Zonder blikken of blozen naar de boekhandel
Met Lucifer wordt La Palmen weer moeiteloos de talk of the town (en ver daarbuiten)
De Nederlandstalige toppers van het voorjaar in het vooruitzicht
Weinig schrijvers slagen erin om uitstel tot een klein literair evenement te laten uitgroeien, maar A.F.Th. van der Heijden draait voor deze krachttoer zijn hand niet om. Ettelijke keren kondigde uitgever Querido met enige trammelant Het schervengericht aan, het volgende deel van zijn Homo Duplex-cyclus, maar telkens weer wilde de perfectionistische auteur zijn manuscript nog een laatste cosmeticakuur geven. Als warmhouder verscheen vorig jaar dan maar het boekenweekgeschenkje Drijfzand koloniseren, de 'sleutel' tot Homo Duplex. Nu is het menens. Op 28 februari 2007 ligt Het schervengericht wel degelijk in de boekhandel. Het verhaal speelt zich af in de jaren zeventig en is, aldus de uitgever, "niet alleen een visionair verslag van een van de smerigste moordzaken uit de Amerikaanse geschiedenis maar ook een metaforisch commentaar op recente noodlottige gebeurtenissen in de Nederlandse samenleving". Het hoofdpersonage is een zwaar geteisterde filmregisseur, die in Californië in de gevangenis belandt.
De productiviteit van Connie Palmen leek de voorbije jaren een deuk te hebben gekregen. Ze begon zich meer en meer toe te leggen op het korte filosofische pamflet (zie haar Kleine filosofie van de moord uit 2005) maar kijk, daar is ze plots met een heuse roman én dat is al vijf jaar geleden. Met ongetwijfeld veel mediagedruis ziet in maart Lucifer (Prometheus) het licht. De roman heeft aangrijpingspunten in het leven van de Nederlandse componist Peter Schat. Clara Wevers, de vrouw van de componist Lucas Loos, valt in 1981 op een Grieks eiland in een veertig meter diepe afgrond. Palmen reconstrueert de geruchtenstroom rond deze ongelukkige val (of moord?), graaft in het Amsterdamse verleden van de personages en zoekt "opnieuw de grenzen op van het schemergebied tussen feit en fictie". Is het dan toch geen roman? Geen nood, La Palmen wordt weer moeiteloos de talk of the town (en ver daarbuiten).
Aan Vlaamse zijde wordt met meer dan gewone belangstelling uitgekeken naar Slagschaduw, de eerste volwaardige roman van David Van Reybrouck, die zich de laatste tijd opwerpt als een allround intellectueel met gefundeerde maatschappelijke meningen. De auteur van de veelbezongen literaire queeste De plaag traceert de geschiedenis van het Brusselse standbeeld van ene Gabriëlle Petit, een door de Duitsers in 1916 gefusilleerde vrouw. Opnieuw leidde Van Reybroucks pad hem naar archivistische schatkamers en bibliotheken. Ditmaal speelt ook zijn geliefde Brussel een voorname rol, waarbij hij "op de sintels van een mensenleven" stuit. Volgens uitgever Meulenhoff/Manteau is het boek ook "een zoektocht naar het verleden, wars van sentiment, melancholie of nostalgie". Een aantal fragmenten verwijzen naar verluidt nogal duidelijk naar de dagbladwereld, maar een sleutelroman is het geenszins.
Paul Mennes stelde het geduld van zijn trouwe schare fans danig op de proef. Hij kampte zelfs een poos met een venijnig writer's block. In maart komt zijn Kamermuziek (Nijgh & Van Ditmar) dan toch uit en als je de aankondigingstekst leest, lijkt het boek haarfijn aan te sluiten bij vroegere boodschappen uit het Mennesuniversum. Hoofdpersonage Sam is een Oblomov van de eenentwintigste eeuw en vegeteert nog in het ouderlijk huis, mijmerend over Het Grote Verhaal. Hij wordt later gedwongen een huis te delen met Cosi, een meisje met een beroep waarvoor ze zich schaamt, én de computernerd Otter. Geleidelijk raakt de verstandhouding ontregeld. Mennes verkent met ironie en scherpte de onmachtige pogingen om het leven zin te geven.
