ReportageDorp in Oekraïne
Dansen om de oorlog te vergeten: ‘Russischtalige boeken recycleren we hier tot wc-papier’
‘Als je thuiszit, hou je het niet vol.’ De inwoners van Horodnja, in het noorden van Oekraïne, komen sinds het begin van de oorlog zo vaak als mogelijk samen. In het cultuurhuis zingen en dansen ze zichzelf moed in. ‘Russischtalige boeken recycleren we tot wc-papier.’
De Oekraïense krijgswet windt er geen doekjes om: grote feesten zijn verboden in de grenszone met de vijand. Maar kijk eens wat er naar binnengaat in het cultuurhuis van Horodnja, een dorp op een kanonschot afstand van het drielandenpunt met Rusland en Wit-Rusland: vier gitaren, drie verkleedkoffers, verscheidene flessen wijn, tientallen borden met kaas, salami en augurken. En daar komt de lokale geluidstechnicus, het zangkwartet, de dansclub.
Het bestuur van het cultuurhuis heeft zijn kans schoon gezien. Het is 9 november en dat is zowel de dag van de cultuurwerker als de dag van de Oekraïense taal en literatuur. De wetshandhavers moeten toch begrijpen dat echte patriotten zo’n eerbiedwaardige dag niet zwijgend kunnen laten passeren?
Voor de vorm heeft het bestuur de gasten bijeengeroepen op het aanvangstijdstip van het landelijk dictee der Oekraïense taal, een evenement waar de autoriteiten veel gewag van hebben gemaakt. Bij binnenkomst krijgt iedereen pen en papier in de handen gedrukt. Niet dat het dictee werkelijk ten gehore gebracht gaat worden. Daar lijkt niemand ook voor gekomen, getuige de jurken en parfumwolken in de zaal.
Sinds het begin van de oorlog grijpen de inwoners van Horodnja, een dorp in het uiterste noorden van Oekraïne, iedere mogelijkheid aan om samen te komen. Want als er iets is dat ze op de been houdt, dan is het wel samenzijn.
‘Als je thuiszit, hou je het hier niet vol’, zegt Valentina Iljas, directeur van het cultuurhuis en al jaren de vaste presentator van alle feesten en partijen in het dorp. Ze heeft voor de gelegenheid haar witte blazer en een feestelijke halsketting uit de kast gehaald.
Een grote bijeenkomst in de zaal van het cultuurhuis, dat is lang geleden. Maar hoe nostalgisch het gezicht ook is van gasten die zich neervlijen op de groen gestoffeerde klapstoelen, het is ook schrikken. Want nu wordt in een oogopslag wel erg zichtbaar wat er dit jaar is veranderd in het dorp. Zo zitten er alleen maar vrouwen in de zaal.
Oekraïne is dit jaar aangevallen op een wijze die Europa niet meer voor mogelijk hield sinds de Tweede Wereldoorlog. Via een invasie midden in de nacht, van drie kanten tegelijk, met honderdduizenden soldaten die zich weinig aantrekken van het humanitair recht.
Zoals in elke oorlog beklijven de namen van de zwaarste slagen en bruutste moordpartijen. Marioepol. Boetsja. Maar om te begrijpen hoe Oekraïne als land verandert door de Russische invasie, moet je op andere plekken kijken.
Horodnja ligt tussen de maïsvelden, bestaat uit geverfde huisjes versierd met houtsnijwerk en had voor de oorlog 11.000 inwoners. Hoeveel mensen er nu nog wonen, weet niemand. De helft? Misschien twee derde? Het dorp was in elk geval, net als honderden andere dorpen die in de eerste dagen werden bezet, te klein en strategisch van te weinig belang om te verdedigen.
Russische militairen trokken op de eerste dag binnen en stopten niet eens – ze reden met hun lange konvooi meteen door naar Kiev, dachten ze. Veertig dagen later doorkruisten ze het dorp weer, de andere kant op, achtervolgd door het Oekraïense leger. Cosmetisch gezien kwam Horodnja de bezetting vrijwel ongeschonden door. Alleen aan de rand van het dorp is er een krater van een raket, zijn wat huizen beschadigd en staan nog een paar gesmolten Russische pantservoertuigen. Maar vanbinnen is geen huis meer hetzelfde.
