ReportageFilipijnen
Zij bleven achter in het puin na de drugsoorlog van Duterte: ‘Het shirt van mijn zoon was rood van het bloed’
De oorlog tegen drugs van de vertrekkende Filipijnse president Rodrigo Duterte heeft vele duizenden levens gekost. Nabestaanden van de slachtoffers doen hun verhaal.
Drie vrouwen met drie verhalen. Veel overeenkomsten: een man, zoon of vader die ineens is verdwenen, een wanhopige zoektocht langs politiebureaus en ziekenhuizen en dan vaak het beeld dat hij daar ligt, dood, terwijl de politie onderzoek doet. Allemaal slachtoffers van de keiharde oorlog tegen drugs die de vertrekkende Filipijnse president Rodrigo Duterte de afgelopen zes jaar voerde.
Die oorlog heeft vele duizenden slachtoffers gemaakt, vooral onder de armen. Soms waren ze zelf drugsgebruiker of kleine handelaar, dat erkennen de vrouwen volmondig. Maar soms vielen de slachtoffers ook willekeurig, ze waren toevallig op het verkeerde moment op de verkeerde plaats. Gewoon weer een dode in de statistieken. Die houdt de politie zelf bij, in hun nietsontziende optreden aangemoedigd door Duterte en zijn beruchte politiechef Bato Dela Rosa.
Meer dan 6.000 levens heeft deze campagne volgens de politie geëist sinds Duterte aan de macht kwam in 2016. Doodgeschoten omdat zij zich verzetten tegen hun aanhouding, is meestal de officiële verklaring. Mensenrechtenorganisaties tellen veel meer slachtoffers, rond de 30.000, vaak zonder pardon van dichtbij in borst of hoofd geschoten. De meesten zijn tijdens het onderzoek aangetroffen met naast zich een wapen en een zakje shabu, crystal meth. Volgens getuigen daar achtergelaten door de politie zelf.
Tegelijk hebben grote drugscriminelen ondertussen weinig te vrezen op de Filipijnen. Duterte ontving in 2016 zelfs Peter Lim, die verdacht wordt van drugshandel op grote schaal. Ook zijn medewerkers van de president door media gelinkt aan drugsbazen.
Koffiebar
De nabestaanden van de slachtoffers doen hun verhaal in de koffiebar Silingan, wat ‘buurman’ of ‘buurvrouw’ betekent, in de wijk Cubao in Quezon City. De koffiebar is in november 2021 opgezet door Ciriaco Santiago, bekend als broeder Jun, een priester van de orde van redemptoristen. Hij nam het initiatief om de nabestaanden van de slachtoffers van Dutertes drugsoorlog aan werk en een inkomen te helpen.
“Het idee voor de koffiebar is ontstaan in gesprek met families van de slachtoffers”, vertelt broeder Jun. In Silingan kunnen ze een vak leren en ervaringen uitwisselen. “Er werken nu zeven vrouwen, vooral weduwen. Eerder heb ik al zoiets opgezet in Bulacan, voor slachtoffers van tyfoon Hayaan.”
In een zaaltje boven de koffiebar is een tentoonstelling te zien van politieke posters die door kunstenaars zijn gemaakt. Een poster toont de rug van een Filipino die zichzelf kastijdt met een zweep, een traditioneel gebruik tijdens de Heilige Week voor Pasen. De verwondingen op de rug vormen de gezichten van de vroegere dictator Ferdinand Marcos en zijn vrouw Imelda. Hun zoon Bongbong Marcos, te zien op andere posters, werd begin mei gekozen tot de nieuwe president van de Filipijnen.
De vraag is nu of Marcos het harde drugsbeleid van Duterte zal voortzetten. Tijdens de campagne leek de nieuwe president een iets menselijker lijn voor te staan. Hij pleitte bijvoorbeeld voor de behandeling van drugsverslaafden. Maar hij heeft de buitengerechtelijke executies nooit veroordeeld, en hij gaat nu regeren met Dutertes dochter Sara als vicepresident.
‘Aan de voeten zag ik direct dat het mijn broer Joseph was’
Grace Garganta is een van de vrouwen die regelmatig cappuccino’s en lattes serveert in koffiebar Silingan. De 29-jarige moeder van drie kinderen uit Navotas vertelt aan de toog wat haar familie is overkomen.
