Schrijver Marcel Proust beantwoordde ze ooit in een vriendenboekje, nu geeft De Morgen er een eigenzinnige draai aan. Vijfentwintig directe vragen, evenveel openhartige antwoorden. Vandaag: gewezen hoogleraar en politicus Boudewijn Bouckaert (71). Wie is hij in het diepst van zijn gedachten?
Hoe oud voelt u zich?
“Enerzijds niet oud genoeg om te gaan stemmen op 26 mei. Want dan moet ik over het lot van zes miljoen Vlamingen, elf miljoen Belgen en 500 miljoen Europeanen beschikken en ik ben nog te jong om daarin een keuze met kennis van zaken te maken. Anderzijds vind ik me veel te oud om mijn dochter van 14 jaar op te voeden. Want mijn dochter is volledig vertrouwd met allerlei moderne socialemediatechnieken zoals WhatsApp, Snapchat, Instagram, TikTok en ik ken daar helemaal niets van. Ik kan mijn dochter eigenlijk niet meer controleren en kan ze ook niet meer bijbenen. In die zin ben ik te oud voor mijn dochter, maar te jong om mijn kiesrecht uit te oefenen. Zo is het.”
Wat vindt u een belangrijke eigenschap van uzelf?
“Mijn gebrek aan zelfbeheersing. Als het mij tegenzit, vloek ik mij te pletter. Bovendien ben ik verschrikkelijk creatief in het uitvinden van nieuwe vloeken en scheldwoorden. Mijn omgeving, mijn vriendin, mijn dochter, ergeren zich daar te pletter aan, maar ik denk dat al dat vloeken mij een hartinfarct bespaart en levensverlengend werkt. Mocht ik alle tegenslagen opkroppen, ik was allang dood.”
Wanneer bent u ooit door het lint gegaan?
“Ik ga heel regelmatig door het lint, laten we zeggen gemiddeld twee à drie keer per week. Maar vrijwel altijd puur verbaal. Dat is niet leuk voor de mensen die rond mij leven. Maar voor mij is het een noodzakelijke uitlaatklep. Vroeger gebeurde het weleens dat ik een bord tegen de grond gooide, maar dat is intussen een tijdje geleden.”
Wat is uw passie?
“Mijn passie is politiek correcte mensen treiteren. Dat doe ik zeer graag. Rondom mij, aan de universiteiten, in intellectuele milieus, heerst een soort stilzwijgende consensus die ik graag doorbreek. Gisteren bijvoorbeeld verscheen er op Facebook een verontwaardigd bericht over het feit dat de Braziliaanse president Bolsonaro de faculteiten filosofie en sociologie wil afbouwen of minder geld geven, waarop een ganse reeks verontwaardigde reacties volgde van politiek correcte professionals. Op zo’n moment kan ik het niet laten om een vraagje te lanceren: ‘Zou dat nu echt zo’n groot maatschappelijk verlies betekenen?’ Dan krijg ik natuurlijk te horen: ‘Hoe durf je dat te zeggen!’ (lacht) Maar mocht ik in andere milieus zitten, ik zou waarschijnlijk andere opmerkingen maken. Ik lig gewoon graag dwars.”
Is het leven voor u een cadeau?
“Natuurlijk is het leven een cadeau, want ik heb het gekregen van mijn ouders. Zomaar, gratis. Het is ook een cadeau, omdat het alternatief, niet leven, mij nogal saai lijkt. Het bestaan van een baksteen lijkt mij weinig opwindend. Ik ben ook heel blij dat ik een menselijk leven heb, want ik weet tenminste dat ik leef. De sequoia’s in Californië mogen dan 2.000 jaar oud zijn, ze beseffen nog altijd niet dat ze leven. Dus in die zin vind ik het leven, het menselijke leven, echt een cadeau.
“Ik heb altijd van het leven genoten. Ondanks de tegenslagen. Ik heb zware tegenslagen gehad, zeker in mijn privéleven, maar die hebben bij mij nooit tot zwarte gedachten geleid. Ik ben nogal vitalistisch ingesteld, hoewel ik daar zelf geen enkele verdienste aan heb.
