Liefdadigheid
Wordt uw gedoneerde euro effectief besteed?
De miljardenbranche van goede doelen wil af van alle discussie over kosten. De nadruk moet gaan liggen op wat er is bereikt met het geld van de donateurs. Slimme strategie?
De vluchtelingencrisis brengt in velen het beste naar boven. Massaal doneerde Nederland de afgelopen weken oude dekens en mottige knuffels. Organisaties als het Rode Kruis willen graag ook geld, omdat ze dan met hun kennis van zaken hulp kunnen bieden op de plekken waar die het meest nodig is. Maar dat blijkt lastiger. Het vertrouwen in goede doelen is zich pas sinds kort weer aan het herstellen, nadat het jaren flink was gedaald. Na een aantal affaires leeft de vrees dat er te veel 'aan de strijkstok blijft hangen'. Zo wilde Marieke uit Amsterdam wel dolgraag een deken geven, zei ze onlangs in de Volkskrant, maar niet een tientje overboeken naar een 'anonieme' hulporganisatie. 'In het slechtste geval gaat de hoogste baas van zo'n organisatie er in een luxe auto vandoor. Op deze manier weet je zeker dat er niks weglekt. Ik denk dat veel mensen zo redeneren.'
Goede doelen willen graag laten zien dat het geld goed terechtkomt om donateurs te behouden en nieuwe geldschieters te winnen. Maar hoe beoordeel je of deze euro's effectief worden besteed? De miljardenbranche (er gaat jaarlijks 4,7 miljard euro om in de Nederlandse goededoelensector) denkt daar al langer over na en werkt aan een nieuw stelsel, dat begin volgend jaar moet ingaan. Volgens de plannen moet het straks vooral gaan over wat goede doelen met het gedoneerde geld hebben bereikt, wat de maatschappelijke impact is geweest van de gift, in termen van minder zieken, een beter milieu of geholpen vluchtelingen. Waar het geld van de donateurs precies aan is uitgegeven, waar nu vaak de focus op ligt, krijgt dan een minder prominente rol.
Het is een ambitieus streven, en het is de vraag of iedereen al zo ver is om meer naar de opbrengsten te kijken en minder naar de kosten. Zo pakte het AD onlangs nog uit met diverse bekende goede doelen die een prestigieus kantoorpand hebben in de dure Amsterdamse binnenstad. Volgens de goede doelen zelf, waaronder Greenpeace, is het belangrijk in Amsterdam te zitten om fondsen binnen te kunnen halen en vallen de huurprijzen relatief wel mee. En net voor de zomer moest Natuurmonumenten nog door het stof, omdat een bonus voor de directeuren aanvankelijk niet in het jaarverslag was vermeld.
Strijkstoknorm
De kosten zijn in de charitas een heikel punt. Goede doelen zijn bang voor boze donateurs en inzakkende inkomsten als er kritiek is; fondsen met dure directeuren weten er alles van. Verder verschillen de kosten per organisatie. Het maakt nogal uit of je zelf afgelegen dorpen in Afrika moet bereiken met noodhulp, of dat je met een druk op de knop het ingezamelde geld overmaakt naar een derde partij, bijvoorbeeld een ziekenhuis dat er onderzoek mee doet. Daarom is er in de loop der jaren een heel stelsel opgetuigd om te garanderen dat de euro's van de donateurs zo goed mogelijk worden besteed. Kers op de taart is een keurmerk van de toezichthouder, het Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF). Volgens het CBF-keurmerk mag (gemeten over de afgelopen drie jaar) van elke euro die een goed doel heeft geworven, maximaal een kwartje worden uitgegeven om nieuw geld binnen te halen. Die 'strijkstoknorm' moet voorkomen dat goede doelen elkaar beconcurreren om de donateur, in plaats van armen en zieken te helpen. Zo zullen veel Nederlanders denken dat van elke euro die zij geven, ten minste 75 cent naar het goede doel gaat. Maar of dat ook zo is, is de vraag.
