InterviewDe vragen van Proust
Wim Oosterlinck: ‘Ik heb op mijn veertigste ontdekt dat ik introvert ben. Ik wist dat niet’
Schrijver Marcel Proust beantwoordde ze ooit in een vriendenboekje, nu geeft De Morgen er een eigenzinnige draai aan. Vierentwintig directe vragen, evenveel openhartige antwoorden. Deze week: radiopresentator Wim Oosterlinck (49). Wie is hij in het diepst van zijn gedachten?
1. Hoe oud voelt u zich?
“Ik voel mij mijn leeftijd, denk ik. En dat is duidelijk niet jong meer. Ik kreeg dat besef toen ik veertig werd. Als je veertig wordt, kan je met geen mogelijkheid meer beweren dat je jong bent. Als je 36 bent, kan je nog doen alsof. Maar op veertig: forget it. Dan is het gewoon gedaan. Veertig is voor mij de grens. Ik word volgend jaar vijftig. (lacht)
“Wel voel ik mij nog jong van geest, maar dat zegt waarschijnlijk iedereen. Ik vind dat wel interessant. Als kind vonden we onze ouders oud. Nu gelooft werkelijk iedereen van zichzelf dat hij jong blijft. Terwijl kinderen mij nu ook oud noemen. En ze hebben gelijk, ik ben oud. Er is dus niets veranderd tegenover vroeger. (lacht)
“Met ouder worden krijg je wel het gevoel dat je verstandiger wordt. Enfin, je hebt meer meegemaakt, gezien, waardoor je toch een beetje meer kan relativeren. Je weet ook dat een groot ideologisch idee vaak snel verhinderd wordt door praktische bezwaren. Dat is natuurlijk een beetje droevig, maar ook wel zinvol. Je wordt iets meer berustend. Dat is tegelijk verstandig en triestig, want berustend wil je niet zijn natuurlijk. Maar je kan niet anders, want je weet dat het toch niet zal gebeuren.
“Dat is bijvoorbeeld prachtig aan Greta Thunberg. In haar zie je echt dat vuur van de jeugd. Daarom: I love you, Greta. Maar ik heb dat niet meer. We zijn dat kwijt, omdat we te veel politieke spelletjes gezien hebben.”
2. Wat vindt u een kenmerkende eigenschap van uzelf?
“Ik vind dat ik mijn best doe. Als kind was dat een soort mantra in mijn leven. ‘Alles wat je doet, doe je zo goed mogelijk.’ Dat komt van mijn ouders wellicht. ‘Je doet niets half.’ Dat zit heel hard in mij, tot in het problematische.
“Het is immers heel gezond om af en toe eens ‘foert’ te zeggen. Ik heb dat bijvoorbeeld met boeken lezen. Ik begin nu met zeer veel moeite te leren dat het oké is om een boek níét uit te lezen. Je best doen is een boek helemaal uitlezen, ook al vind je het werkelijk een kakboek.” (lacht)
BIO • Geboren op 22 april 1973 in Gent • Studeerde filosofie en woordkunst in Gent • Begon carrière als radiopresentator bij Radio 2, Urgent.fm en Studio Brussel • Stapte in 2006 over naar Qmusic, waar hij in de periode 2011-2012 ook programmadirecteur was • Bracht in 2017 het boek Ik wilde geen kinderen (en nu heb ik er twee) uit • Presenteert sinds september 2020 het ochtendblok bij digitale radiozender Willy
3. Hoe was uw kindertijd?
“Heel warm en goed. Als ik kijk naar mensen in armoede of in oorlog, ben ik bijna beschaamd in wat voor een ongelooflijke luxe ik ben opgegroeid. Met luxe bedoel ik niet per se materiële luxe, maar vooral zorgeloosheid. Opgroeien tussen mensen die je graag zien. Wat een geluk. Ik heb nooit anders gekend. Ook naar een goede school kunnen gaan en daar opgevoed en intellectueel uitgedaagd worden.
