'Zelfs opvoeden was een spel voor hem'
In het fietsen zat de herinnering: daarom reed Jelle Brandt Corstius (37) met de as van zijn overleden vader Hugo, de in Nederland wereldberoemde columnist, naar de Middellandse Zee. Maar As in tas is geen fietsboek, o neen. 'Ik hoop niet dat de lezer na dit boek denkt: 'Wat een zak, die vader van Jelle.''
Op de Thalys naar Amsterdam lezen we nog wat terug in As in tas. Op pagina 29, hij is dan onderweg naar Zeeland in Noord-Brabant, schrijft Jelle Brandt Corstius dit:
'Even verderop drink ik koffie bij het café waar mijn vader in zijn laatste jaren altijd een stop maakte. Hij zorgde ervoor dat hij de eerste klant was, zodat hij een verse onaangeraakte Volkskrant kon lezen, dat wil zeggen: de sudoku's maken en de columns van mijn zus lezen. Als hij verder nog iets interessant vond, dan scheurde hij dat er gewoon uit. Ik was blij toen ik hoorde van dit cafébezoek; het betekende waarschijnlijk dat hij was gestopt met het stelen van 'de Volkskrant' bij Albert Heijn.'
Hij was vertrokken in Amsterdam-Zuid en dat willen we nu ook fietsen. Naar Ouderkerk, naar dat café De Vrije Handel, het keerpunt in Hugo's dagelijkse rondje van zo'n 15 kilometer. Langs de Amstel. De wind waait er fel, bomen groeien er scheef door en straks trapt Jelle flink door. Maar nu drinkt hij een glas melk in Klein Kalfje en eet een uitsmijter.
Twee jaar geleden, op de laatste dag van februari, overleed zijn vader Hugo Brandt Corstius. Het ziekbed was kort geweest. Zes maanden eerder hadden de dokters de familie over dementie gesproken. "Eerst ging het fietsen niet meer, daarna het schrijven", schrijft Jelle en je zou kunnen zeggen dat columnist Hugo Brandt Corstius dan al dood was. Want nu zegt zijn zoon: "Mijn vader, dat was fietsen en de kunst van de woordgrappen. Dit waren zijn passies. Alleen dan was hij een rustige, tevreden mens. Op de fiets gaf hij geen 'Pirelli' meer als antwoord.
'Als ik hem een vraag stelde waar hij geen antwoord op wilde geven, was het antwoord altijd 'Pirelli'. Waarom draait de aarde onder je voeten als je in de lucht springt? 'Pirelli.' Waarom staan er geen ingrediënten vermeld op een flesje Lactacyd? 'Pirelli.' Waarom eet je geen vlees, pap? 'Pirelli.'
Hugo Brandt Corstius was een vreemde man, maar Jelle zegt: "Ik hoop niet dat de lezer na dit boek denkt: 'Wat een zak, die vader van Jelle.' Dat was hij niet. Ik had een ongebruikelijke jeugd met een niet voor de hand liggende vader, maar ik zou geen andere vader gewild hebben. Ik heb vijf jaar in Moskou gewoond en dat had ik zonder die jeugd niet kunnen overleven. Ik ben een overlever."
Een ode aan zijn vader, noemt hij dit stukje naar Ouderkerk. En zijn vader reed mee.
Bij het vertrek was Jelle Brandt Corstius eerst langs het crematorium gereden.
Hij wilde de as van zijn vader mee, in zijn tas dus, maar weet je wat dat weegt? 'Het bleek drieënhalve kilo te zijn, net zoveel als een gemiddelde baby bij de geboorte', lees je. En omdat elke gram telt, liet Jelle zoveel as als er in een koffiekopje kan in een zakje doen.
"Dit is het enige specifieke stuk van mijn fietstocht waar mijn vader zélf in zit. Ik heb ooit eens met hem in Frankrijk gefietst, maar met de Middellandse Zee had hij niks. Maar ik had een eindpunt nodig, ik wilde hem in het water strooien en de Noordzee was me te dichtbij. De plekken waren niet belangrijk. Het ging om het fietsen en de herinnering daaraan. Aan onze fietstochtjes van twee dagen. Langer kon niet, dan kregen we ruzie. Maar in de beweging zat dus mijn madeleine van Proust.