Zo dacht een groep ontevreden oud-vrijwilligers van Make a Wish Nederland jarenlang dat minimaal driekwart van de uitgegeven euro's naar het goede doel ging: het vervullen van wensen van kinderen met een levensbedreigende ziekte. Volgens het jaarverslag is dat ook zo: in 2013 ging het om 2,85 miljoen euro van de in totaal uitgegeven 3,94 miljoen euro. Dat is 72 procent, bijna de norm. Maar wie nader naar de cijfers in de jaarrekening kijkt, ziet dat aan het vervullen van de wensen zelf maar 1,47 miljoen euro is uitgegeven. De rest zijn 'toegerekende kosten', zoals huisvesting, computers en personeel. Zo bekeken heeft Make a Wish Nederland bijna tweederde (2,47 miljoen euro) van de uitgaven nodig om ruim eenderde (1,47 miljoen euro) aan de wensen te besteden. 'We zijn geschrokken toen we achter de werkelijke cijfers kwamen en zagen hoeveel van het gedoneerde geld naar de organisatie gaat in plaats van naar de kinderen', zegt een contactpersoon van de ontevreden oud-vrijwilligers, die anoniem wil blijven.
Maar volgens Make a Wish Neder-land klopt er niets van de kritiek dat er te veel geld naar het kantoor en personeel gaat en te weinig naar de wensen van de kinderen. De 1,47 miljoen euro is alleen het uitbestede werk, zegt directeur Peter Douwes, zoals de huur van een limousine om een wens te vervullen of een diner in een restaurant. Make a Wish krijgt geregeld forse kortingen of gratis aanbiedingen. Zonder die meevallers zou het bedrag voor uitgevoerde wensen aanzienlijk hoger zijn dan 1,47 miljoen.
Make a Wish is ook een uitvoeringsorganisatie, stelt Douwes: elk van de 532 vervulde wensen was een op zich staand project dat in eigen beheer gedaan werd. Arbeidsintensief werk, dat meer (personeels)kosten vergt dan het overmaken van geld voor onderzoek. Volgens de directeur is zijn organisatie transparant, integer en volgens de regels te werk gegaan: het staat allemaal in het jaarverslag, dat door de accountant is gecontroleerd en goedgekeurd: 72 procent van elke uitgegeven euro ging naar de doelbesteding (het vervullen van de wensen), 19 procent ging naar fondsenwerving (nieuwe donateurs binnenhalen) en 9 procent naar beheer en administratie (de organisatie, alles wat niet onder fondsenwerving en de doelstelling valt). Deze driedeling wordt in het CBF-keurmerk aangehouden.
Kostenpost 'doelbesteding'
Maar volgens insiders stelt deze kostentoerekening in de praktijk weinig voor. Er wordt door goede doelen met kosten geschoven om de post 'doelbesteding' zo hoog mogelijk te krijgen. Zo kan een mailingactie aan potentiële donateurs met daarin uitleg wat het goede doel doet, onder het kopje voorlichting geboekt worden als doelbesteding. Als er maar geen gironummer wordt genoemd, want dan is het fondsenwerving. Bij de Hartstichting wordt zo de helft van de kosten voor fondsenwerving aangemerkt als doelbesteding. Er wordt bij het werven immers veel geïnvesteerd in preventie en voorlichting, stelt de Hartstichting. Die route is toegestaan, maar het stelt de bescheiden 20,6 procent die is uitgegeven aan fondsenwerving wel in een ander daglicht. Volgens deskundigen is de Hartstichting bepaald niet de enige die zo te werk gaat. Voor de wat vage post 'beheer en administratie' kijken sommige goede doelen naar wat vergelijkbare collega's doen en gaan rond dat percentage zitten.
Dat veruit de meeste grote goede doelen de norm uit het CBF-keurmerk halen, wekt zo geen verbazing. Maar of dat ook betekent dat de euro's van de donateurs het effectiefst zijn besteed, is de vraag. Hoogleraar filantropie aan de Vrije Universiteit René Bekkers vindt van niet. Misleidend wil hij het CBF-keurmerk niet noemen, weinigzeggend wel. Het doet niet wat het suggereert, zegt Bekkers: garanderen dat goede doelen efficiënt werken en zo veel mogelijk bereiken met uw gedoneerde euro. De hoogleraar noemt de kostentoerekening 'een toneelstukje'.