“Mijn derde vrouw was 29 toen ze kwam te overlijden aan een hersenbloeding. Ze was zwanger toen ze stierf, dus plots vielen twee mensen uit mijn leven weg. Het feit dat we samen al een dochtertje hadden van 2,5 dat ik verder alleen moest opvoeden heeft me voor een stuk afgeleid van mijn verdriet. Dankzij mijn dochtertje ben ik erin geslaagd om die tragedie mijn leven niet te laten domineren. De kunst bestaat erin, denk ik, de tragedie niet te verdringen maar een plaats te geven binnen je leven. Binnenkort is het 7 juni, de dag dat ze overleden is, twaalf jaar geleden nu, in 2007. Op die dag komt alles weer terug.
“Katrien is op donderdag overleden, op zondag waren het verkiezingen. Samen met Jean-Marie Dedecker had ik me afgescheurd van de Vld en een nieuwe partij opgericht. Tot onze grote verbazing haalde Lijst Dedecker vijf parlementszetels, wat niet voorspeld was in de opiniepeilingen. Die zondag was eigenlijk de meest bizarre dag in mijn leven. Enerzijds was er dat immense verdriet, anderzijds dat gevoel van triomf omdat we het gehaald hadden, vanuit het niets, met weinig middelen. Als je iemand verliest, een echtgenoot, een kind, een vriend, is het belangrijk om te durven doorgaan. Je moet leren met die ballast van verdriet zinvol voort te leven. Dat is geen vorm van ongevoeligheid, hé. Het vergt integendeel veel moed. En daarbij geholpen worden door derden helpt natuurlijk.”
Bio
Geboren op 21 juli 1947 in Gent
Gewezen hoogleraar rechten aan de Universiteit Gent. Tussen 1998 en 2000 was hij decaan van de faculteit rechten
Was lange tijd lid van Open Vld, maar stapte in 2006 uit de partij
Was van 2009 tot 2014 Vlaams parlementslid voor Lijst Dedecker
Is voorzitter van de liberale denktank Libera!
Welke kleine, alledaagse gebeurtenis kan u blij maken?
“Wel, als ik zelf iemand blij kan maken, ben ik ook blij. Van wie ik tamelijk zeker ben dat ik ze blij maak, zijn mijn twee konijnen in de living, Filou en Grijsje. Elke dag geef ik ze water en korrels. (lacht)”
Wat is uw zwakte?
“Mijn zwaktepunt is mijn werklust, dat is geen verdienste. Gewoon zijn, gewoon bestaan, kan ik niet. Ik moet altijd iets om handen hebben. Een deur verven, een muur behangen, iets repareren, maar meestal in boeken en tijdschriften lezen. Mijn vriendin krijgt daar de kriebels van. Ik denk altijd dat ik iets ga missen als ik niet bezig ben.”
Welk kunstwerk heeft u gevormd?
“Popmuziek. Ik was 21 in mei ‘68. Die periode was de miraculeuze visvangst van de popmuziek hé. Elke week kwamen er twee hits uit die nu nog gespeeld worden. En dan denk ik niet alleen aan The Beatles en The Rolling Stones, maar aan een pak andere groepjes en zangers.
“Maar top of the bill vind ik toch de klassieke liederen en dan gaat mijn voorkeur echt naar Franz Schubert, er bestaat niets mooiers. Op een winternamiddag, als de zon wat laag hangt, de Winterreise van Schubert beluisteren en jezelf aan die muziek overgeven, dat is echt wel het hoogste.”
Waar hebt u spijt van?