"Alleen aan dit stukje van de tocht zijn er écht herinneringen aan hem. Achter die molen staat het standbeeld van Rembrandt dat hij kende, ginds lag het moestuintje en verderop was het hutje waar hij bijles Latijn gaf. En daar is die rotonde. Die ik nu, net als hij, steevast links neem. Dat deed hij omdat dat korter was dan driekwart rechtsom. Hij zag daar het nut niet van in."
Helemaal achter aan het boek laat je zes pagina's leeg en schrijf je: 'Maak hier plannen voor een mooie reis om je eigen trauma's te verwerken.' Trauma is een zwaar woord. Bedoel je daarmee je hele leven of toch die dood van je vader?
Jelle Brandt Corstius: (glimlacht) "Eigenlijk was het een beetje praktisch. We hadden nog een paar bladzijden over en het zou zonde van het papier zijn geweest om die gewoon leeg te laten. Maar met trauma bedoelde ik echt wel de dood van mijn vader. Alleen had ik eigenlijk niet eens het plan er een boek over te schrijven. Tijdens het fietsen maakte ik ook geen enkele aantekening. Het idee voor het boek is pas nadien gekomen. En toen dat er was, heb ik wel een klein stukje in de Ardennen opnieuw gefietst. Voor het gevoel. Elke 100 meter moest ik dan stoppen om die explosie van ideeën op te schrijven."
Maar As in tas is geen fietsboek, o neen: zo sloten we de inleiding af. As in tas is een boek vol herinneringen aan columnist Hugo Brandt Corstius, iemand die we in Vlaanderen veel minder goed kennen dan in Nederland, maar die als columnist (en onder minstens zestig pseudoniemen) bekendheid vergaarde. Battus was een bekend pseudoniem; hij schreef Opperlandse taal- en letterkunde, een boek vol woord- en taalspelletjes.
Maar lees As in tas en je kruipt in het hoofd van die man die al vroeg zijn 34-jarige vrouw verloor en plots alleen stond met de opvoeding van Merel, Aaf en Jelle. Die was drie. En wat deed zijn vader zoal? We grijpen naar een paar anekdotes. Jelle noemt sommige ervan 'Hugo-verhalen': "Niemand weet of ze echt gebeurd zijn, maar ze zijn altijd mooi."
Dit was echt. Soms bracht hij Jelle, die hield van de geur van benzine, naar een benzinepomp, waar de zoon een halfuurtje kon snuiven. 'In de tussentijd deed hij wat boodschappen, en dan haalde hij me weer op. Aan de ene kant heel eigenzinnig, aan de andere kant heel erg Kinderbescherming.'
Ook dit was echt. Jelle schreef een opstel, hij kreeg er een acht voor, toonde het aan zijn vader, 'die iets mompelde'. Een dag later deelde de leraar Nederlands kopieën uit van de column die Hugo Brandt Corstius die ochtend in de krant had gepubliceerd. 'Het bleek dat hij mijn opstel integraal had overgetikt.'
Aan dit twijfelde hij. Hugo had verteld dat hij in Amerika ooit in de gevangenis was beland omdat hij met zwarten vooraan in de bus was gaan zitten. Jelle geloofde het niet echt, die man had hem ook wijsgemaakt dat hij de magnetron en het internet had uitgevonden, maar twijfelde vaak. 'Hij was nou eenmaal een wonderlijk stripfiguur, en die maken wonderlijke dingen mee.' Maar toen Jelle véél later een abonnement nam op The New York Times en zo toegang kreeg tot het archief, tikte hij toch even 'Brandt Corstius' in. Dat gaf één resultaat, een artikel van 1 september 1961 onder de kop 'Dutch writer freed'. 'Bleek dat hij was opgepakt toen hij met Afro-Amerikanen voor in de bus was gaan zitten', schrijft hij.
Misschien is het oneerbiedig, maar als je As in tas leest, denk je: die vader was misschien autistisch.
