'Zeg nooit dat je op Astrid lijkt'
De koning en het meisje dat geen prinses mag zijn
Het had iets wrangs, de voorstelling begin deze week van het boek van Delphine Boël, de niet-erkende buitenechtelijke dochter van koning Albert. 'Heeft een koningsdochter dan niet het recht om triest te zijn.' Goed, ze is inmiddels erkend: door het publiek, door het volk, door het land. Maar niet door de man die haar vader niet wil zijn. Albert II lust geen basterdsuiker.
Door Walter Pauli
De naam van Delphine Boël werd nationaal bekend sinds journalist Mario Danneels in 1999 als eerste haar bestaan te boek stelde, een kwansuis onopvallend zinnetje in een biografie over koningin Paola. Ook al waren er hier en daar al echo's en insinuaties verschenen over het bestaan van mademoiselle Boël, het boek van Danneels sloeg in als een bom, ook in de belangrijkste buitenlandse media. De timing hielp een handje: het boek belandde in de winkelrekken tussen de aankondiging en de voltrekking van het huwelijk tussen kroonprins Filip en prinses Mathilde. 35.000 verkochte exemplaren: meer moest dat niet zijn.
Door die overweldigende publieke belangstelling kreeg het boek zelfs 'politieke' implicaties. In zijn nieuwsjaarstoe- spraak van 1999 sprak koning Albert een intrigerend stukje persoonlijke biecht uit: "De koningin en ik hebben teruggedacht aan de crisis die ons koppel heeft doorstaan, nu dertig jaar geleden. Die crisisperiode werd ons onlangs in herinnering gebracht. Daar wensen wij niet verder op in te gaan; zij behoort tot ons privéleven."
Dat werd destijds geïnterpreteerd als een allusie op zijn vroegere huwelijksproblemen, en een bedekte maar publieke erkenning van het bestaan van zijn vierde kind, zijn tweede dochter. Alle media, zowel in het noorden als het zuiden van het land, interpreteerden dat zo, en de vorst kreeg complimentjes allerhande en oprechte waardering voor zoveel menselijkheid. Professor Mark Van den Wijngaert (KU Brussel), een van de betere kenners van het koninklijk huis, vatte het optreden van Albert zo samen: "Alle getuigenissen spreken van een genereus man met veel gezond verstand, die de wereld is rondgereisd en de monarchie niet op hetzelfde voetstuk zet als Boudewijn dat deed."
En er zijn tot vandaag geen interventies bekend van de persdienst van het Paleis om die interpretatie tegen te spreken.
Maar Albert had zijn onderdanen natuurlijk nooit woordelijk gezegd dat hij een dochter had. Hij zou het ook in privékring niet herhalen. Dat blijkt alleszins uit Delphine Boëls relaas, zoals zij het nu in De navelstreng doorknippen te boek stelde. Een deel van haar persoonlijke herinneringen is trouwens al bevestigd in zowel journalistieke werken als wetenschappelijke literatuur over de monarchie. Het betreft dan vooral de bikkelharde voorwaarden die Boudewijn oplegde aan Albert toen die zijn broer inlichtte over zijn voornemen om van Paola te scheiden. Het was trouwens ook de tijd dat Paola zich op een of ander zuiders strand liet fotograferen, bij avondlijke zon wandelend op de vloedlijn, arm in arm met een man in jeans en bruine, ontblote bast. Men leze het anekdotische maar amusante Paola en Albert. Een prinselijk paar uit 1983 van Blik-journalist Gust Verwerft.
Toen Verwerft zijn boek publiceerde, was na meer dan vijftien jaar 'vervreemding' de verzoening weer een feit. Het jaar voordien, in 1982, was gravin Sybille de Selys-Longchamps, de moeder van Delphine Boël en destijds de minnares van Albert, hertrouwd met een Brit. Toch zou Albert zijn tweede dochter nadien nog geschenkjes sturen. Schrijft Delphine Boël.
Wat er ook aan is van de interne verhoudingen, vast staat dat Delphine Boël een onbestaand persoon is, tenminste voor het Belgische koningshuis. In haar boek beschrijft Delphine hoe ze het mobiel nummer van Albert te pakken kreeg, hoe ze hem belde en vroeg in contact te komen met haar moeder, die inmiddels zwaar ziek was. De eerste keer lijkt het contact neutraal te zijn verlopen, de tweede keer is de vorst het beu: "Je moet me nooit meer bellen. Ik wil niks meer horen over deze hele geschiedenis. Trouwens, je ben mijn dochter niet." Volgens Delphine ging Albert "over de rooie", waarop zijzelf begon te tieren: "Iedereen kan zien dat ik de ogen van Astrid heb." Waarop Albert weer: "Zeg nooit meer dat je op mijn moeder lijkt. Hoe durf je?"