“Toen mijn vader sprak over mensen die het niet breed hadden of geen opleiding hadden gekregen, zei hij: ‘Goh, dat zijn dutsen.’ Ik vind dat zo’n schoon woord. Vandaag gebruiken we dat niet meer. Nu hebben we het over ‘marginalen’. Of erger: ‘profiteurs’. Wij zijn allemaal zo verhard. Achter ‘Dat zijn dutsen’ zit nog het idee: de opdracht in ons leven is dat we voor elkaar moeten zorgen. Ik heb het gevoel dat dat vroeger meer leefde. Misschien is dat een verzinsel, maar toch. Ik ben opgegroeid in Lochristi. Dat was toen nog echt het platteland. Kleiner, dorpser, warmer.”
4. Wat drijft u?
“Ik zou graag zeggen: ‘goedheid’, maar dat is het helemaal niet. Wat ik altijd wil, is keigoed zijn in wat ik doe. Ik zal dus ook voortdurend kijken naar hoe anderen het doen. Dat gaat over mijn werk, leidinggeven, radio presenteren, schrijven, interviewen, podcasts maken, maar ook over mij persoonlijk. ‘Shit, die kan keigoed sociaal zijn. Hoe doe je dat, sociaal zijn?’ Ik heb dat echt moeten leren door te kijken naar mensen die dat goed kunnen.”
5. Wat was de moeilijkste periode in uw leven?
(denkt na) “Ik ben anderhalf jaar baas geweest van Qmusic. Dat is niet goed gegaan. Ik herinner mij dat mijn agenda na een tijdje eivol stond. Zeven op zeven, van 8 uur ’s ochtends tot 8 uur ’s avonds. Tot in de eeuwigheid. Zo werkt het natuurlijk niet. Het is een deel van je job om jezelf te beschermen en om niet alles perfect te willen doen. Daar gaat het niet om. Het gaat erom dat je je job kan blijven uitoefenen, bijvoorbeeld. (lacht) Dat is al een heel belangrijk deel van de job. Je moet dus kunnen zeggen: hier stop ik maar vijf minuten in. Dat vind ik moeilijk. Ik wil alles perfect doen. Delegeren kan ik niet. Dat evenwicht heb ik nooit gevonden.
“Toen ben ik echt met mijn kop tegen de muur gelopen. Omdat bleek dat ik iets deed wat ik niet kon. Of toch zeker deels niet. Door met bevriende psychologen te praten heb ik ingezien dat ik op de rand van een burn-out stond. Ik ben net gestopt voor ik uitviel. Ik weet nog goed, ik heb dat beslist toen ik terugkwam van een reis. Als je je goed voelt en je beseft: hier moet ik mee kappen, dat is het moment. Zo’n beslissing moet je nooit nemen als je slecht in je vel zit.”
6. Wat is uw zwakte?
“Ik word heel gelukkig van veel te werken, maar moet daarmee oppassen. Het probleem is dat er snel een soort verveling optreedt. Verveling is misschien niet het juiste woord, maar ik heb snel het gevoel dat er iets moet gebeuren. Ik hou niet van de status quo. Alsof er om de zoveel tijd nog iets extra’s bij moet komen, of ik word ongelukkig. Dat is niet goed, want als ik dan ziek val, valt alle werk weg.” (lacht)
7. Is het leven voor u een cadeau?
“Ja! What the fuck, eigenlijk. Het is belachelijk hoeveel geluk ik met alles heb. Als wij naar de wereld kijken, zien we onszelf tussen de meest gelukkige, bevoorrechte mensen. Natuurlijk ben ik blij daartoe te behoren, maar tegelijk kan ik niet anders dan de hele tijd denken aan de 95 procent die blijkbaar niet het recht op dat geluk heeft. Het verkeerde land, de verkeerde familie, de verkeerde vader... Snap je?”
