✦werk
Zeg niet vergadering maar meeting: zo bent u mee met de alomtegenwoordige managementtaal
Tackelt u graag problemen? Wil uw senior brand manager steeds deepdiven maar weet u niet goed waarheen? Lees dan deze handige inleiding in de wereld van het bedrijfslingo (en het ‘lexicon’ daaronder!), zodat u zich te pas en te onpas interessant kunt maken en uw remuneratiepakket kunt upgraden. “Vroeger rolden we pizzadeeg uit, vandaag concepten.”
We hebben lang gebrainstormd over de juiste aanvliegroute voor dit artikel. Hoe koppen we dit verhaal binnen en welke ideeën brengen we aan? Hoe bewaken we het kwaliteitsproces en welke professionals laten we aan het woord?
Een hands-on approach dan maar, te beginnen met de vaststelling dat wie zich op regelmatige basis in het bedrijfsleven begeeft, niet om de kantoorwoorden heen kan. Deze week nog wist meubelgigant Ikea 7.500 geschrapte jobs te verkopen als ‘een vereenvoudiging’. Maar uiteindelijk, zo werd ons beloofd, zou alles goedkomen dankzij het ‘versnelde transformatieproces’. Eens te meer een bewijs dat op de veelal met vasttapijt beklede werkvloer een eigen taaltje wordt gehanteerd – wordt het steeds erger of denken wij dat maar? – dat grossiert in dure woorden en (eufemistische) beeldspraak.
Uit ons onderzoek, of deepdive zo u wil, leren we alvast dat bedrijfslingo op te delen valt in categorieën. Bouwwoorden doen het altijd goed, zoals kantelen (een organisatie bijvoorbeeld). Plannen worden gefundeerd, potentieel aangeboord, maatregelen verankerd en ideeën afgeklopt. “Alsof we heel de dag in een bouwput staan”, stelt Japke-d. Bouma, columniste en eindredactrice bij NRC Handelsblad en groot liefhebber van het kantoorleven in al zijn facetten. Bouwwoorden suggereren daadkracht, schrijft ze in haar boek Uitrollen is het nieuwe doorpakken.
Ook de luchtvaart heeft het nodige te bieden: iets laten landen, aanvliegen, iemand invliegen, turbulentie op de markt, inchecken bij een collega. En natuurlijk is ook de sport een eeuwige bron van inspiratie: tackelen, binnenkoppen, balletjes opgooien, een-tweetjes, het speelveld.
Blijvertjes
Bouma denkt niet dat we per se meer kantoorwoorden gebruiken dan vroeger (“als ik fragmenten zie van politici in de jaren zestig, dan ging het er ook behoorlijk wollig aan toe”), maar ze veranderen wel voortdurend. Net zoals een zestienjarige vandaag liever doodvalt dan ‘keinijg’ te zeggen, maakt u zich vandaag toch een tikkeltje belachelijk als u gaat vergaderen. Zeg dat u een meeting hebt of, beter nog, een stand-up. En flexibel kan nog net, maar wie echt mee wil zijn, is agile.
“Het zijn heel modegevoelige woorden met een korte levensspan. Een typisch kenmerk van clichétaal”, stelt Bouma. “Na lean werken kwam agile, en in Nederland wordt dat alweer langzaam vervangen door epic. Of uitrollen, dat vind ik ook altijd een mooie. Vroeger rolden we pizzadeeg uit, vandaag concepten.”
“O, uitrollen. Ongelooflijk! Toen ik dat voor de eerste keer hoorde op een vergadering, wist ik meteen: dat is een blijvertje.” Paul Bogaert heeft dankzij zijn jarenlange werkervaring bij een multinational en bij de Vlaamse overheid een oor voor bedrijfslingo.“In een saaie vergadering is er niets zo amusant als turven.” Ook hij zag de beeldspraak komen en gaan. “Twintig jaar geleden dook opeens ‘het verhaal’ op. En dat bleef maar komen. Dan ging ik gokken, aan het begin van vergaderingen: 20 keer ‘het verhaal’. En het is ook een blijver gebleken.”
Bogaert is ook een bekroond dichter en in zijn poëzie speelt hij graag met die typische kantoortaal. Zo begint een van van zijn gedichten met de zin: ‘We moeten een veerkrachtig landschap hebben’. “Dat heb ik eens in de krant gelezen: ‘We moeten een veerkrachtig orkestlandschap hebben.’ Pure poëzie, toch?”