Het is geen kwestie van durf. Het lijkt eerder een kwestie van feiten. Of beter: van een collectieve indruk. Vertoont Delphine al dan niet enige gelijkenis met telgen van de Belgische koninklijke familie? Ze lijkt niet echt op Leopold II, dat klopt. In haar boek drukt Delphine, wellicht onbedoeld, een jeugdfoto af. Ze lijkt daar bijna als twee druppels water op prins Filip, die ook als jongen veel fijnere trekken had dan de toen al uit grover hout gesneden Laurent. Haar haar is wat langer dan het zijne (maar niet veel, gezien de jongensmode van de jaren zeventig), en verder zouden ze broer en zus kunnen zijn. Tweelingbroer en -zus, welteverstaan.
Die gelijkenis met Filip is inmiddels wat minder evident. Delphine heeft natuurlijk een andere moeder dan Filip, Astrid en Laurent, en de veroudering en/of de hormonale huishouding heeft andere effecten op mannen dan vrouwen. Maar een zus zou ze altijd kunnen zijn - ze is dan ook (wellicht) een halfzus.
Al wil Albert dat dus niet geweten hebben. Het blijft gissen naar de redenen daarvoor. Gegeven de (ditmaal wél letterlijke uitgesproken) woorden uit de bekende nieuwsjaartoespraak van destijds, zal Laken over deze kwestie niet corresponderen: dat "behoort tot ons privéleven".
De kwestie van de wederzijdse publieke erkenning tussen Albert en Delphine Boël is immers geen loutere één-op-één. Dit gaat hoe dan ook de echtgenote aan (Paola dus), en drie wettelijke kinderen. Niet in hun functie van 'koninklijke familie', maar als privégezin.
De kwestie ligt niet alleen moeilijk bij sommige royals. Een paar jaar terug had de gespecialiseerde pers ook een kluif aan de eerst niet, dan gelukkig wel erkenning van Willy Sommers en een meisje dat dan toch gelijk had met haar claim dat zij zijn dochter was.
Waarbij natuurlijk ook de vraag gesteld moet worden: is Delphine wel de dochter van Albert? Tegenwoordig is zoiets opgelost in, nu ja, 'een wip'. Delphine levert een DNA-staal, Albert ook, professor Cassiman zorgt voor de screening, en over de feiten bestaat niet de minste discussie meer.
Het zal een interessante vraag zijn. Zou Delphine in een erkenningskwestie Albert kunnen dwingen om DNA af te staan? Of is het staatshoofd ook in deze onschendbaar? Maar is Albert dan immuner voor het gerecht dan Bill Clinton, zijn voormalige collega-staatshoofd uit de VS?
En gesteld dat Delphine inderdaad zijn dochter zou zijn - let op de volstrekt voorwaardelijke wijs - dan kan ze wellicht toch geen aanspraak maken op de troon. Artikel 85 luiddt immers: "De grondwettelijke macht van de Koning gaat bij erfopvolging over op de natuurlijke en wettige nakomelingschap, in de rechte lijn, van Z.M. Leopold, Joris, Christiaan, Frederik van Saksen-Coburg en volgens eerstgeboorterecht." Indien DNA-onderzoek haar claim zou bevestigen, hoort Delphine Boël weliswaar tot het zeer natuurlijke, doch niet tot het wettelijke nakomelingschap van Leopold, Joris, Christiaan etcetera.
Maar wat met het privéfortuin van Albert? Delphine zou dan geen lid van de koninklijke familie zijn, maar natuurlijk wel de (natuurlijke) dochter van de persoon Albert. Leopold III had drie kinderen (de prinsen Alexander, Maria-Christina en Esmeralda) die geen lid waren van de koninklijke familie doch wel tot zijn gezin behoorden, met dit verschil dat zij geboren waren uit zijn wettelijk huwelijk met prinses Lilian. En dat nageslacht, zo bleek uit persberichten, heeft na de dood van hun ouders bijzonder goed geld verdiend aan hun erfenis, zo bleek bijvoorbeeld uit een verkoop van allerlei exclusiviteiten bij Sotheby's. Nogmaals, bij Delphine ligt alles oneindig veel complexer, maar in een samenleving die er steeds nadrukkelijker een punt van maakt om kinderen niet te straffen voor hun ouders (en dus discriminaties tussen wettelijke en natuurlijke kinderen op te heffen) lijkt de 'ik-ken-u-niet-mevrouwtje'-reactie van Albert een anachronisme.
