Interview
‘Wij vinden het stoer om tot 20 uur op kantoor te blijven, maar in Duitsland of Scandinavië denken ze zo niet’
In de lijst van gelukkigste landen staat België pas op de achttiende plaats. Waarom dartelen we dan niet vrolijker door het leven? Relatietherapeute Rika Ponnet, filosoof Jean Paul Van Bendegem en Anniek Gavriilakis van Bond zonder Naam lichten de wankelmoedige ziel van de Belg door.
Geluk en welbevinden zijn pas sinds kort het onderwerp geworden van wetenschappelijk onderzoek, maar dat onderzoek draait nu als een tierelier. Recent publiceerde professor gezondheidseconomie Lieven Annemans (UGent) nog de resultaten van zijn Nationale Geluksonderzoek. Op de website gelukkigebelgen.be kan iedereen de proef op de som nemen en de eigen ‘levenstevredenheid’ berekenen.
Hoe hebben jullie het ervan afgebracht?
Van Bendegem: “Betrekkelijk goed: ik scoor 86 procent.”
Ponnet: “(verbaasd) 86?”
Van Bendegem: “Tja, ik ben gewoon gelukkig. Ik kan daar niets aan doen, sorry! (lacht)”
Ponnet: “Ik had 71 procent.”
Gavriilakis: “Ik 77.”
Ponnet: “De test zegt dat ik tevreden ben over mijn status en gezondheid. Ik ben enthousiaster en gelukkiger dan gemiddeld, maar vaak onrustig en op zoek naar innerlijke rust.”
Gavriilakis: “Er zijn wellicht veel mensen die het makkelijker hebben dan ik, maar zich daarvan niet bewust zijn. Ik ben een alleenstaande mama en woon in een huurappartement, maar toch voel ik me enorm gefortuneerd: ik word omringd door prachtige mensen en mag een job doen die ik graag doe. Hoe je naar de dingen kijkt, bepaalt in grote mate je geluk.”
Volgens het onderzoek van professor Annemans is 35 procent van de Belgen ‘perfect gelukkig’.
Ponnet: “Dat is veel, niet? Ik vind het raar dat mensen zichzelf ‘perfect gelukkig’ noemen. Dat komt me voor als een soort bezwering, alsof je jezelf moet overtuigen: ‘Ik! Ben! Gelukkig!’ Ik geloof daar niet in, volgens mij is geluk niet de natuurlijke staat van de mens. Ik denk dat wij altijd vanuit een tekort handelen. Veel hangt ook af van de definitie die je hanteert.”
Hier gaat het om ‘levenstevredenheid’.
Gavriilakis: “Dat is een veel nuttiger begrip. Levenstevredenheid gaat over het hier en nu, en de manier waarop je naar de dingen kijkt.”
Ponnet: “Geluk is een tijdelijke toestand, die iedereen weleens meemaakt. Maar het is kortstondig en je kunt het niet maken of forceren: alle puzzelstukjes moeten in elkaar vallen.”
Van Dale omschrijft het als ‘de aangename toestand waarin je alle aardse verlangens en wensen bevredigd ziet.’
Van Bendegem: “Ik heb ook al momenten van volmaakt geluk gekend, maar ál je verlangens en wensen? Dat lijkt me hoog gegrepen (lacht).”
Gemiddeld geeft de Belg zichzelf een 6,6 op 10 voor geluk. Dat vond ik wel toepasselijk, op een of andere manier.
Gavriilakis: “Dat is al minder griezelig dan ‘perfect gelukkig’.”
Ponnet: “Daaraan zie je ook dat levenstevredenheid niet alleen wordt bepaald door je leefomstandigheden, want die zijn hier bijna perfect.”
Gavriilakis: “Ik kom door mijn werk vaak in contact met vluchtelingen: die mensen zijn gewoon al gelukkig door het simpele feit dat het hier veilig is. Wij leven te snel en gaan vaak voorbij aan de basics. We vinden een dak boven ons hoofd een vanzelfsprekendheid.”