"Hij noemde zichzelf altijd 'Asperge'. Waarmee hij zelf verwees naar het syndroom van Asperger. (knikt) Dat was ie zeker en dat had hij zelf ook wel door. Daar moest hij niet voor naar de dokter. Hij had het moeilijk met vriendschappen en hij kon moeilijk iets subtiels zeggen. Omdat hij wellicht niet kon aanvoelen hoe iemand anders iets aanvoelt. Ooit zagen we een lijk op het strand liggen en toen ik hem daarop wees, keek hij op en wees zelf naar een fietser op de brug.
"Aan de andere kant was hij ook geniaal. Mensen kennen hem als columnist, maar hij was een woordkunstenaar en echt de grondlegger van de computertaal."
Zou het kunnen dat de dood van je moeder voor een omslag in zijn leven zorgde?
"Dat kan, maar daar gaf hij geen antwoord op. Ik was 3 toen zij overleed en heb er geen enkele herinnering aan. Maar er zijn foto's die me tonen dat er tot dan wel feesten in huis waren. Maar nadien? Hij moet veranderd zijn. Tegelijk wilde hij niet dat tantes en vriendinnen voor ons zouden zorgen en hij is nog naar de prairie in Amerika gevlucht. Een jaar lang woonden we in Minneapolis. Als ik later iets over mijn moeder vroeg, zei hij gewoon: 'Je moeder, tja...' En ik vroeg niet verder. Je zou kunnen denken dat dat een breuk was. Was hij daarom zo boos op de hele wereld?"
Je schrijft letterlijk: 'Als mensen kwaad werden, was hij volgens mij het gelukkigst.' In 1985 werd hem de P.C. Hooft-prijs geweigerd omdat hij 'het kwetsen tot instrument had verheven'.
"Dat was een vorm van aandacht vragen en hekel is misschien veiliger dan liefde. Want liefde kun je kwijtraken, hekel niet. Zo kon hij zelf niet gekwetst worden. Dus zat hij er niks mee in om luid genoeg te zeggen dat de serveerster het zelf hoorde: 'Wat heeft zij een dikke kont.' Het kon hem niks schelen wat mensen van hem vonden."
Tegelijk leek hij onverwacht zorgzaam te zijn. Hij dacht te laat aan de sint om jou een chocoladeletter 'J' te kopen, dus kocht hij de 'Q' en schreef erbij: 'Q, Q, Q, deze letter is voor u.'
"Het kan niet zijn dat iemand fundamenteel slecht is. Hij had ook goeie periodes en daar heb ik me op gericht. Van op een afstand leek hij ons te verwaarlozen en dat deed hij ook. Maar dan gebeurde toch weer zoiets. Toen ik mijn diploma haalde, reden we meteen naar Schiphol en kocht hij voor ons beiden tickets voor de eerste vlucht die kon: naar Genève. Bleven we er vier dagen en dat was een prachtig cadeau.
"Maar tegelijk was ik 18, vond hij dat ik volwassen was en zei hij: ga maar studeren in Groningen en geef de sleutels van het huis nu maar terug. Létterlijk. Wat vervelend was, voor de lessen begonnen moesten we eerst nog de zomermaanden door. Maar ik moest mijn sleutel inleveren en als ik hem wilde zien, spraken we op café af."
Je mocht niét meer binnen?
"Neen. Al ben ik er toch in geslaagd eens de sleutel te ontfutselen en toen hij een weekend in Parijs zat, heb ik in het huis een feestje georganiseerd. Een paar dagen later belde hij me. Ik dacht dat ik alles helemaal weer op z'n plaats had gezet, alleen had ik op de tv het briefje laten liggen waarop ik net had geschreven waar ik alles op de juiste plaats moest terugzetten."
Hij zou vier boeken over zijn vader kunnen schrijven, zegt hij. Want nu, hier zo pratend en dan weer op de fiets langs de Amstel, komen nieuwe herinneringen boven. Die niet eens in As in tas staan. Toen Jelle Brandt Corstius in 2010 in Moermansk uitgleed en zijn rug brak, werd hij al snel naar een ziekenhuis in Helsinki overgebracht. "Dezelfde avond stond mijn vader daar. Ik dacht nog: wat een gekke morfinedroom, maar neen, hij was er echt. En hij bleef een hele week. Dat was zo on-Hugo-achtig."