Vooral omdat andere vorstenhuizen en andere staatshoofden het anders deden, en doen. Het befaamdst blijven de historische woorden van François Mitterrand, 'Et alors', toen hij geconfrontreerd werd met Mazarine, een biologische dochter van hemzelf en zijn vriendin Anne Pingeot. Zij het dat het beeld van de onthechte Mitterrand in 2005 aan scherven werd geschreven door... Mazarine elle-même. In haar boekje Bouche cosue vertelt ze sec maar genadeloos hoe haar vader het moment bestudeerde waarop hij 'spontaan', zelfs 'nonchalant' zou kunnen ingaan op een 'onthulling' van een journalist die in feite gedirigeerd werd door hemzelf. Hoe het hele Elysée al dagen ingelicht was over de preciese timing van de 'scoop' - op Mazarine zelf na. Die zag zich van de ene dag op de andere, en zonder dat vader aan dochter hiervoor haar toestemming vroeg, gebombardeerd tot 'publiek bezit'. Toen het Mitterrand niet uitkwam, moest ik verborgen leven, mokt ze. Toen het hem wel uitkwam, had ik niets meer te zeggen en moést mijn bestaan wereldkundig gemaakt.
Maar er begint wel een normalere vader-dochterrelatie. Zij vergezelt de oude man in zijn laatste maanden, de begrafenis woont ze bij op de eerste rij, samen met de rest van de 'familie'.
Zelfs oude, eerbiedwaardige koningshuizen hanteren een veel toleranter houding. In Nederland waren destijds de buitenechtelijke kinderen van 'prins-gemaal Hendrik' (de man van Wilhelmina, vader van Juliana en grootvader van Beatrix) een waar staatsgeheim. Maar het al even turbulente privéleven van diens schoonzoon prins Bernhard was veel sneller veel publieker gemeengoed. Toen Bernard in 2004 stierf, 'wist' men dat hij een dochter had, Alexia Grinda (1967), bij zijn Franse vriendin Hélène Grinda. Omstreeks die tijd raakte ook het bestaan bekend van nog een tweede buitenechtelijke dochter (naast zijn vier dochters met Juliana), Alicia de Bielefeld (1952). Haar moeder was een Duitse pilote, zij werkte jarenlang als tuinarchitecte in Californië.
En de ene Albert is de andere niet. Prins Albert II van Monaco, zoon van het sterrenkoppel Rainier en Grace Kelly, is dan wel het staatshoofd van het prinsdom aan de Middellandse Zee, boven de wet staat hij niet. Tot tweemaal toe werd hij, in verschillende procedures en in andere landen, door DNA-tests gedwongen tot het erkennen van kinderen (Albert is ongehuwd). In de zomer van 2005 kreeg Nicole Coste, een Togolese ex-stewardess van Air France, gelijk in haar bewering dat haar zoon Alexandre Eric Stéphane Coste zijn zoon was. Amper een paar dagen voor zijn troonsbestijging bindt ook Albert in. En nog in 2006 volgde, jawel, een oudere zus: Jazmin Grace Grimaldi. Woonachtig in de VS, en dat al sinds haar geboorte in 1992, maar op haar 14de erkend als een prinselijke dochter.
Maar toen een seksactrice, Bea Fiedler, probeerde om haar zoon Daniel erkend te krijgen als nageslacht van Albert, kreeg de vrouw nul op het rekest. De DNA-test bleek onbetrouwbaar, de uitkomst allerminst duidelijk. Albert van Monaco lijkt voor meer rede vatbaar dan zijn naamgenoot uit Brussel, maar trop is ook bij de Grimaldi's te veel. Erkenning van een misstap, tot daar aan toe, maar ermee rammelen: ho maar.
Is Delphine wel de dochter van Albert? Tegenwoordig is dat opgelost in 'een wip': Delphine levert een DNA-staal, Albert ook, professor Cassiman zorgt voor de screening