Ponnet: “Wij kwamen vroeger niets tekort thuis, maar als ik vergelijk met mijn kinderen moesten wij met veel minder tevreden zijn. Op woensdag hadden we de keuze tussen de kindertelevisie en de achtertuin, waar we met gras soep maakten voor onze poppen. Vandaag is het ontspanningsaanbod eindeloos. Maar ik kan mijn kinderen niet kwalijk nemen dat ze dat een evidentie vinden. Ze zeggen zelf: ‘Wij kunnen er niet aan doen dat we veel hebben.’”
Een belangrijke conclusie van het geluksonderzoek: oudere mensen zijn door de band genomen gelukkiger dan jonge mensen.
Ponnet: “Dat verbaast me niets. Jonge mensen zijn nog zoekende. Als je ouder wordt, neemt de sturm-und-drang af. Je wordt milder en leeft meer in het heden. En vooral: de tijd neemt beslissingen in jouw plaats. Ik moet er bijvoorbeeld niet meer op hopen een prima ballerina te worden. Dat is rustgevend.”
Van Bendegem: “Ik vind oud zijn een bijzonder aangename toestand. Toen ik jong was, begreep ik geen knijt van deze wereld: ik vind hem nog altijd moeilijk te doorgronden, maar ik heb mezelf wel enkele handige sociale vaardigheden aangeleerd. En zoals Rika net zei: ik vind het heerlijk dat ik dingen kan schrappen. Omdat het niet meer hoeft of omdat ik er de tijd niet meer voor heb. Ik kan makkelijker zeggen: ‘Fuck it, ik heb mijn deel gedaan.’ Ik ben 66. De levensverwachting voor Belgische mannen bedraagt 79 jaar: in theorie heb ik nog dertien jaar te gaan. Dat is veel en niet veel, en dus vraag je je vanzelf af: is het nog de moeite waard om een boek te schrijven, als dat me drie jaar kost? Dat gezegd zijnde wil ik het boek dat ik nu aan het schrijven ben, wel nog graag afronden. (lacht)”
Gavriilakis: “66 is niet oud, Jean Paul. Wij hebben een mooi project lopen, Instagrannies, waarbij we tachtigplussers vragen wat hen gelukkig maakt. Ze komen meestal bij mooie, simpele dingen zoals familie uit. Maar ook: ‘Ik ben blij dat mijn lijf nog marcheert!’ Want je wordt ook kwetsbaarder. Ziek zijn betekent voor ons: naar de dokter gaan en genezen. Bij oudere mensen betekent het: misschien sterven.”
Van Bendegem: “Ik beleef mijn ouderdom ook als een tweede puberteit. Ik ben weer intenser bezig met mijn lichaam, omdat ik het zie veranderen. Een Britse comédienne heeft oud worden ooit omschreven als de badkamer binnenwandelen, in de spiegel kijken en denken: ‘Tiens, hoort dat lichaamsdeel wel dáár te hangen?’ (hilariteit) Maar voorts is naar de dokter gaan voor mij hetzelfde als naar de autokeuring gaan.”
Niemand krijgt toch graag een rode kaart?
Van Bendegem: “Ik ga ervan uit dat ik die op een dag zal krijgen. Ik ben 66: met welke kwalen krijgt een man dan te maken?”
Ponnet: “Impotentie?”
Van Bendegem: “(luid) Neen! (nog luider) Neen! (herpakt zich) Oei, nu lijk ik wel Etienne Vermeersch. Ik had het over mijn prostaat. Die zet uit, waardoor ik vaker moet plassen.”
Ponnet: “Ik zat er toch niet ver naast. (lacht)”
Bent u banger voor de dood dan vroeger?
Van Bendegem: “Nee. Eigenlijk zou ik graag eens een full body scan ondergaan. Zelfs als de dokter mij dan zou zeggen dat ik geen 82, maar 78 zal worden. Voor mij is het veel belangrijker dat ik helder en gezond blijf tot het einde. En op dat vlak heb ik het getroffen met mijn genen: in mijn familie vallen we gewoon (vingerknip) dood. Hartaderbreuk. Hersenbloeding. Gedaan. De dood is onvermijdelijk, ik ben er niet bang voor.”