Valentina Iljas heet de gasten welkom vanaf het podium en zegt dat het dictee nog even op zich laat wachten. “Laten we beginnen met een muzikaal optreden.” De zaal applaudisseert.
Iljas is, wat ze noemen, een oorlogsbruid. Het goud om haar ringvinger voelt nog zo nieuw dat ze er regelmatig aan draait. Ze was kort voor de oorlog gaan samenwonen met Roman, toen hij nog die galante taxichauffeur was die haar tijdens een ritje had versierd. Met de invasie kwam het aanzoek. Iljas: “Hij zei: ‘Het is tijd om onze relatie op papier vast te leggen. We moeten zorgen dat je verzekerd bent.’”
Ze trouwden toen Roman een paar dagen verlof kreeg van zijn bevelhebber. Meteen na hun flitsbruiloft in oktober – er was net genoeg tijd voor trouwfoto’s bij het meertje buiten het dorp – vertrok Roman weer naar Bachmoet, al maanden de zwaarst bevochten stad in de Donbas. De dag van de cultuurwerker is Romans vijfde dag op een plek die Oekraïners ‘lijn nul’ noemen: de voorste linie aan het front. “Aan de telefoon probeert hij de zaken zo uit te leggen dat ik me geen zorgen maak”, zegt Iljas. “Maar op de achtergrond kan ik de knallen horen.”
Als je de telefoontjes van de mannen van Horodnja moet geloven, gaat alles goed. Dan komen ze allemaal heelhuids terug.
Joeri Vorona belde zijn moeder op de dag van de inval en zei: “Maak je niet druk, mama, ik kom snel thuis.” Na de dood van zijn vader, die op jonge leeftijd verdronk, had Joeri zijn moeder beloofd dat hij er altijd voor haar zou zijn. Toen hij nog met een rugzakje naar de basisschool ging, vertelde hij zijn moeder al dat hij haar nooit alleen zou laten.
Wat hij op 24 februari niet tegen zijn moeder zei, was dat hij zich ging melden bij het rekruteringsbureau in Tsjernihiv, de provinciehoofdstad waar veel jongeren uit Horodnja naartoe verhuizen als ze het huis uit gaan. Tsjernihiv was wél van strategisch belang, gelegen op de weg naar Kiev, en te groot om te laten vallen. De 25-jarige Joeri, bokskampioen van de provincie en regelmatig werkend in de bouw in Engeland en Polen om zichzelf en zijn moeder uit de armoede te houden, kreeg voor het eerst van zijn leven een automatisch geweer in handen.
Zijn vriendin probeerde hem nog tegen te houden en had zijn schoenen verstopt. Maar Joeri zei tegen haar: “Als je niet zegt waar mijn schoenen zijn, ga ik op blote voeten. Ze vermoorden ons en onze kinderen. Ik ga me niet verschuilen als een lafaard.”
Op momenten dat het even rustig was op zijn verdedigingspost net buiten Tsjernihiv, pakte Joeri zijn telefoon. Vanachter de zandzakken belde hij zijn moeder om snel te zeggen dat alles goed ging met hem. Ze was bezorgd omdat ze zoveel Russische legervoertuigen langs haar huis zag rijden in de richting van Tsjernihiv. De grond onder haar voeten trilde ervan.
Op dag 12 van de invasie was Joeri dood. Gewond geraakt na een schot van een tank en daarna in zijn hals en hart geschoten. Een van zijn strijdmakkers vertelde Joeri’s moeder op de rouwbijeenkomst dat Joeri nog op de tank had geschoten, dat hij had gevochten als een leeuw.
Tsjernihiv viel niet. Mede daardoor viel Kiev niet. En dus leeft Oekraïne nog.
Joeri’s moeder is er vandaag niet bij in het cultuurhuis. Al haar wegen leiden naar het graf van Joeri. “Met de dood van mijn zoon is mijn leven gestopt”, zegt ze. “Ik ben er nog wel, maar ik leef niet meer.”