“Als je op je 71 terugblikt op je leven zijn er natuurlijk heel wat zaken waarvan je denkt: ik had beter dit of dat zus of zo gedaan. Maar heel specifiek zou ik zeggen: ik vind het jammer dat ik hier aan de Universiteit Gent als rechtseconoom toch wat geïsoleerd zat. Als ik zou kunnen herbeginnen, zou ik toch liever in een omgeving werken waar verschillende mensen met dezelfde discipline bezig zijn, zodat je elkaar kunt inspireren. Ik denk dat ik productiever was geweest, als ik in een team had kunnen werken. Bovendien zijn de twee discipelen die ik heb opgeleid naar de VS vertrokken omdat ze daar betere werkvoorwaarden hadden. Wil je echt diepgaand wetenschappelijk onderzoek voeren, dan heb je een team en geld nodig. Inzake eigendomsrechten bijvoorbeeld is er een enorme clash aan de gang tussen de agrobusiness en de lokale gemeenschappen. Als je een regeling wil uitwerken die beide partijen verzoent, moet je de situatie op het veld kunnen onderzoeken. Nu goed, het is nu eenmaal zo gelopen, ik verwijt niemand iets, maar ik had het liever anders gehad.”
Wat is uw grootste angst?
“Dat het zou mislopen met mijn kinderen. Ik heb twee kinderen: Pieter, 45 jaar, uit mijn eerste huwelijk en Emma, 14 jaar, uit mijn derde huwelijk. Naarmate je ouder wordt, worden je kinderen wel een heel belangrijke zingevende factor in je leven. Je leeft niet meer zo lang, dus de bezorgdheid dat je kinderen het goed zullen hebben als je weg bent, neemt alleen maar toe. Neem nu de klimaatkwestie. Staat er ons werkelijk een klimaatramp te wachten? Ik heb me voorgenomen daar wat literatuur over te verslinden. Ik wil weten in welke wereld mijn kinderen terecht kunnen komen.”
Wanneer hebt u het laatst gehuild?
“Ik moet zeggen, als ik aan mijn overleden vrouw denk, staan de tranen altijd wel klaar. Maar het laatst gehuild heb ik bij het zien van de film Green Book. Die film geeft de interactie tussen een zwarte muzikant en zijn blanke chauffeur op een dynamische manier weer zonder taboes. Spike Lee noemde het een feelgoodfilm. Hij begrijpt er niets van. Het is eigenlijk een heel mooie antiracistische film, zonder dat het een militant pamflet wordt. Veel inniger.”
Hebt u ooit een religieuze ervaring gehad?
“Ik ben zeer gematigd religieus. Ik ben een protestants christen. Noch ikzelf noch mijn omgeving heeft daar al te veel last van. (lacht) Maar een praktische religieuze ervaring? In 2003 ben ik in het UZ geopereerd onder volledige verdoving. Toen ik weer wakker werd, was het eerste dat ik zag een engelachtig mooi meisje. Ik dacht: ik ben nu in de hemel. (lacht) Maar na vijf seconden realiseerde ik me dat ik me in de kliniek bevond en het een verpleegster was die naar mij keek. (lacht)
“Voorts ben ik een volledige aanhanger van de seculiere samenleving waar godsdienst deel van uitmaakt. Godsdienst mag de samenleving niet domineren, maar een samenleving moet godsdienst tolereren.”
Hoe kijkt u naar uw lichaam?
“Met ouder worden wordt je lichaam een bedrijf in moeilijkheden en ga je het meer in de gaten houden. Je bent er gewoon veel meer mee bezig, maar het mag natuurlijk geen obsessie worden. Ik laat me preventief onderzoeken, ik ben zeer beweeglijk, ik fiets graag, ik loop. Qua fysieke constellatie mag ik niet klagen, maar als je naar de dokter gaat, kan er altijd een terdoodveroordeling volgen.
“Sinds de dood van mijn vrouw besef ik maar al te goed dat het leven fragiel is. Je mag nog zo verstandig, nog zo innemend, nog zo kunstzinnig zijn, als je aders in je hoofd het begeven ben je weg. De mens is uiteindelijk een fysiek wezen, dat besef dringt door zo’n tragische gebeurtenis heel diep tot je door.”
Wat vindt u erotisch?
“Nu komen de beste vragen, gelukkig ben ik geen prof meer. (lacht) Ongeveer alles wat vrouwelijk is vind ik erotisch, omdat ik een devoot heteroseksueel ben. En specifiek: de kussen van mijn vriendin.”
Wat is uw goorste fantasie?
