan wel zo’n 5.000 tot 10.000 euro per kind kosten, terwijl het gemiddelde maandsalaris in Oekraïne maar rond de 300 euro ligt.
In de privéschool Horodok – niet die van Tsibilska – zie je hoe die ongelijkheid eruitziet. In dit smetteloze gebouw zijn de kinderen vanaf 7:30 uur welkom en ze kunnen tot 19 uur worden opgehaald. De kinderen krijgen geschiedenis, Oekraïens, rekenen, muziekles en karate, en er is een veilige schuilruimte voor als het luchtalarm gaat, vertelt manager Valentina Jurivna trots, terwijl ze de deur opendoet voor een vrolijke moeder in dure kleren die haar zoontje aflevert. Het jongetje hangt zijn jas op en rent gauw naar zijn vriendjes.
Getraumatiseerd
Voor Sonya en Nazar in Borodjanka is dat een andere wereld. Hun ouders hebben geen geld voor privé-onderwijs, vertellen de pubers. Of geen ruimte om erover na te denken. Hun buurt is begin dit jaar bezet geweest door de Russen en ze zijn in de zomer pas weer teruggekeerd in hun flats, vertellen ze. Zijn moeder maakt zich wel zorgen over het onderwijs, vertelt Nazar. “Ze wil misschien verhuizen naar familie in Zhitomir, waar kinderen wel naar school gaan, maar mijn vader weigert. Hij is allang blij dat we eindelijk terug zijn en wil niet meer weg.” Sonya schudt haar hoofd. “Eigenlijk is iedereen vooral getraumatiseerd hier. Mensen worden soms boos om niets.”
Als ze gevraagd worden naar hun dromen voor de oorlog, zijn de kinderen een lange tijd stil. Ze kijken elkaar aan, wat versuft om deze vraag, die zo ver van hun werkelijkheid afstaat. Dan vertelt Nazar met een klein lachje dat hij vroeger in de logistiek wilde werken, net als zijn vader, die vrachtwagenchauffeur is. Maar sinds februari denkt hij vooral aan een carrière in het leger, “hoewel mijn opa daar anders over denkt”. Sonya kijkt naar haar schoenen. “Dromen, dat woord alleen al”, zegt het meisje. “Sorry, ik weet echt niet wat ik hierop moet antwoorden.”