On-Hugo-achtig, want het was die man die nooit kookte ("zelfs geen water"), die niet doorhad dat z'n kinderen het zo moe waren en van huis wegliepen en pas uren later terugkeerden, die aan de incheckbalie in Schiphol ongegeneerd de hele rij voorstak en die z'n zoon van drie op een strand in Curaçao vergat in te smeren, onder een parasol zette maar geen rekening hield met de draaiende zon. "Met tweedegraadsbrandwonden moest ik naar het ziekenhuis." Ook dat staat niet in As in tas.
Of er met de tijd antwoorden gekomen zijn op zo veel vraagtekens? Hij knikt. "Maar dat heeft ook te maken met het feit dat ik zelf een kind heb. Mae is drie maanden nu en mijn bewondering voor mijn vader die alleen drie kinderen moest grootbrengen, is enkel gestegen."
Je boek begint met een motto van Battus: 'I'm a dad, am I?' Is dat een vraag voor hem of een vraag voor jezelf, nu je vader bent? Was je bang om dezelfde fouten te maken?
"Dat motto is een palindroom, zag je? Ooit at ik samen met Martin Simek (Nederlands radio- en televisiemaker, ook columnist, RVP) en die zei me: 'Als ik dit had geweten, dan had ik mijn kinderen ook zo opgevoed zoals jouw vader deed.' Toen werd ik heel kwaad. 'An unhappy childhood is a writer's gold mine', het zal wel, maar het is geen excuus om je kinderen zo op te voeden. Dan wordt Mae maar bedrijfsanalist, als het zo moet. Ik ga haar toch niet verwaarlozen. Natuurlijk wil ik ook met haar reizen en wil ik haar meegeven dat ze onafhankelijk moet zijn en zo."
Hoe belangrijk was het dat die as van je vader mee in je tas zat? Was je je daar de hele tijd van bewust?
"Eigenlijk ben ik te rationeel voor dit soort onzin, maar tegelijk was ik wel blij dat ik iets van hem mee had. Het was zeker niet zo dat de geest van mijn vader meefietste, maar het was wel de juiste beslissing. En ik deed het voor mezelf, niet voor hem. Vergelijk het met een begraafplaats. Je vraagt je af wat je daar staat te doen en toch ben je blij dat je er staat."
En dan strooide je dat zakje uit in de Middellandse Zee. Is er nog iets over?
"Het maffe is dat de rest van zijn as exáct dezelfde dag is uitgestrooid in de Noordzee. Dat wist ik niet, want de vissersboot die al die as meeneemt, vaart onregelmatig uit. Dus hij is helemaal weg en dat is goed. Wat moet je er anders mee?"
Mensen zetten de urne op de schouw. Of in een columbarium.
"Dat doe ik mijn vader niet aan. Even in de fietstas, oké, maar daar had ik hem lang genoeg mee gepest. Die man had zo weinig met materiële zaken. Op de afscheidsdienst was er een ongelakte kist en geen muziek. Hij had er niks mee. Aaf, Merel en ik hebben iets voorgelezen en een paar vrienden van hem.
"Nu ja, vrienden... Dat was een rekbaar begrip. Henk Hofland heeft iets gezegd, maar die was ook nooit thuis geweest. Ik denk dat mijn vader in zijn hele leven maar één vriend had. Daar sprak hij één keer per jaar mee af. En het is ons evenmin met de paplepel meegegeven. Bij iemand gaan spelen? Deden we nooit. Pas toen ik 18 was, heb ik ontdekt hoe het met vriendschappen kon gaan."
De wind aan de Amstel moet al vaak beschreven zijn. We rijden langs privésteigertjes, van aan het Klein Kalfje naar Ouderkerk, er passeren dames en oudere heren en je vraagt je af waarom niet nog meer Nederlanders dan Niki Terpstra en Tom Dumoulin furore maken op de fiets. En, door Frankrijk fietsend, moest Jelle aan de snoek Wampoei denken uit een dierenverhaal van Anton Koolhaas of aan de stem van Mart Smeets die commentaar gaf. Elke jongen kent dat: winnaar in onze dromen.
