Aanslag Barcelona
Zij werken op de Ramblas en horen nog altijd het gegil
Ze hebben hun werk op de plek waar vorige week het witte busje tot stilstand kwam. Ze voelen zich kwetsbaar, maar moeten door.
Het mozaïek van Joan Miró op de Ramblas in Barcelona ligt bedolven onder een zee van bloemen en kaarsen. Hier kwam de witte bestelbus van Younes Abouyaaqoub na een rit van drieste razernij tot stilstand. In iets meer dan een week is de plek veranderd in een bedevaartsoord voor nabestaanden van de veertien toevallige voorbijgangers die de dood vonden. Voor de toeristen die niet onder hun vakantie naar Barcelona uit konden of wilden, is het een bezienswaardigheid.
Stil is het er nooit voor lang. Er is altijd wel iemand die spontaan in zijn handen begint te klappen om een ode aan de slachtoffers te brengen. Waarna, altijd schoorvoetend, vele andere handen volgen. Zo'n ovatie maakt indruk. Je ziet het aan de gezichten van de jongens en meisjes, de opa's en oma's, de stellen en de eenlingen die een kring vormen rond de bloemenzee.
De toeristen hebben de keus. Ze hoeven niet naar Barcelona. Ze kunnen de Ramblas mijden. Zo mooi is hij ook weer niet, die verouderde boulevard met al dat zich ophopende verkeer aan weerszijden. Maar voor de Indiërs in de souvenirshops, de Marokkanen van de kebab-restaurants en de Pakistaanse kioskhouders die dagelijks op het mozaïek van Miro uitkijken, zit er niets anders op dan de confrontatie met de rauwe werkelijkheid aan te gaan.
Sinds vier maanden staat de in Marokko geboren Badr voor het restaurant Aromas de Istanbul. Hij hoort het applaus bij de bloemenzee al niet meer. Hij heeft andere dingen aan zijn hoofd, zoals zorgen dat alle tafels bezet zijn van het Turkse restaurant. Het maakt niet uit in welke taal, desnoods probeert hij toeristen in het Chinees naar binnen te lokken. Hij spreekt naast Arabisch ook nog Spaans, Frans, Engels en Italiaans.
Het liefst zouden ze ontsnappen aan de werkelijkheid, de mannen en de vrouwen die hun geld verdienen rond het Pla de l'Os-mozaïek. Wie mensen door de lucht heeft zien vliegen, het gekrijs van het vluchtende volk nog kan horen suizen en heeft geprobeerd de toegestroomde gewonden met flessen water op te lappen, kan wel een paar dagen vrij gebruiken. Zijn vrouw heeft het hem gesmeekt: blijf thuis bij ons 2-jarige zoontje, ga niet naar je werk terug. Het kan niet, zegt Badr. Als hij vakantie opneemt, verdient hij niet genoeg om de huur te kunnen betalen. En wat moet zijn baas er niet van denken? Iedereen werkt hier door. Hij dus ook.
Bard probeert nog net zo bevlogen als voorheen om de mensen van de stoep af te praten richting de lamsspiezen, de shoarma en de paella. Maar sinds vorige week gaat niets vanzelf meer. Hij is de avond van de aanslag aan een stuk door gebeld. Ook zijn moeder uit Marokko informeerde bezorgd of het waar was wat het nieuws vertelde: dat terroristen in zijn restaurant mensen gegijzeld hielden. Dat was niet zo. Toch heeft Badr koppijn. Barstende koppijn. Hij wilde eerst wel op de foto voor de krant, maar nu toch maar niet. Het is hem teveel geworden, legt hij uit.
Symbool
Joan Miró richtte zich met zijn mozaïek ook op de migranten die naar Barcelona komen. Hij onthulde het in 1976. Franco was net een jaar dood en de Catalaanse artiest was al gevraagd om op het vliegveld van Barcelona een symbolische hand naar het inkomende volk op te steken. Pla de l'Os werd een warm welkom voor eenieder die de oversteek over zee had gemaakt.
De immigranten die zijn kunstwerk dagelijks aanschouwen, hebben geen weet van die diepere betekenis. Ze zijn blij dat ze werk hebben gevonden, in een land waar geen baan voor het opscheppen ligt. Immigranten moeten hier hard voor hun plek knokken, is hun ervaring.
Mudassar Sallem deed dat zeventien jaar geleden al, nadat hij vanuit Bombay zijn geluk in Barcelona was komen beproeven. Hij vond met pijn en moeite werk in de horeca, naar India hoefde hij nooit meer terug. Nu kijkt hij voor de deur van Israëlisch specialiteitenrestaurant Maccabi alweer tien jaar uit op Miró.
De zestiger piekert over de toekomst. Niet omdat hij verwacht dat mensen hem anders gaan behandelen. Hij voelt zich geaccepteerd in Barcelona, maar hoe zit dat met de moslims? Hij weet: er zijn al moskeeën beklad, sinds duidelijk werd dat een groep deels in Marokko geboren mannen verantwoordelijk was voor de aanslagen. En extreem-rechts greep de volgende dag meteen aan om te demonstreren - net als trouwens de moslimgemeenschap.
Tussen de restaurants Maccabi en Aromas de Istanbul zegt Yasser Sahli van restaurant Habibi niets van een andere bejegening te merken. "Maar misschien komt dat ook doordat ik werk en me hier heb aangepast."
Bezorgd
Is hij bang? Ja, zegt Sahli, natuurlijk is hij bang. Bang dat er weer zoiets gebeurt als vorige week. Dat toegesnelde agenten met getrokken wapens hem nog een keer dwingen de rolluiken te sluiten, terwijl er tientallen mensen in zijn zaak zitten te eten. Bang ook dat het toerisme uit Barcelona verdwijnt. De minister van Economie kan wel roepen dat de vakantieganger zich niet heeft laten afschrikken door de aanslagen, maar dan moet hij eens bij Sahli binnen komen kijken. De zaak zit midden in de zomer nog niet eens halfvol.
Even verderop heeft Kamal Perwani een plastic bak met waxinelichtjes voor de deur van Souvenirs Sports gezet. 'Gratis', heeft de jonge Indiër er voor de zekerheid boven geschreven, al aarzelt elke voorbijganger of hij echt een kaarsje mag pakken om aan de bloemenzee toe te voegen.
Kort na de aanslag dwong de politie een Pakistaanse straatventer om de waxinelichtjes die hij voor 1 euro te koop aanbood, bij Perwani in de bak te kieperen. "Die man verkocht achttien jaar lang bloemen. Nu probeert hij geld te verdienen aan dit drama. Zoiets doe je toch niet?"
Sahli - stoere kop, open gezicht - scrollt op zijn mobiel naar een foto van de vrouw die gewond het restaurant in kwam lopen. Een tijdje heeft ze met haar been op een stoel gelegen. "Ze sprak Engels met een raar accent. Denk je dat ze Nederlands was?" Hij zou zo graag met haar in contact komen. "Misschien helpt het bij de verwerking van wat ik heb gezien."