Drie vrouwen in klederdracht hossen over het podium onder een grote Oekraïense vlag. Ze zingen volksliedjes. De vrouwen in de zaal klappen met z’n allen mee, zoals ze dat voor de oorlog ook deden.
De meeste Oekraïners geloofden niet dat Rusland werkelijk zou binnenvallen. De inwoners van Horodnja al helemaal niet, zegt Svitlana Tomasj, de verslaggever van de dorpskrant die op de eerste rij zit. Tot dit jaar schreef ze over zaken als de aardappeloogst, nu schrijft ze necrologieën over jonge dorpsgenoten. (Na het feest zal ze erachter komen dat iets ten noorden van Horodnja een vrouwelijke grenssoldaat is omgekomen door een Russische mortiergranaat en een bericht over haar schrijven.)
Rusland en Wit-Rusland werden hier ‘zussen’ genoemd. Op het drielandenpunt, 25 kilometer buiten het dorp, staat een monument met de naam ‘Drie Zussen’, als teken van verbroedering tussen de drie Slavische volkeren. De meeste inwoners van Horodnja zijn opgegroeid in de Sovjet-Unie en hebben familie over de grens. “Dit was een dorp met een Sovjet-mentaliteit”, zegt Tomasj. “Dat is totaal veranderd.”
Die verandering ging snel. Eigenlijk was alles al anders na het zien van Russische tanks en het horen van gevechtsjagers. Ze gingen allemaal richting Tsjernihiv, de stad waar veel inwoners kinderen hebben wonen. Tomasj, moeder van twee dochters: “Toen we de eerste bommen hoorden neerkomen, begrepen we: ze gaan onze kinderen vermoorden.”
In Horodnja werd het bestuur overgenomen door gewapende Russen met zwarte bestelbussen. Er kwam verzet op gang onder de bevolking, zo vertellen inwoners en dat is te zien op foto’s. Op 9 maart, de geboortedag van Taras Sjevtsjenko, de bekendste Oekraïense schrijver, gingen zo’n vijftig inwoners met Oekraïense vlaggen de straat op. Een oudere man versperde met zijn fiets de weg voor een Russische tank en kreeg hulp van dorpsgenoten – de tank moest omrijden. Mensen hingen borden op met pijlen richting Tsjernihiv en de tekst: ‘Ruslands weg naar de hel’.
“De Russen waren verbaasd dat we ze niet verwelkomden, maar ze hebben ons niet mishandeld”, zegt Tomasj. “Ze zeiden: ‘Jullie hebben geluk dat wij hier zitten.’ Wij begrepen dat toen niet. Maar we waren afgesloten van de buitenwereld en wisten niet wat er op dat moment gebeurde in ander bezet gebied, zoals Jahidne en Boetsja.”
Samenzijn, het helpt Tomasj om te verwerken wat er in haar land gebeurt. Om sterk te blijven. Maar om samen te komen moet je wel inventief zijn in de grenszone. Wegens de vrees voor een nieuw Russisch winteroffensief gelden er speciale regels. Zo moeten alle scholen binnen 40 kilometer van de grens dicht blijven. De leerkrachten van de dorpsschool in Horodnja hebben daar wat op gevonden: als ze klaar zijn met onlinelessen, gaan ze als vrijwilligers straten en parken vegen – zo kunnen ze toch samen zijn.
Een ander obstakel voor het samenkomen: veel dorpsgenoten zijn ver weg. Leerkrachten zeggen dat de helft van de gezinnen met kinderen is gevlucht naar andere plekken in Oekraïne of Europa. Maar er zijn ook inwoners die de andere kant op zijn gevlucht. Naar Rusland of Wit-Rusland. Sommigen zijn inmiddels weer teruggekeerd naar hun huis in Horodnja. Ze zijn er vandaag niet bij in het cultuurhuis.
“Ze zeggen dat ze het recht hadden om bang te zijn”, zegt Olena Jatskova, de cultuurwethouder van Horodnja. “Maar als het dorp altijd voor je heeft gezorgd, heb je geen recht om naar de vijand te vluchten.”