“Op 22 juli 2016 kwamen gewapende mannen bij ons langs, in burgerkleding. Iedereen moest het huis uit, alleen mijn jongste zusje van negen bleef binnen. Mijn ouders hadden een winkeltje en daarboven woonden we. We begrepen niet wat er gebeurde, maar later hoorde ik van mijn zusje dat ze onze vader in huis hadden neergeschoten. Ze checkten zijn pols en schoten nog een keer, het maakte hen niks uit dat zij dat zag.
“Onze moeder smeekte de agenten, want dat waren ze, om hem naar het ziekenhuis te brengen. Maar ze trokken haar aan haar haren en zeiden: pas op of we schieten jou ook dood. Al snel kwamen de media, tv-ploegen, om de politie te interviewen.
“De agenten wilden ook mijn broers meenemen. Joseph, de oudste, namen ze mee op de motor. We hadden geen tijd om ons daar zorgen over te maken, want ondertussen brachten ze mijn vader naar het uitvaartcentrum. Toen we daar waren, kwam er een ambulance aanrijden met een gevonden lichaam. Aan de voeten die onder een wit doek uit staken, zag ik direct dat het Joseph was, ik verzorgde zijn ingegroeide teennagels altijd.
“Ze vroegen twee keer 70.000 peso (1.250 euro, red.) voor het opbaren van de lichamen. Dat konden we niet betalen. Dus werden ze ergens anders heen gebracht. Daar kwam de politie, in uniform, en ik herkende meteen de mannen in burger van eerder die avond bij ons huis. Ze zeiden zelf dat het om een politieactie ging.
“Ja, mijn vader handelde in drugs. In 2014 was hij al een keer gearresteerd. Maar Joseph was daar niet bij betrokken, die rookte en dronk niet eens. Hij was een bodybuilder en een alleenstaande vader. We hebben nooit een rapport gekregen van wat er is gebeurd. De verklaring die ze gaven, is dat mijn vader zich verzet zou hebben.
“Het gaat nu goed met mijn familie, ik zorg voor ze. Een van mijn broers studeert criminologie, hij wil later bij de politie. Ook mijn andere broers en zussen zijn nog aan het leren, sommigen met een beurs van de redemptoristen. Ik heb drie kinderen. Om geld te verdienen, werken mijn broers ’s nachts bij de visafslag. Ik werk ongeveer twee keer per week hier. Ik leer goede koffie zetten en ik kan met mensen praten, dat is leuk. Verder heb ik wat handeltjes online en daarnaast studeer ik marketing.”
‘Het was net een film, zeiden ooggetuigen’
Brenda Victorio (66) uit Caloocan vertelt in het zaaltje boven de koffiebar over wat haar overkwam toen Duterte nog maar kort aan de macht was. “Mijn zoon Roderick had gehoord dat hij naar het politiebureau moest komen, ze wilden even praten. Hij vroeg mijn kleinzoon om hem te brengen op de motor, dat was op 10 oktober 2016.
“Roderick moest ook een zakje shabu (de harddrug crystal meth, red.) meenemen. Dat zouden ze gebruiken voor een politieoperatie, om iemand in de val te lokken. Ja, hij gebruikte zelf, eerst was hij huisschilder maar later ook een kleine dealer. Mijn kleinzoon deed dat niet.
“’s Middags had ik niks van hen gehoord, dus maakte ik me zorgen. Iemand belde en zei: ‘Je moet naar de school, daar zijn een vader en zoon doodgeschoten.’ Toen ik daar kwam, zag ik ze liggen, op de grond, het shirt van mijn zoon was rood van het bloed. Ooggetuigen zeiden dat het als in een film was, motoren met schietende mannen zaten achter hen aan.
“Het onderzoek van de politie was nog bezig, ik zag een agent mijn zoon omdraaien en het zakje drugs uit zijn zak halen. We kregen geen informatie van de politie, alleen een adres van het uitvaartcentrum waar ze heengebracht werden. Daar vroegen ze 50.000 peso (circa 900 euro, red.) maar dat had ik helemaal niet, dus moest ik een schuldbekentenis tekenen.