De internationaal doorgebroken Anne Provoost bewoog zich met haar jeugdboeken als Vallen al op de drempel van de volwassenenliteratuur. Met In de zon kijken (Querido) heeft ze volgens haar uitgever die horde daadwerkelijk genomen. Ze mag begin maart de aftrap geven van de Literaire Lente. In de zon kijken is een empathische roman over rouw en genezing. "Ik schrijf over het kijken van een moeder naar haar dochter, en over wat er gebeurt als de blik in gevaar is. Mijn interesse gaat vooral naar hoe een kind naar de problemen van de volwassenen kijkt én hoe volwassenen op de aanblik van het kind reageren", zo kondigt ze het boek aan.
Al jarenlang klinkt de luide jammerkreet over het gebrek aan allochtone auteurs in Vlaanderen, terwijl in Nederland schrijvers van vreemde origine als een evidentie worden beschouwd. De eind vorig jaar verschenen bloemlezing Kif Kif met verhalen van "nieuwe Belgen", zorgde voor broodnodig pionierswerk. De bundel wilde een soort vergaarbak zijn van het aanwezige Vlaamse talent, hoewel er zich nog veel kaf tussen het koren bevond. Voor sommigen was het niettemin de gedroomde springplank naar werk van langere adem. Liefst drie van deze Kif Kiffers debuteren dit voorjaar al met een volwaardige roman. Naïma Albdiouni, die ook al meewerkte aan een Klara-radioboek, komt met Voyeur (Meulenhoff/Manteau) waarin ze Abdullah, een slachtoffer van martelpraktijken, in het verweer laat komen. Zijn eenmansguerrilla tegen het regime beroert de volksmassa's. Malika Chaara, in 1999 laureate van de Matildaprijs voor haar jeugdboek De tijd is een cirkel, debuteert in april met Overweg (Manteau), een boek over de levensfasen van een zekere Sappho, "schoon als Aphrodite", verteld door haar jeugdvrienden en haar familie. We volgen haar van kind tot jongvolwassene. De lammeren, de barokke eersteling van Mustafa Kör, verschijnt na menig uitstel op 21 maart (Van Gennep). Op woordfestivals liet Kör al een paar intrigerende fragmenten horen.
Met een genadeloos eerlijk dagboekfragment in De Brakke Hond veroorzaakte de Antwerpse hoogleraar Joris Gerits onlangs een lichte schokgolf. Daarin legde hij het veilige harnas van gewaardeerde academicus aan de Universiteit Antwerpen af en kwam er een zwaar gehavend man tevoorschijn. In het in maart te verschijnen 365 (Meulenhoff/Manteau) heeft hij zijn leven precies één jaar geboekstaafd. Twee echtscheidingen, twee hernia's, één slokdarmkanker, een erfelijke leverkwaal en manisch-depressieve en agorafobe zoons zijn de demonen waarmee Gerits in de clinch moet. Walter van den Broeck, die het boek voorproefde, schrijft dat het op slag "een schaamtegevoel voor de eigen neiging tot het dramatiseren van futiliteiten" veroorzaakt. Toch schijnt Gerits de overdosis ellende met een zekere luchthartigheid en zelfspot te bestrijden.
Marjolijn Februari is een writer's writer die slechts moeizaam haar intellectuele aura weet af te leggen, maar nochtans verrassend heldere essays op haar conto heeft. Wordt De literaire kring (Prometheus) haar doorbraak als romancière? Niet onmogelijk. Het boek gaat over de "weldenkende klasse" en over een internationale bestsellerschrijfster die terug naar haar dorp keert.
Bart Koubaa was na de Anciauxstunt met zijn debuut Vuur een tijdlang van de kaart. Toch lijkt hij met elk boek geruisloos beter te worden. Koubaa zoekt zijn thema's steeds ver van huis. In Het gebied van Nevski (Querido) lijkt het alsof hij thematisch de mosterd bij Douwe Draaisma of Oliver Sacks heeft gehaald. Centraal staat een schrijver met een taalstoornis. Nadat hij door het ijs zakte en een hersenbeschadiging opliep, probeert hij weer te schrijven, "de woorden explorerend als vormden zij het stratenplan van zijn woonplaats".
De peilloze melancholicus Luuk Gruwez kruipt voor zijn nieuwe prozabundel in de huid van een heertje, in navolging van Jules Renards Peenhaar of Paul Valéry's Monsieur Teste. Psilo heet zijn creatuur en "elke dag weer is hij zich bewust van zijn nietige plek in een onmetelijk heelal". De ultrakorte verhaaltjes laten zich vergezellen door illustraties van Ilah (De Arbeiderspers). Jacq Vogelaar ontleedt het genre van de Meneertjes in zijn nakende essaybundel Meneer en cie (Querido).