Gavriilakis: “Dat is essentieel voor een gelukkig leven: uitzoomen en inzien dat je een stofje in het universum bent.”
Alle onderzoek toont het aan: een solide financiële basis is cruciaal voor de levenstevredenheid. Of simpeler: geld maakt gelukkig.
Ponnet: “Het maakt alleszins niet ongelukkig. Dat is logisch: het helpt dat je je geen zorgen hoeft te maken. Maar tegelijk tonen al die onderzoeken ook aan dat er een plafond is: het geld dat je verdient boven een bepaald bedrag, maakt niet nóg gelukkiger.”
Dat plafond is zelfs berekend: 4.500 euro netto per gezin.
Van Bendegem: “Geld wordt op een bepaald moment een zorg, dat heb ik zelf meegemaakt. Een gewoon hoogleraar aan de universiteit verdient goed tot zeer goed, maar toen ik op mijn zestigste halftijds ging werken, zakte mijn wedde plots. Ik was nog altijd rijk, verdiende ruimschoots genoeg, maar toch maakte een zekere ongerustheid zich van mij meester. Dat heeft een halfjaar geduurd. Ik heb mezelf moeten verplichten: ‘Van Bendegem, stop ermee!’”
Gavriilakis: “Ik denk dat we erg goed zijn geworden in het bedenken van behoeftes, die we dan met alle macht willen invullen. Ik werk vaak samen met mensen die in armoede leven: dat is een ander paar mouwen. Die mensen kunnen met moeite in hun basisbehoeften voorzien. Geluk is voor hen iets helemaal anders.”
Ponnet: “‘Oef, we komen rond deze maand.’”
Gavriilakis: “Of: ‘Ik heb alles kunnen kopen wat mijn kinderen nodig hebben.’”
Het is bekend dat armoede ziek maakt: psychisch en lichamelijk.
Gavriilakis: “Ik vind armoede zelfs een vorm van geweld. Armoede gaat over meer dan de stand van je bankrekening. Het is een indringend sociaal probleem, dat gepaard gaat met een laag zelfbeeld, schaamte, schuld en eenzaamheid: mensen kruipen in hun schulp. Ze komen minder buiten omdat ze geen geld hebben om een drankje terug te betalen als iemand hen trakteert. Dat betekent niet dat iemand die in armoede leeft niet gelukkig kan zijn. Een dakloze kan intens gelukkig zijn wanneer hij een warme douche kan nemen.”
Geluk is in onze consumptiesamenleving een handelswaar geworden. We kopen geluk met pinten bier, parachutesprongen en iPhones.
Ponnet: “Dat is onze grootste angst: het tekort. En daarom slaan we aan het kopen. Ik denk dat we intussen zelfs al een stap verder zijn, en dat we kopen om het verlangen voor te zijn. Neem die Fila-schoenen met dikke zolen die nu in de mode zijn. Ik merk dat het moeilijk is voor mijn dochters als ik zeg: ‘Over twee maanden krijgen jullie een paar.’ Het is voor mij als ouder zelfs moeilijk om toe te laten dat ze twee maanden lang moeten verlangen. Ik voel dat ik mezelf moet afremmen om dat tekort niet meteen in te vullen. Omdat ik weet hoe intens gelukkig ik ze zou maken.”
Geluk en genot worden vaak verward: het raakvlak tussen de twee is het werkterrein van veel filosofen, professor.
Van Bendegem: “Voor hedonisten is genot het hoogste goed, hun leven is gericht op de maximalisatie van dat genot. Daardoor zitten hedonisten met een fundamenteel probleem, want wie voortdurend maximaal genot nastreeft, raakt onvermijdelijk verslaafd. Het gaat ten koste van jezelf. Epicuristen zijn meer afgewogen: zij vinden het ruim voldoende om één keer per maand te gaan eten in een uitstekend restaurant.”