“Ik had nog gezegd dat ze niet naar het bureau moesten gaan, ik had verhalen gehoord over mensen die doodgeschoten werden. Maar hij zei: ‘Ik ken ze goed, meneer Jordan (een van de agenten, red.) is een verstandige man.’ En hij dacht dat het lot nu eenmaal bepaalt wat er met je gebeurt. Volgens het politierapport is hij doodgeschoten door onbekenden, die zijn gevlucht op een motor zonder nummerplaat. Iemand die ze had gezien, vertelde dat de schutters witte T-shirts droegen met daaronder politiebroeken.
“Het is moeilijk om een zoon te verliezen. Hij was 44 en de broodwinner. Mijn kleinzoon was nog maar 19. Ik had nooit gedacht dat zoiets kon gebeuren. Nu helpen mijn andere kleinzoon en kleindochter mij, zelf heb ik geen werk.
“Bij ons in de wijk is er een groot drugsprobleem, er wordt openlijk gedeald. Het is de enige manier om snel geld te verdienen. Duterte zei dat hij binnen een halfjaar een einde zou maken aan het drugsprobleem, maar er is in zes jaar niks veranderd. Het moorden gaat gewoon door.”
‘Ze namen mijn zoon mee naar het bureau, met een zak over zijn hoofd’
Sara Celis (57) uit Caloocan kan nog altijd amper geloven wat er gebeurde op 6 februari 2017. “Mijn zoon Almon van 32 ging ’s avonds naar de wake voor een vriend die was doodgeschoten. Ik zei nog dat hij zijn jongere broer snel naar huis moest sturen als hij die zag, omdat het gevaarlijk was buiten. Toen hij bij die wake kwam, was er commotie. Hij ging eropaf en werd zelf beschoten. Hij kon nog vluchten naar het huis van een vriend, daar vroeg hij huilend om hulp. Die vriend bracht hem naar het ziekenhuis, maar hij is onderweg overleden.
“Ondertussen ging ik zoeken, want we hoorden dat er iets gebeurd was. Toen ik bij het ziekenhuis kwam, waren mijn andere kinderen er al. Van hen hoorde ik dat Almon dood was. Ik werd boos op een agent die erbij was. ‘Jullie zijn verantwoordelijk’, riep ik.
“Ze brachten het lichaam naar een uitvaartcentrum dat eigendom is van een paar agenten. Daar vroegen ze 45.000 peso (ruim 800 euro, red.), maar dat kon ik niet betalen. Bij zijn lichaam was een zakje shabu gevonden, ter waarde van 100 peso (1,80 euro).
“Mijn andere zoon, Dicklie, ging op 12 augustus 2017 naar de markt, hij was toen 30. Antidrugsagenten hielden hem aan. Ze wilden alleen wat vragen stellen, zeiden ze. Ze namen hem mee naar het bureau, met een zak over zijn hoofd. Dat hoorde ik van buurtbewoners die het hadden gezien. Ik werd gek toen ik dat hoorde, daarna kwam er geen bericht meer van hem. Op het bureau ontkenden ze dat ze wisten waar hij was. ‘Ga maar weer naar huis’, zeiden ze. Om vier uur ’s ochtends hoorde ik dat zijn lichaam was gevonden, hij lag dood op een leeg perceel in de buurt.
“Dicklie zou teruggeschoten hebben toen de politie hem wilde aanhouden, er werden een wapen en een zakje shabu bij hem gevonden. Ik ging erheen en herkende hem. Later hoorde ik van een vriend die ook was aangehouden dat hij had gehoord dat ze mijn zoon sloegen.
“Almon was een gebruiker, maar Dicklie niet. Zijn vrouw wel, hun kinderen wonen nu bij mij en ik weet niet waar zij is, ze kijkt niet om naar haar kinderen. Ik had twaalf kleinkinderen, maar een is overleden. De kinderen gaan naar school, alleen de jongste van vier nog niet.
“Waar ik woon, wordt er iedere nacht geschoten, het lijkt wel vuurwerk. Ik verdien wat geld door de was te doen voor andere mensen, met de hand. Geregeld komen agenten bij me langs om te vragen of ik de klacht die ik heb ingediend wil intrekken. Ze vragen om het politierapport, maar ik zeg dat ik dat heb verbrand. (lacht) Dat is niet waar, maar misschien houden ze dan op.”