Landen, invliegen, veerkracht en kick-off zijn nog woorden die hem zo te binnen schieten. En ‘in scope’ en ‘go’ of ‘no go’. “Ik vind het dan spannend om die te gebruiken in een gedicht: hoe kan ik het woord ‘traject’ in een liefdesgedicht schrijven? Ik heb ooit eens geschreven: ‘Voor de uitrol van de status quo’.”
Expert uit Litouwen
Dat artsen er een eigen woordenboek op na houden, dat is logisch. Bij piloten begrijpen we het ook en wellicht hebben ook elektriciens hun eigen taaltje. Maar waarom is dat nodig in de bedrijfswereld, die zich graag bedient van woorden waarvoor al sinds mensenheugenis een perfect valabel alternatief bestaat? Als we in een vacature lezen dat een salesbedrijf werknemers zoekt met een “bewezen track record”, dan bedoelen ze toch gewoon ervaring? En moeten we echt die nieuwe collega ‘onboarden’ als we hem of haar met evenveel plezier wegwijs maken? Maar ‘afwerken’ klinkt natuurlijk minder gewichtig en belangrijk dan ‘binnenkoppen’.
“Als mensen moeten uitleggen wat ze heel de dag doen, dan is dat vaak niet zo interessant”, zegt Bouma. “Vertellen dat je content manager bent, klinkt dus veel boeiender dan ‘ik zet heel de dag filmpjes op een website’. En je omnichannel approach is minder banaal dan ‘ik zet die filmpjes dan op Twitter, Facebook én onze website’. Als je die woorden maar vaak genoeg herhaalt, krijg je het gevoel dat je belangrijk werk verricht.”
Bogaert: “Als de baas zegt dat hij een expert uit Litouwen heeft laten invliegen, dan maakt dat indruk. Hij heeft de macht en het geld om snel even een Litouwer het vliegtuig op te zetten om hier een probleem te komen oplossen.”
Beeldspraak is ook erg handig om te liegen en verbloemen. Een human resource manager – in lang vervlogen tijden de baas van de personeelsdienst – zal u vandaag niet botweg ontslaan, maar heeft een hele voorraad aan eufemismen om uit te kiezen: er vertrekken nogal veel mensen in onderling of goed overleg. Die zoeken dan andere horizonten op, slaan onbekende wegen of gaan nieuwe uitdagingen aan. Bedrijven laten mensen gaan en als de hakbijl echt wordt bovengehaald, dan noemen ze liever dat afvloeien of afslanken.
“Ik ken een vrouw aan wie de hr-manager vertelde dat het tijd was om haar talenten buiten de organisatie in te zetten”, herinnert Bouma zich. “De bittere pil vergulden, noemen ze dat, maar ik vind het weinig respectvol. Mensen hebben heus wel door wat je bedoelt.”
Ook de politiek heeft er een handje van. In Nederland gebruiken besparende politici al eens het woord ombuigen als in ‘we buigen de budgetten om’; in Vlaanderen houden we erg van efficiëntieoefeningen en rationaliseren. Bouma: “Problemen zetten ze ook graag hoog op de agenda. Dan weet je: horen we nooit meer iets van.”
Nog een prima gelegenheid om naar kantoorwoorden te grijpen, is bij problemen waarvan u niet precies weet hoe de vork in de steel zit, laat staan dat u een idee hebt hoe u die moet aanpakken, zegt zij. Dat zijn de momenten waarop u weinig mis doet met open deuren als ‘strategisch’, ‘procesmatig’ of ‘sturen op kwaliteit’ zonder dat u erbij moet zeggen wat er nu concreet dient te gebeuren. Kwesties worden maandenlang ‘kritisch bekeken’ en organisaties kantelen zonder dat iemand hoeft te weten naar welke kant. Ergens op aansturen is een synoniem voor ‘duimen maar’ en ‘hopen dat het goedkomt’.
Bijkomend voordeel: niemand kan u daar later op afrekenen. De minister die ‘de ambitie toont’ om de wachtlijsten in de zorg aan te pakken, laat zich niet vastpinnen op een concrete belofte. “Als je iets als probleem benoemt, dan moet je het ook oplossen. Stellen dat er ‘een uitdaging ligt’ is veel vrijblijvender”, vindt Bouma.
Besmettelijk
Natuurlijk hebben dergelijke woorden ook een tribale functie. Wie er kwistig mee rondstrooit, geeft aan dat hij/zij weet wat er gaande is en hoe het spel gespeeld wordt. Een geheimtaal die de scheidingslijn markeert tussen wie er wel en niet bij hoort. En het is besmettelijk: voor u het weet gaat u zelf impulsen geven of troubleshooten.