8. Welke kleine alledaagse dingen kunnen u blij maken?
“Een boek uitlezen. O, ik vind dat heerlijk. Het is wel een beetje dubbel. Enerzijds ben ik blij omdat ik het gelezen heb, anderzijds denk ik: ‘Weer eentje voor op het lijstje.’ (lacht) Die prestatiedrang is minder proper, vind ik zelf.
“Natuurlijk hou ik een lijstje bij. Als je dat dan op het einde van het jaar bekijkt, denk je: ‘Moh, heb ik dat boek gelezen? Dat was ik helemaal vergeten.’ Het helpt om dingen veel langer in je hoofd te bewaren. Ik schrijf ook op wat ik van een boek vind. Dat verdiept mijn leeservaring enorm.”
9. Wat biedt u troost?
“Ik kom net terug van Parijs. Aan Les Halles is er een winkel van Moleskine. Die schriftjes vind ik fantastisch. Ik heb er zo eentje, ik noem het mijn journal. ‘Dagboek’ vind ik een beetje sneu. Als ik merk dat ik mij niet goed voel en mij afvraag waarom, begin ik op te schrijven wat er allemaal in mijn hoofd speelt. Op het einde is mijn onrust weg. Dat is letterlijk therapie. Je schrijft het neer en het is weg. Je hebt het letterlijk van je afgeschreven. Of als je iets moeilijks moet beslissen, kijk je in je schriftje en zie je dat je hebt opgeschreven wat je moet doen.
“Pas op mijn veertigste ben ik daarmee begonnen. Ik weet nog waar, in Boston. Toen heb ik beslist voor mijzelf: ‘Whatever, het is nooit te laat om met iets te beginnen.’ Als ik nu een bedrijf wil beginnen, begin ik een bedrijf. Niemand zal mij tegenhouden.” (lacht)
10. Waar hebt u spijt van?
“Dat ik niet op Erasmus gegaan ben. Of dat ik niet om een of andere reden een jaar in het buitenland gewoond heb. Daar heb ik echt spijt van, want het moet een ongelooflijke ervaring zijn om het een tijdlang in het buitenland te redden. Maar onder het motto ‘het is nooit te laat’ moeten we dat misschien toch nog doen. (lacht) Ook al zijn we dan met pensioen. Dat is het enige wat op mijn bucketlist staat.”
11. Wat is uw grootste angst?
“Ik heb van alles schrik, maar mijn grootste angst is dat ik mijn interesse zou verliezen. Telkens als ik iemand ga interviewen, denk ik: ‘Wat zou die te vertellen hebben?’ Ik ben enorm benieuwd en ben bang dat die interesse met ouder worden zou verdwijnen. Dat verschrikkelijke beeld van in een woon-zorgcentrum te zitten en gewoon te ontvangen wat op je afkomt. Ik denk dat ik nu zou zeggen dat het dan voor mij niet meer hoeft.
“Die drang om te weten: ‘Hoe doe jij dat?’, ‘Hoe zit dat in elkaar?’, ‘Hoe werkt dat?’, als die weg is, denk ik dat er van mij niet veel meer overblijft.
“Ik herinner mij mijn grootvader op zijn appartementje in Gent. Hij zat daar gewoon. Heel de dag. ‘Het hoeft niet meer’, zei hij. Alles wat mij nu tot leven wekt, was bij hem verdwenen.”
12. Wanneer hebt u het laatst gehuild?
“Huilen is een groot woord, maar ik heb wel tranen in mijn ogen gehad toen ik Wachten op het Westen van Nausicaa Marbe las. Door corona denkt de schrijfster terug aan haar jeugd in Roemenië onder de dictatuur van Ceausescu. Ze vertelt dat ze als kind naar Nederland kwam, naar het Westen. Over hoe wat wij als een lelijke autostrade met pakhuizen zien, voor haar het mooiste beeld ooit was. Een landschap dat glinsterde in de zon, met auto’s die ook echt reden en er gloednieuw uitzagen. Plots besef je dat wat wij evident vinden, niet evident is. Dat vind ik zeer ontroerend.