Nu de goededoelensector toch werkt aan een nieuw stelsel, kan er een betere norm worden ontwikkeld. Maar daar schieten de donateurs en de sector volgens Bekkers weinig mee op. What gets measured gets managed, zegt de hoogleraar: als er een andere norm komt, zal daar weer boekhoudkundig op worden gestuurd. Donateurs, zegt Bekkers, moeten hun bijdrage meer gaan zien als een investering die rendement kan opleveren. Door minder focus op de kosten kan er meer aandacht komen voor het bereiken van resultaten, zoals in de VS al het geval is. Het goede doel moet daar zelf weten of het een villa als kantoor heeft en de directeur een miljoen betaalt. Als er per gedoneerde euro maar zo veel mogelijk wordt bereikt , in termen van bijvoorbeeld minder zieken, minder honger of een schoner milieu.
Impactmeting
Het enige probleem: er is nog geen goede 'impactmeting' ontwikkeld, om die bereikte resultaten goed in kaart te brengen. De goede doelen zelf zijn er nog niet erg mee bezig, zegt Bekkers, en voor de donateurs zal het ook wennen zijn. Kellie Liket van de Erasmus Universiteit Rotterdam, gepromoveerd op impactmeting, weet dat uit ervaring. Tijdens de populaire Ice Bucket Challenge becijferde ze vorig jaar in de Volkskrant dat geld geven voor malarianetten 500 keer zo nuttig was als voor het weliswaar vreselijke, maar ook relatief weinig voorkomende ALS. Ze werd bedolven onder de kritiek van boze gevers. Niettemin willen ook het CBF en de VFI, de branchevereniging van de goede doelen, toe naar meer aandacht voor de resultaten. 'Wij vinden dat de kosten duidelijk moeten worden verantwoord. Maar een eenzijdige focus op kosten helpt niemand', zegt VFI-directeur Gosse Bosma, die aan het nieuwe stelsel werkt . 'Er komt straks meer aandacht voor de resultaten en de maatschappelijke betekenis van goede doelen. De discussie kan dan daarover gaan, in plaats van over de kosten.'
Het toezicht op de goede doelen blijft in het nieuwe stelsel een kwestie van zelfregulering. Het kabinet - van minder overheid - voelde er niets voor om met een Autoriteit Filantropie nóg een toezichthouder op te tuigen. De ontevreden oud-vrijwilligers van Make a Wish Nederland zijn argwanend. 'Natuurlijk wil de branche meer focus op de resultaten in plaats van op de kosten', zegt hun contactpersoon. 'Zo'n impactmeting is straks een vrijbrief om kosten te kunnen maken.'
Maar VFI-directeur Bosma verzekert de 'terecht kritische donateur' dat ook in het nieuwe stelsel de verplichting zal blijven 'duidelijk te maken dat kosten in een uitlegbare verhouding staan tot de opbrengsten'. Een mogelijk lichtpuntje voor de branche bij de pogingen de maatschappelijke impact centraal te stellen in plaats van de kosten: volgens onderzoek zijn het vooral mensen die niet geven, die kritiek hebben op de spreekwoordelijke 'strijkstok' bij goede doelen. Donateurs zouden zich er minder druk over maken.
Sylvia Borren, directeur Greenpeace Nederland: "Ons pand is duurzaam, dat maakt het zo duur"
'Greenpeace is, uiteraard, transparant over wat wij doen met het geld dat onze donateurs ons toevertrouwen. We geven driekwart van onze inkomsten uit aan gezonde oceanen, sterke bossen, eerlijk voedsel en een veilig klimaat. Wij nemen geen geld aan van overheden of bedrijven, om onafhankelijk te kunnen zijn. Greenpeace zit nu in een bijzonder, duurzaam gerenoveerd pand (de Smederij op het NDSM-terrein in Amsterdam-Noord, red.). Daar zijn we trots op, omdat we precies doen wat we vragen aan de overheid, bedrijven en burgers: niet alleen kijken naar kale huurkosten, maar hogere kosten accepteren om de CO2-uitstoot en de energierekening lager te krijgen. We hebben zo veel mogelijk materiaal hergebruikt en enkel wat extra kosten gemaakt voor onder andere gifvrije bouwmaterialen.'