Maar Bouma’s ervaring is dat vooral mensen uit het middenkader er graag op terugvallen: “Zij zitten geprangd tussen de bedrijfstop en het personeel dat onder hen staat. Zij hebben er alle baat bij om zo veel mogelijk problemen te vermijden. Er zijn soms mensen die heel boos worden en me verwijten dat ik voor jip- en janneketaal pleit. Maar dat bedoel ik niet. Wel: jij kunt niet uitleggen wat je bedoelt.”
Misschien heeft het er ook mee te maken dat veel mensen in de dienstensector een ietwat vaag resultaat afleveren. Bogaert: “Op het einde van de dag hebben we geen rechte muur gemetst, maar een e-mail verzonden met daarin een beslissing.” Maar hij wijst ook op het belang van taal en retoriek op de werkvloer: op het einde van de rit moet ook iets gebeuren met al die cijfers uit dat Excel-bestand. “Er wordt veel vergaderd. Bazen moeten overtuigd worden en werkgevers enthousiast gemaakt. Met beeldtaal houd je ook makkelijker de aandacht vast.”
Dat vindt Bouma juist niet. Zij zegt dat zodra mensen een cliché horen, hun hersenen ‘afhaken’. Ze luisteren dan niet meer, dat heeft ze vaak gehoord van mensen die op Twitter, Facebook en LinkedIn op haar stukken reageren.
Die terminologie komt natuurlijk ook van ergens. Net als bij jongerentaal is het moeilijk om precies te bepalen hoe zo’n woord zich precies verspreidt en wie het het eerst gebruikt in de vergaderzaal. Maar de bron situeert zich wellicht ook in de vakliteratuur en wetenschappelijke bladen, denken onze experts. Er komt ook veel aangewaaid vanuit de politiek, (veelal Engelstalige) managementboeken, cursussen of internationale conferenties. We bedoelen natuurlijk seminars, excuseer.
Koffie-innovatie
Socioloog Rudi Laermans (KU Leuven) en medeauteur van Klein lexicon van het managementjargon, ziet dan weer een verband met het neoliberalisme. “Die woorden hebben zich doorgezet na de implosie van de Muur, toen de neoliberale markt een grote sprong voorwaarts heeft gemaakt. Sindsdien zien we alles in termen van marktwerking. Alles is zogezegd objectiveerbaar en meetbaar, worden mensen wollig naar de mond gepraat.”
Want wat soms ook gebeurt, is dat die kantoorwoorden de glazen schuifdeuren uitglippen, de bedrijfswagen inkruipen en de buitenwereld opzoeken. Ze nestelen zich in ons dagelijks taalgebruik. Zo is bijvoorbeeld het woord ‘skills’ in 2008 opgenomen in de Dikke Van Dale. “Het is doorgesijpeld vanuit het bedrijfsleven maar is nu zo gangbaar dat zelfs scholieren ‘skills’ moeten verzamelen”, vertelt Van Dale-hoofdredacteur Ton den Boon.
Wat Bouma betreurt, is dat op den duur woorden uitgehold worden. Passie betekent hartstochtelijke liefde of de lijdenstijd van Christus, dus op het werk valt zoiets toch behoorlijk uit de context? “En echte innovatie, dat is nogal wat. Dan denk ik aan de uitvinding van de stoomtrein of de ontrafeling van ons DNA. Maar dat woord heeft al zijn kracht verloren. Een nieuwe koffie heet tegenwoordig al een koffie-innovatie, of erger nog: ‘de ultieme koffiebeleving’.”
Bovendien merkt ze dat het werknemers frustreert en ontmoedigt omdat het niet helder is. “We kunnen er nu wel mee lachen, maar ik krijg zoveel berichten van mensen: moet je weten wat mijn baas nú weer gezegd heeft. Ik snap het écht niet.”
“Een goed beeld kan wel werken”, vindt Bogaert, dus hem stoort het niet zo. “Alleen mag de kloof tussen wat gezegd en beloofd wordt en de realiteit niet te groot zijn. Wie te ver gaat met de metaforen, verstoort de boodschap.” En dan is het wellicht een kwestie van slim terugkoppelen, schakelen en finetunen.
Disclaimer: elke gelijkenis met bestaande personen of gebeurtenissen berust op louter toeval.