“Strookt het wel met de wet op de privacy om zo’n vraag te stellen? (lacht) Daar durf ik niet op te antwoorden. Ik heb natuurlijk gore fantasieën, wie niet? Maar daar een concrete invulling aan geven, dat doe ik niet. Anders gaan mensen me vooral door de bril van mijn bekentenis bekijken en denken: dat is een obsédé. (lacht)”
Welk dier zou u willen zijn?
“Ik zou graag een luis zijn. Een luis in de pels, dat is een rol die ik graag speel. Als luis kan je overal binnenkruipen, tot in de intiemste delen van de mens. Dat is dan meteen mijn goorste fantasie. (lacht uitbundig)”
Hoe was de band met uw ouders?
“Niet optimaal, zou ik zeggen. Mijn vader was van 1910, dus nog van voor de Eerste Wereldoorlog. Hij was 37 toen ik geboren werd. Mentaal zat hij nog in de oude tijd, de belle époque. Ik was een kind van mei ‘68. Zowel politiek als cultureel als sociaal als inzake seksualiteit botsten onze opvattingen. Er was regelmatig geroep en getier aan de keukentafel. Onze verhouding was vrij conflictueus. Later, toen ik meer naar rechts opschoof, is dat sterk gemilderd. Maar mijn vader is vrij jong gestorven, hij was amper 72. Ik heb altijd spijt gehad dat ik het niet heb kunnen goedmaken.
“Met mijn moeder had ik een veel betere band. Ze was tien jaar jonger, stond in het onderwijs en had een veel soepelere mentaliteit. Een vrij actieve dame die de risico’s niet schuwde en mij pushte om bijvoorbeeld als student in Canada te gaan werken. Ik was toen drie maanden weg. Je moet het maar doen.”
Hoe definieert u liefde?
“We moeten een onderscheid maken tussen de liefde binnen een koppel, zoals Madame de Staël (invloedrijke Frans-Zwitserse romanschrijfster, 1766-1817, AJ/FVD) het zo prachtig formuleerde: ‘L’amour est un égoïsme à deux’ – (lacht) in een koppel zie je je partner even graag als jezelf – en de universele liefde, de caritas, zoals dat in het christendom heet, de liefde voor de mensheid. De liefde voor de mensheid betekent dat je het menszijn in iedere mens herkent, ongeacht hoe groot de verschillen zijn. Daaruit vloeit het respect voor de ander voort en een aantal basisrechten die vervat zijn in de mensenrechtenleer. De herkenning van de gezamenlijke menselijkheid is wat ik onder liefde versta.”
Heeft u zichzelf al betrapt op racistische gevoelens?
“Regelmatig heb ik weleens een racistische oprisping, dat geef ik gerust toe. Bijvoorbeeld wanneer ik mijn vriendin opzoek die op de grens van Antwerpen bij het Kiel woont en ik oudere dames met een hoofddoek allerlei vuilniszakken zomaar bij het grootwarenhuis zie deponeren. Of als ik in Antwerpen rijd en gecoupeerd word door een Marokkaanse patser in een glimmende BMW, denk ik weleens: wat hebben we hier binnengehaald. (lacht) Maar evengoed heb ik tegenovergestelde gevoelens. Toen ik naar de film Patser ben gaan kijken, gemaakt door twee gasten met Marokkaanse roots (Adil El Arbi en Bilall Fallah, AJ/FVD), dacht ik: potverdorie, goed dat we hen hebben, wat een verrijking. Wat een wervelend knappe film!
“In een context als Antwerpen is het onvermijdelijk dat je dit soort opwellingen hebt, maar je moet je gevoelens verstandelijk kunnen kaderen. Die gevoelens cultiveren, opblazen en ophitsen, is niet de juiste houding.”
Bent u een goede vriend?
“Ik zou mezelf op dat vlak geen grote onderscheiding geven. Ik heb een goede relatie met de mensen die dicht bij mij staan: mijn kinderen, mijn vriendin, wat familie. Maar aangezien ik daar sterk mee bezig ben, investeer ik weinig in hechte vriendschappen. Tot mijn vriendenkring behoren een tien, vijftiental mensen aan wie ik veel mag vragen. Maar echt close zijn we niet. Ik zou daar verandering in moeten brengen, zodat er op mijn begrafenis toch wat volk is. (lacht)”
Hoe zou u willen sterven?