Maar ook hij werd dus geen wielrenner. Al zou hij dat kunnen fantaseren, zoals vader. Hij schrijft: 'Wat klopt er eigenlijk van mijn jeugd?' En zegt: "Ik ga ervan uit dat mensen de waarheid niet schrijven. Ik twijfel aan alles. Iemand is nu bezig met een biografie van mijn vader. Daar heeft ze vijf jaar voor en ik wens haar veel succes. Maar ik had met hem wel al vrede gevonden. Aaf heeft tot het einde strijd gevoerd, terwijl ik me al veel vroeger neerlegde bij wie hij was. Ik heb geen spijt. En hij werd 78. Daar wil ik voor tekenen."
Het afscheid was snel gekomen. Amper zes maanden. Daarin een pijnlijke fietstocht op de tandem nog. Die had Jelle geregeld, maar het lichaam van Hugo wilde niet meer. Hij kon niet meer.
Als er geen as meer overblijft, wat koester je dan van hem?
"Hij had van die grote vellen papier, formaat A0, waar hij het grootste deel van zijn leven over gebogen zat. Geweldige schema's vol woordpuzzels met negenletterwoorden en een X- en een Y-as, maar daarop de letters van a tot z. Op de kruisingen stonden dan nieuwe woorden, soms met spelfouten, op één staat zelfs zijn naam zo: Hugobrand Corstitus. Helemaal fout. Maar de kern voor hem was het spel. Het leven was een spel. Daarom kon je ook iedereen beledigen. Zelfs opvoeden was een spel. (lacht) Daardoor kun je ook naar benzinestations."
Je schrijft over zijn specifieke geur. Net dat is iets wat je niet kunt bewaren. Mis je dat?
"Mijn vader ging eind februari dood en in september ging ik met mijn vriendin naar zijn huis in Parijs. 's Nachts in bed zei ze: 'Wat ruikt dit deken muf.' Nou, dit was mijn vader. Dat zal nu ook wel weg zijn, maar aan geuren heb ik vaak herinneringen. Mijn allereerste herinnering is zelfs een geur. We woonden in Minneapolis en ik weet daar niks meer van. Alleen wel de geur van candy corn, een soort snoep. Maar ook de geur gaat van vader op zoon, blijkbaar. Moet je mijn vriendin maar eens vragen. De natuur heeft me dat muffe wel gegeven."
We stoppen in De Vrije Handel en Jelle drinkt een thee. Daar zat Hugo, zegt Mieke Samsom, die hier al vijftien jaar werkt. "Soms stond hij om 11 uur, als we openen, al te wachten aan de deur. Daar in de hoek dronk hij een cappuccino, altijd, en las de Volkskrant. Héél soms at hij een tosti met kaas. Maar op het laatst zag je dat hij het moeilijk had. Dan schudde hij z'n geld op de bar uit en zei: 'Zoek het maar uit.' Ik ben naar de crematie geweest. Aaf vertelde over hun reizen en hoe de kinderen, ook als ze 6 waren, hun eigen koffer maar moesten maken. Stak ze daar een knuffel, een badpak en een boek in en daar moest ze het drie weken mee doen. Ja, afwezig was hij wel."
Jelle krijgt haar telefoon en aan de andere kant vertelt Irene, de bazin van De Vrije Handel die door Mieke even is gebeld, nog één verhaal. "Hij had een open brief geschreven waarin hij zich opgaf om naar Mars te reizen. Hij was toch oud, terug hoefde niet. Maar de dag nadien zag hij die brief in de krant staan en hij was het niet eens met de plaats waar die gezet was. Toevallig woont de opmaker ook hier in Ouderkerk. Toen die later op de dag in De Vrije Handel kwam, zag hij dat die brief uit de Volkskrant was gescheurd. 'O', zei hij alleen. 'Is Brandt Corstius hier geweest?'"