LULKOEK-LEXICON
agile
het nieuwe flexibel. Moet stilaan baan ruimen voor epic
benchmarken
het vergelijken van prestaties of methoden met vergelijkbare organisaties
game plan
hip woord voor strategie of plan van aanpak
onboarden
een nieuwe medewerker wegwijs maken
corporate DNA
de kenmerken van een bedrijf
we nemen het mee
nee
challengen
een stoer synoniem voor uitdagen, bij voorkeur een concurrent
verdienmodel
de manier waarop een bedrijf winst maakt
kick-off
de lancering
doorzagen
doorvragen of iemand blijven lastigvallen met een vraag
commitment
toewijding en betrokkenheid. Soms ook: ik geef al mijn hobby’s op en ik hoop dat mijn relatie het overleeft
flexplekken
niemand heeft nog een vaste werkplek en is vrij om te zitten waar hij of zij wil. In de praktijk gaat iedereen toch op dezelfde plek zitten
schakelen
snel beslissen en bijsturen of regelmatig wisselen tussen verschillende taken
uitrollen
implementeren
parkeren
een kwestie tijdelijk opzijschuiven. In de praktijk vaak voor eeuwig en altijd
teamplayer
een collegiale werknemer, of iemand met elementaire beleefdheid
meerwaarde
onduidelijk, maar het is iets goeds en iedereen is er altijd naar op zoek
KPI/key performance indicator
liggen we op koers ten opzichte van onze doelen?
afstemmen
overleggen
USP of unique selling point
iets waarmee je je onderscheidt
deepdiven
een diepgravende analyse van een probleem of situatie die zo grondig gebeurt dat het bijna overdreven is
corebusiness
datgene waarmee een bedrijf geld verdient. Bedrijven doen er soms heel lang over om het te definiëren, maar het komt meestal neer op spullen verkopen of maken
procesbewaker
iemand die ervoor zorgt dat ‘het proces’ goed verloopt
incubator
plek waar beginnende bedrijven voorzichtig kunnen groeien voor ze de grote, boze buitenwereld moeten trotseren
in scope
in zicht
aanboren
iets nieuws verkennen
een-tweetjes
overleg tussen twee mensen. Of: een vergadering waarvoor u niet bent uitgenodigd
pijplijn
geheime locatie waar allerlei plannen en ideeën wonen
knallen
hard werken. Bij voorkeur terwijl je stilzit aan een laptop
lean & mean
efficiënt
best practice
een methode of techniek die beter blijkt dan andere methodes of technieken
levelen
overleggen
call to action
iedereen moet nog iets harder werken. Nu!
we gaan dat kritisch moeten bekijken
hoe gaan we dit in godsnaam aanpakken?
stuurgroep
bijeenkomst van mensen die graag en vaak vergaderen
uitdaging
probleem dat geen probleem mag heten
target
blits woord voor doelstelling
bottle neck
het moment waarop mensen overspoeld worden door het werk en het proces vastloopt
SWOT-analyse
analyse van de sterktes en zwaktes van een onderneming
B2B
afkorting voor business to business, of een bedrijf dat diensten levert of verkoopt aan andere bedrijven
boardroom
directiekamer maar dan belangrijker
core competence
waar een werknemer of bedrijf het best in is of zich vooral mee bezighoudt
C2C
afkorting voor cradle to cradle, een hippe term voor duurzaam en waarbij alle materialen in een product na gebruik voor een ander product kunnen dienen
finalizen
afwerken of afronden
mission statement
de missie van het bedrijf, maar dan doorspekt met woorden als ‘duurzaam’ en ‘innovatief’
aanvliegroute
plan van aanpak
go
toestemming om ergens mee te beginnen
CSR
afkorting voor corporate social responsibility of maatschappelijke verantwoordelijkheid. Opmerkelijk populair sinds bedrijven op sociale media zwaar worden aangepakt bij misstappen
follow-up
heel druk opvolgen
balletje opgooien
een idee lanceren
no go
absoluut niet
incentive
premie of bonus
opschalen
vergroten of uitbreiden
ik hoor wat je zegt
een beleefde nee op een dom voorstel
kantelen
verandering, maar dan vaag
young potentials
jong goedkoop werkvolk met hippe mutsjes en sneakers
totaaloplossing
wondermiddel
marktconform
volgens de normen van de markt. Als in: niet zeuren over je salaris
synergie
samenwerking. Veelal een eufemisme voor samenwerking als besparing
kortsluiten
in een kleine groep snel een beslissing nemen