“Ik ben ooit in Oeganda geweest. Als ik nu zou beginnen vertellen over het vluchtelingenkamp dat ik toen heb bezocht, moet ik wenen. Dat ga ik dus niet doen. Dat gaat niet. Niet omdat er met mij toen iets gebeurd is. Gewoon dat allemaal zien was traumatisch.”
13. Wanneer bent u door het lint gegaan?
(denkt na) “Dat kan ik niet vertellen... Maar ik ga het toch doen. (lacht) Waar ik niet tegen kan, zijn bejaarden die voorsteken. Ze moeten dood. Oké? Dood. Kijk, ik word er nu al agressief van. Bejaarden die voorsteken in winkels. Tegen de muur. Afmaken.
“Ik herinner mij een situatie in een krantenwinkeltje aan het station in Gent. Een oude man die voorschuifelde en zijn bestelling deed. Ik werd woest. Ben met mijn rugzak gewoon ‘baf’ tegen die mens gebotst. (lacht) Echt een agressieve daad van mij. Het is niet omdat je oud bent, dat je ineens mag voorsteken. Je mag het wel vragen en ik zal je direct laten voorgaan. Je zal nog niet goed en wel aan je zin begonnen zijn en ik zal je al voor laten. Natuurlijk. Maar gewoon voorsteken? Dood. Voor de rest ben ik heel lief.” (lacht)
14. Wat is uw vroegste herinnering?
“In het eerste leerjaar had ik meester Ronny. Onlangs ging hij met pensioen en vroegen ze mij om een kaartje te schrijven. Toen dacht ik: ‘Wat jij mij geleerd hebt, is vandaag het liefste wat ik doe. Lezen en schrijven.’ Dat is toch ongelooflijk. Ik had daar nog nooit op die manier over nagedacht.”
15. Wat hing er aan de muur van uw tienerkamer?
“Dat weet ik niet meer, sorry. Behangpapier zeker?” (lacht)
16. Hebt u soms gevoelens van heimwee?
“Nee, helemaal niet. Ik ben ook niet nostalgisch naar de muziek van toen ik zestien was. Ik mis ook niet snel iets. Mijn vriendin vraagt soms: ‘Mis je mij niet?’ ‘Neen.’ Ik weet niet goed wat er met mij aan de hand is.” (lacht)
17. Welk boek heeft voor u een bijzondere betekenis?
“Ik heb ooit in Londen een boek gekocht met als titel Quiet, van Susan Cain. Toen ik dat zag, dacht ik: dat is voor mij. Door dat boek heb ik ontdekt, op mijn veertigste, dat ik introvert ben. (lacht) Ik wist dat niet. Het begon met een lijstje van twintig vragen. Bijvoorbeeld: ‘Neem je soms de telefoon niet op?’ of ‘Doe je soms niet open als er iemand aanbelt?’ Als je 14/20 hebt, ben je introvert. Ik had 19,5. (lacht) Dat was echt een shock.
“Vandaar dus dat ik me niet goed voel in een groep, dat ik veel liever een één-op-ééngesprek voer, dat ik niet goed ben in smalltalk, dat ik niet graag naar feestjes ga, dat ik graag boeken lees, want dan trek je je per definitie terug.
“Dat boek is belangrijk voor mij geweest, omdat het mij een inzicht heeft gegeven in mijzelf dat ik niet had. Tot mijn verbazing achteraf: hoe kon ik dat nu niet van mezelf weten? Zoiets evidents? Dat vind ik geweldig aan zo’n ontdekking: eenmaal als je het weet, kan je er nooit meer anders naar kijken.”