Ponnet: “Stoïcijnen zijn helemaal onthecht van alle aardse genoegens: ‘Als ik er niet aan toegeef, heb ik ook geen last wanneer het ontbreekt.’”
Waar zou u zichzelf situeren op de schaal van hedonisme tot stoïcisme?
Van Bendegem: “Ik heb mezelf ooit een brein op pootjes genoemd. (lacht)”
Gavriilakis: “Dat ben ik vooral niet.”
Ponnet: “Ik denk dat ik ergens in het midden zit. Geen enkel aards genoegen is mij vreemd, maar: met mate. Dat komt ook pas met ouder worden, mijn kinderen zijn nog superhedonisten. Een baby die bij moeder aan de borst ligt, is met één ding bezig: zich volzuigen met melk.
“Ik vind wel dat we genot tegenwoordig vaak negatief benaderen. Jammer. Ons lijf is eigenlijk gemaakt om te genieten: slapen, eten en seks. Mag het nog?”
Over seks gesproken: weten we voor hoeveel dat meetelt in ons welbevinden?
Ponnet: “In relaties telt seksualiteit mee voor 17 à 18 procent. Wanneer het slecht gaat, wordt het belang groter, omdat het seksleven dan de inzet wordt van een machtsstrijd. Vijftigers en zestigers zijn het meest tevreden over hun seksleven. Je ziet: het wordt alleen maar beter.”
Van Bendegem: “Ik heb gelezen dat masturberen goed is voor de prostaat, ik geef het maar mee. (lacht)”
Lieven Annemans heeft een abc van geluk uit zijn onderzoek gedestilleerd. De a van autonomie hebben we eigenlijk al gehad: dat heeft met geld te maken.
Gavriilakis: “Maar toch met veel meer? Ik heb me onlangs een week laten opsluiten in de gevangenis van Hasselt. Toen heb ik gevoeld hoe ingrijpend het is om je autonomie te moeten opgeven: in de gevangenis is de vrije wil niet van tel, je moet voor alles toelating vragen en wachten. Tot ze je cel openen, tot ze je medicijnen brengen, tot je advocaat komt. Het is erg beklemmend dat je niet meer eet wanneer je honger hebt, maar wanneer men beslist dat het etenstijd is. Voor een zelfstandig iemand zoals ik is dat de hel.”
De b staat voor betrokkenheid. Relaties zijn ongelooflijk belangrijk voor ons welbevinden.
Ponnet: “Dat is pure biologie. Yuval Harari legt het mooi uit in Sapiens: wij zijn de sterkste soort op aarde omdat we samenwerken, want in ons eentje stellen we niets voor vergeleken bij veel grotere beesten die hier rondliepen.”
Zijn er filosofen die het belang van sociale relaties relativeren, professor?
Van Bendegem: “De sceptici? Nihilisten? En het solipsisme: dat zegt dat mijn bewustzijn het enige is wat bestaat en dat jullie alleen maar bedenksels zijn van mijn verbeelding. Een leuke denkoefening.”
Ponnet: “Onderzoek heeft aangetoond dat relaties aangaan met andere mensen belangrijk is voor ons mentaal evenwicht. Je kunt het zelfs meten: het heeft een invloed op het niveau van het stresshormoon in je bloed. Het volstaat te weten dat er thuis iemand op je wacht. De relatie moet niet eens goed zijn, en het kan zelfs om een hond gaan. Als die solide basis ontbreekt, moet je andere manieren vinden om je stressniveau te regelen. Veel mensen doen dat door te drinken, of door excessief te sporten.
“Intieme relaties met anderen zijn de meest effectieve methode om ons te beschermen tegen de prikkels van de buitenwereld en de angsten die we allemaal kennen.”
Gavriilakis: “Het is belangrijk dat iemand getuige is van je leven en dat je de mooie en de verdrietige momenten kunt delen.”
Van Bendegem: “Wie dertig jaar getrouwd is, moet zich niet afvragen: ‘Begrijpt ze wel wat ik wil zeggen?’ Dat geeft een soort rust. En de ultieme fase is: het spreken doorheen het zwijgen. Als ik vroeger op café een man en een vrouw zwijgend naast elkaar zag zitten, dacht ik: ‘Ocharme.’ Nu snap ik dat ze niet meer moeten praten om elkaar te begrijpen.