Rond Aristide von Bienefeldt heeft lange tijd een waas van geheimzinnigheid gehangen. De Nederlandse auteur werd na zijn debuut Bekentenissen van een stamhouder door sommigen zelfs als een zoveelste afsplitsing van Arnon Grunberg beschouwd. Intussen weet men beter. Von Bienefeldt - "een van de beste jonge schrijvers van nu", aldus zijn uitgever Meulenhoff, is terug met Leer mij Walter kennen, een roman over een man die te horen krijgt "dat de jongen met wie hij een verhouding heeft zijn zoon is". Aan ronkende aankondigingen geen gebrek: "Het is een modern Oedipusverhaal in de traditie van de Franse bekentenisliteratuur", "een speels antwoord op Kellendonks Mystiek Lichaam."
Meer lijfelijk krachtsvertoon, zij het van heteroseksuele aard, bij Désanne van Brederode. Haar uitgever Querido zet stevig in met Hart in hart, een ontleding van de "metafysica van de begeerte", een roman over "liefde in tijden van overspel". De talentvolle Arie Storm houdt het bedaarder, maar speelt dan weer verstoppertje voor zichzelf in zijn zesde roman De bruid en de kogel, die komende week al bij Mouria verschijnt. De schrijver reist naar een schrijverslezing in Frankrijk, maar wat oogt als een akkefietje, ontaardt in een kettingreactie van beangstigende gebeurtenissen. Als criticus voor Het Parool is Storm een kraker van reputaties. Afwachten wie bij wijze van revanche zijn "ambitieuze roman over publieke emoties en persoonlijk verdriet" aan de schandpaal nagelt.
Dirk Leyman
Koen Peeters, die onlangs met Fijne motoriek ook zijn dichterstalenten ontvouwde, vraagt zich met recht en reden af waarom er nooit iemand op het idee is gekomen om, in navolging van de Great American Novel, een Grote Europese Roman te schrijven. Hij besloot dan maar zelf deze lacune op te vullen (Meulenhoff/Manteau). Peeters, wiens boeken telkens pendelen tussen vertrouwdheid en vederlichte vervreemding, laat zijn hoofdpersonages een passage langs alle Europese hoofdsteden maken. De steriele decors zijn congrescentra, luchthavens en hotels; de heerschappen Robin en Theo, werkzaam in de marketing, bewegen zich badinerend door het leven. Het hoofdpersonage is zelfs op zoek naar "een allesverterende liefde". Benieuwd of Peeters het teleurstellende Mr. Sjamaan kan doen vergeten.
Zorgt de weleens overschatte Leo Pleysier voor enige variatie op zijn onderhand bekende stemmenrevue van door elkaar pratende familieleden? De Latino's (De Bezige Bij) gaat over een jong idealistisch koppel dat ontwikkelingswerk in Latijns-Amerika gaat verrichten. Dat lijkt idyllisch, tot iets verschrikkelijks hun overzeese leven overhoop gooit.
Oscar van den Boogaard heeft na de Emmanuel Lippmaskerade wijselijk ook een eigen roman in de pijplijn zitten. Magic Man (Querido) wordt gepresenteerd als de tegenhanger van De heerlijkheid van Julia en "een zoektocht naar de diepste verlangens van een man". De homoseksuele Bruno raakt gebiologeerd door de beeldschone Denise en reist haar onder meer na naar Rio de Janeiro, zo leert de vage aankondiging.
Renate Dorrestein (Contact) zit niet stil en is alweer van de partij met Echt sexy, een roman over de Amsterdamse brugklasser Fiebie Koolveld. Het meisje verlangt terug naar een tijd toen de wereld "nog minder gemeen" was. Gerrit Krol, die het ene boek na het andere publiceert, out zich nog maar eens als liefhebber van rondborstige vrouwen, van het type niet-slim-maar-wel-lekker (zie ooit De ziekte van Middleton). Duivelskermis (Querido) is "een geestrijke roman, een ode aan het vrouwelijk schoon - en een lange neus naar wie daarover iets te klagen heeft". Erwin Mortier werkt hard aan een nieuwe roman en vond ook tijd om een belangwekkende herinnering te boek te stellen. Avonden op het landgoed vertelt over een reis in 1997 naar het Zuid-Franse geheime landgoed van Gerard Reve én de "soms hilarische, ontluisterende" avonturen waarin hij met de toen al sukkelende schrijver verzeild raakte (De Bezige Bij).
Met een genadeloos eerlijk dagboekfragment in De Brakke Hond veroorzaakte de Antwerpse hoogleraar Joris Gerits onlangs een lichte schokgolf