“Als ik zwaar zou lijden zou ik tot euthanasie overgaan, maar ik zou liever nog wat rustig leven en door ouderdom rustig inslapen.
“Mijn laatste avondmaal? Zeker niet het Laatste Avondmaal van Christus, want dat zag er maar schraal uit. (denkt na) Eerst gerijpte avocado met garnalen en een glas Pommery. Daarna een babykreeftje met een Pouilly-Fumé. Als hoofdgerecht lamsbout met knoflook, knolselder, gestoofde tomaatjes en kroketjes, en een goed glas Barolo. En als nagerecht een lekkere fruittaart met een glaasje Sauternes Château d’Yquem. (lacht) Ik vind dat De Morgen mij dat mag trakteren.”
Wat is voor u de hel op aarde?
“De hel op aarde, die bestaat, dat is IS. Dat zijn beestmensen die mensen op een beestachtige wijze afslachten. Auschwitz was een hel, IS is een hel. Met dat verschil dat de nazi’s nog de behoefte voelden om hun gruwelijkheden te verbergen, terwijl IS ermee pronkt.”
Wat betekent geld voor u?
“Geld betekent veel voor mij. Ik zou eigenlijk heel graag over veel geld beschikken. Niet om Porsches te kopen, maar ik zou heel graag een kapitalist zijn om te kunnen investeren in bedrijven, om mensen een goede job te verschaffen, om nieuwe producten op de markt te brengen die door de consumenten worden gewaardeerd. Een soort tweede Marc Coucke, ja. Natuurlijk zou ik niet in voetbal investeren. Dat is idioot. Dat is pure egotripperij. Maar een mooi bedrijf uitbouwen, een goede relatie opbouwen met je werknemers en klanten, moet een enorm bevredigend gevoel geven.”
Wat is uw vreselijkste vakantieherinnering?
“Dat was als student, in ‘69. Ik trok met een vriend vanuit het Zwitserse alpinistendorpje Zinal naar de Cabane de Tracuit (een berghut op 3.256 meter, AJ/FVD). Dat is een klim van 1.600 meter, op zich geen probleem, maar toen ik aankwam waren mijn schoenen kapot: de zool hing eraf. Mijn voeten zaten vol blaren. En dan moesten we nog terugkeren. In sneltempo, want in Zinal moesten we de bus halen naar Sierre. Bij elke stap leek het alsof naalden mijn voeten doorboorden. Toen ik uiteindelijk beneden kwam waren mijn voeten twee bloederige klompen. Nog nooit heb ik zo veel afgezien als toen.”
Wie zou u hier uw gedacht willen zeggen?
“Charles Michel, onze premier. Ik vind dat hij met zijn partij, de MR, zeer slecht bezig is. Ik zou hem willen zeggen dat hij met zijn partij een assertieve, centrumrechtse koers moet varen, een beetje de N-VA van Wallonië worden en dat hij niet de PS en Ecolo achterna moet lopen. Ik denk dat er in Wallonië een stevige markt is voor een centrumrechtse partij. Zeker als ik zie hoe populair Theo Francken (N-VA) daar wel is. Maar dat doet hij niet. Hij is bang van zijn eigen schaduw. Hij loopt links achterna. Hij moet met de MR ook bereid zijn om te spreken over een staatshervorming. Zijn taboe over elke staatshervorming vind ik schandalig, want het Belgische federalisme werkt niet goed. Er zijn te veel gedeelde bevoegdheden, de financiering is niet in orde. Je moet dat debat durven openen om een gezondere staatsstructuur op middellange termijn te realiseren, daarom misschien niet zo radicaal als de N-VA voorstelt, zodat we een efficiënter beleid hebben en de Belgen, Vlamingen, Walen en Brusselaars, meer waar krijgen voor het vele belastinggeld dat ze betalen.”