Nee, niet iedereen hoort er meer bij in Horodnja. Nog een groep die er niet meer bijhoort: lezers van Russischtalige boeken. In de dorpsbibliotheek, ook gevestigd in het cultuurhuis, worden de boeken met stapels tegelijk uit de kasten gehaald – het zijn er nogal wat, aangezien de meeste inwoners van Horodnja gemakkelijker Russisch lezen dan Oekraïens. Bij de uitleenbalie hangt een poster met de tekst: ‘Russisch boek, geef je over’.
“Als we mensen Russische boeken geven, zeggen we ‘ja’ tegen Rusland”, zegt Jatskova, de cultuurwethouder. “Maar we gaan de boeken niet verbranden. We laten ze recyclen tot wc-papier. De opbrengst investeren we in schuilkelders.”
De rigoureuze afrekening met alles wat afkomstig is uit Rusland, is pijnlijk voor sommigen. De 22-jarige Katja Smal, die op hakken het podium betreedt om een Oekraïenstalig popliedje te zingen over een droom waarin Oekraïne de Russen heeft verdreven, schreef voor de invasie nog liedjes in het Russisch. Ze verkocht haar muziek zelfs in Rusland. Ze heeft er nu spijt van, maar tot afgrijzen van haar moeder zegt Katja soms medelijden te hebben met Russische soldaten. “Zij hebben ook niet voor deze oorlog gekozen”, zegt ze. “Ze zijn gewoon in zombies veranderd door hun regering.”
Ze schrok toen haar vader in een videogesprek uitviel tegen hun eigen familieleden in Wit-Rusland. “Hij zei tegen ze: kom maar niet naar Oekraïne. Dan keren jullie niet meer levend terug.”
Dat gesprek vond plaats toen haar vader twee weken verlof had van het front, afgelopen zomer. Ja, ook hij vecht in de Donbas. Bij de artillerie. Niet op ‘lijn nul’, maar op ‘lijn twee’. Iets veiliger.
Praten deed hij nauwelijks tijdens die twee weken thuis. Hij sliep vooral. Katja vroeg zich af of de slapende man, dunner en kleiner dan ze hem herinnerde, wel echt haar vader was. “Ik herkende zijn ogen niet. Ze waren glazig geworden, alsof er niets achter zat.’ Maar zijn zwijgen begreep ze wel. Ze weet dat hij een man voor zijn ogen levend heeft zien verbranden, en dat hij geestelijke hulp wil zoeken na de overwinning. Katja: “Ik ben trots op hem… Maar niet op mezelf.”
Voor de westerse wereld zijn Oekraïners dit jaar bekend komen te staan als een volk vol moed en onverzettelijkheid. Zelf zitten Oekraïners vaak vol gevoelens van schaamte. Uit een gepubliceerd dagboek van de Oekraïense tv-journalist Anastasia Stanko, die zich schaamt omdat ze dit jaar vluchtte van een vooruitgeschoven post op het slagveld: ‘Mensen die het land verlieten, schamen zich dat ze zijn vertrokken. Zij die bleven, schamen zich ervoor dat ze op relatief veilige plekken wonen, waar weinig wordt gebombardeerd. Mensen in gevaarlijke regio’s schamen zich dat ze geen vrijwilligerswerk doen. Vrijwilligers schamen zich dat ze niet vechten. Zij die de wapens oppakten, schamen zich dat ze niet vechten bij de zwaarst bestookte stad. Enzovoorts.’
Katja kent veel mensen die de wapens oppakten. Haar vader. Twee ooms. (Een van de twee heeft al gewond in het ziekenhuis gelegen – niet vanwege een granaatscherf of kogel, maar vanwege een tekenbeet die ernstig was gaan ontsteken in een loopgraaf.) En haar verloofde zit bij de veiligheidsdiensten in Kiev.
Doet ze zelf wel genoeg, vraagt ze zich voortdurend af. Toen de oorlog begon, merkte ze dat ze te bang was om het leger in te gaan. Ze vluchtte in het voorjaar een maand naar Frankrijk omdat ze vreesde dat Poetin op 9 mei, de dag waarop Rusland de overwinning op nazi-Duitsland viert, een atoombom op Oekraïne zou gooien.