18. Hebt u ooit een religieuze ervaring gehad?
“Een pater van ons college, pater Edward, ging elk jaar met jongeren op reis. Samen met zes veertien-, vijftienjarigen trok hij op fietstocht door Duitsland of Frankrijk. Ik ben twee keer meegegaan. Geweldig. Niemand zou het nu nog in zijn hoofd halen om een kind van veertien mee te sturen met een pater, echt de meest verdachte bevolkingsgroep. Nu zouden we dat een pedofielentocht noemen, maar dat was het helemaal niet. Er is nooit iets gebeurd, en ik heb het ook niet verdrongen. (lacht)
“We sliepen in kloosters en bij priesters die hun parochiehuis ter beschikking stelden. Op een dag overnachtten we in een dominicanenklooster in Duitsland. Een prachtig klooster op een berg, met van die paters in prachtige witte gewaden. Even dacht ik: ‘Dit zou wel iets voor mij zijn.’ Een nadenkend leven, midden in de natuur. In een prachtige bibliotheek lezen, schrijven en studeren. En deels een beetje in de tuin werken. Er was één probleem: ik ben een rabiaat atheïst. (lacht) Dat komt het dichtste bij een religieuze ervaring. Verder ben ik niet geraakt, denk ik.”
19. Hoe definieert u liefde?
(zucht) “Dat vind ik echt een vraag om een boer mee van zijn paard te slaan. Vind je nu niet?”
20. Hoe voelt u zich in uw lichaam?
“Hoe voel ik mij in mijn lichaam? Kijk, ik heb drama slash woordkunst gestudeerd aan het conservatorium in Gent. Een van de vakken was bewegingsleer. Wij leerden daar staan, bewegen en ons bewust te zijn van ons lichaam. Dat was interessant. Ook alweer omdat ik daar niets van kende. Ze leerden ons: ‘Als je je hand uitsteekt, moet je je bewust zijn van wat je hand doet.’ Ik had dat nog nooit ervaren.
“Als je op een podium staat, de job die wij gingen uitoefenen zodra onze studie voltooid was, moet je je bewust zijn van wat je met je lichaam doet. Ik heb toen geleerd om naar dansers te kijken en hoe zij bewegen. Ik heb gezien wat het verschil is tussen amateurisme en professionaliteit. Ik heb daar zoveel van geleerd, dat was fantastisch. Maar... Mijn medestudenten lachen mij tot op vandaag uit met dat vak, omdat ik daar werkelijk niets van terechtbracht. Ik stond daar echt belachelijk te wezen. Dat was vreselijk. Ik was daar totaal niet op mijn gemak.
“Ik herinner me nog dat ze zeiden: ‘Voel tot aan het Belfort.’ Dat klopt, dat kan. Dat moet fantastisch zijn, maar ik vond het ontzettend moeilijk. Voor mij definieert dat de relatie met mijn lichaam: ‘Oei, dat is er ook.’” (lacht)
21. Wat vindt u erotisch?
“Ik weet niet goed wat ik daarop moet antwoorden. Gewoon, borsten en billen. Snap je? Dat is geen mooi antwoord. Eigenlijk zou ik moeten zeggen: kunst en literatuur. Maar nee, dat vind ik niet. Voor mij is erotiek fysiek. Ik ben daar niet sacraal mee bezig. Ik ben gewoon een vent.” (lacht)
22. Wat is de speciaalste plek waar u ooit de liefde bedreven hebt?
“Op de VRT. Is dat een goed antwoord?”
23. Hoe zou u willen sterven?
“Seks hebbend op de VRT.” (lacht)
“Nee, ik zou het niet bewust willen meemaken, want ik ben bang dat ik in paniek zou raken. Ik vind sterven wel een beetje griezelig. Ik denk dat dat erger wordt naarmate je ouder wordt, want vroeger had ik dat niet. Daarom zou ik het liefst gewoon willen gaan slapen en nooit meer wakker worden. Dat lijkt me perfect. En het liefst net de dag voor ik mijn interesse in alles zou beginnen te verliezen.”
24. Wat zou u wensen als laatste avondmaal?
“Dat maakt mij niet uit. Als ik tegelijk maar iets interessants te lezen heb. Daarom eet ik ook zo graag alleen.” (lacht)