En nu staat Katja een patriottisch popliedje te zingen. Een video van haar optreden wordt later massaal gedeeld op Facebook. Een vrouw uit de zwaar bestookte stad Charkiv schrijft er afkeurend onder dat ze niet begrijpt waar Katja’s ‘vreugde en gedans’ in deze tijden vandaan komt. Vijfhonderd mensen zeggen dat ze het eens zijn met die reactie. Maar ruim 50.000 andere mensen geven Katja’s optreden een duim omhoog.
Wat buitenstaanders er ook van vinden: het optreden van Katja, een salsadans van de overgebleven kinderen van de dansclub, en de Oekraïense volksliedjes ontroeren alle vrouwen in het cultuurhuis van Horodnja. De cultuur die Rusland wil vernietigen brengt ze aan het lachen en aan het huilen.
Niet alle mannen zijn weg: vader Andri is er nog. En hij weet als geen ander hoe het is met de militairen uit het dorp. De priester van de Oekraïense orthodoxe kerk rijdt om de week naar het front om ze te steunen. Met drones, kaarsen, en camouflagenetten die zijn ingezameld door inwoners van Horodnja, maar ook om militairen geestelijk bij te staan als ze het moeilijk hebben.
Hij is net terug uit Bachmoet en weet: Oekraïne mag dit jaar wel hoopgevende overwinningen hebben behaald op Poetins leger, daar zijn de frontsoldaten niet mee bezig. “Je zit daar het ene moment met vijf kameraden in een loopgraaf en een flits later ben jij de enige van de vijf die nog leeft”, zegt vader Andri. “Het is totale oorlog daar. Als je Bachmoet in gaat, bid je tot God dat je er weer levend uitkomt.”
Hij gaat ook langs ziekenhuizen om de gewonden uit het dorp op te zoeken. Die durven soms niet naar huis te bellen, zegt Andri. “Het is eng om je geliefden te vertellen dat je gewond bent geraakt, want je had beloofd heelhuids terug te keren.”
Over het aantal doden onder de militairen uit Horodnja zegt Andri niets – de Oekraïense strijdkrachten houden het eigen dodental geheim, net als de Russische strijdkrachten. Wat Andri wel zegt, is dat er nog verscheidene lichamen van dorpelingen op het slagveld liggen omdat repatriëren te gevaarlijk is.
Het lichaam van de 37-jarige Andri Chavrenko kon teruggebracht worden naar Horodnja nadat hij samen met twee goede vrienden was doodgeschoten. Zijn ouders werden opgevangen door de inwoners van het dorp waar ze hun hele leven hadden gewoond. En toch wonen ze er nu niet meer.
“Tot twee maanden geleden dacht ik: ik ga nooit weg uit Horodnja”, zegt Andri’s moeder Valentina. “Ik ken ieder huis, iedere winkelbediende, alle mooie plekjes langs het riviertje, alles daar is van mij. Maar sinds de dood van onze Androesja (een koosnaam voor Andri, red.) is Horodnja anders. Als mijn man en ik thuiskwamen, dan was het huis zo leeg. Zo onuitstaanbaar leeg. We moesten daar weg.”
Nu wonen ze in Tsjernihiv, de stad die hun zoon verdedigde. Hun huis in Horodnja staat te koop. En dus zijn zij vandaag niet samen in het cultuurhuis, maar ergens anders, alleen.
Vlak nadat de wijn is ontkurkt, stopt iedereen ineens met praten. Horen ze het goed, is dat het luchtalarm? Net nu? De feestelijk geklede mensen in de grote hal kijken elkaar aan, maar niemand maakt aanstalten om naar de kelder te vluchten. En dan beginnen ze in koor een volksliedje uit 1914 te zingen dat Oekraïners dit jaar met z’n allen zijn gaan zingen, waar ze zich ook bevinden, in de vluchtelingenopvang of aan een front.
Het gaat over het glorieuze Oekraïne dat ergens bedroefd over is. Over Oekraïense vrijwilligers die in een bloederige strijd marcheren om het land te bevrijden uit Moskouse ketenen. Het eindigt met twee zinnen, die in het cultuurhuis van Horodnja niets overlaten van het geloei van de sirene.
En wij zullen onze Oekraïense broeders bevrijden
En wij zullen ons glorieuze Oekraïne, hé, hé, opvrolijken