“Er is niets genialer dan wanneer je thuis een film zit te kijken en je vrouw – na een kwartier, net wanneer je je afvraagt of het wel zo’n goeie film is – zegt: ‘Gaan we dat nu echt uitkijken?’ (lacht)”
Zelfs de liefde kan in cijfers uitgedrukt worden: een romantische relatie maakt dat we vijf keer meer kans maken om gelukkig te zijn.
Gavriilakis: “Als het een goede relatie is.”
Ponnet: “Een slechte relatie die blijft duren veroorzaakt ook stress. Onderzoek wijst uit dat gescheiden mensen die een nieuwe partner vinden gelukkiger zijn dan koppels die bij elkaar blijven.”
Een levenslange monogame relatie is dus geen garantie op een gelukkig leven.
Ponnet: “Nee. Wanneer mensen vijftig jaar samen zijn, worden ze op het stadhuis gevierd. Maar mensen die bezig zijn aan hun derde huwelijk, vinden we sukkelaars. We blijven de levenslange monogame relatie als het ideaal zien. Dat versterkt het gevoel van falen bij mensen die een lange relatie beëindigen.”
Scheiden doet niet per se lijden?
Ponnet: “Het heeft natuurlijk een impact op de levenstevredenheid. Maar na twee jaar herstelt dat zich.”
Gavriilakis: “Ik ben twee jaar geleden gescheiden, en het is dubbel. Het beeld van ‘het perfecte gezinnetje’ barst. En er komt altijd verdriet bij kijken, ook al doe je het op de best denkbare manier. Maar langs de andere kant valt er stress weg, omdat je je bevrijd voelt.”
Van Bendegem: “Ik ben 25 jaar samen met mijn huidige vrouw, maar daarvoor had ik al een relatie van 18 jaar achter de rug. Die relatie is gewoon gestopt, omdat ze op was. Die scheiding heeft me niet echt ongelukkig gemaakt, het was bij momenten zelfs een beetje grappig. We hebben de hoofdzaken in vijf minuten geregeld: ik had enkel mijn boeken, mijn bureau en mijn buffetpiano nodig. Waarop zij: ‘En wat denk je van de kleerkast?’ Die heb ik dan ook maar meegenomen. (lacht)”
Sommige onderzoeken suggereren dat een kinderloos leven de sleutel tot geluk is.
Van Bendegem: “Mijn vrouw en ik hebben geen kinderen, maar dat betekent ook dat het definitief gedaan is met ons wanneer wij sterven. Dat uit zich in gesprekken à la: ‘Wie van ons twee zal eerst gaan? (zwaait met de vinger) Durf niet, hè!’ We zijn beiden bang om alleen achter te blijven. Dat is een probleem waarvoor we nog een oplossing moeten verzinnen.
“Nu, ik ben er ook van overtuigd dat een diep drama kan bijdragen tot geluk. Als iemand sterft, ga je je vragen stellen over wat die mens betekend heeft. Dat maakt je leven rijker en zinvoller.”
Ponnet: “Veel mensen kunnen iets pas naar waarde schatten wanneer het er niet meer is. Mijn vader is negen jaar geleden overleden. Het gemis blijft, maar er is ook veel geluk bij. Op de dag van de Ronde van Vlaanderen – dat was mijn vaders hoogdag – had mijn zus een labrador gespot, zijn lievelingshond. Dan sms’en we daarover, en dat herinnert ons aan de waarde van onze vader. Dat is een bijzondere menselijke kwaliteit: je draagt de herinneringen mee, ook al is een fysieke relatie niet meer mogelijk. Waarmee ik het lijden niet wil minimaliseren, want ik kan me niet voorstellen dat ik dit zou zeggen als ik een van mijn kinderen had verloren. Al zie ik ook mensen die zelfs zoiets op den duur als zinvol ervaren.”
Eenzaamheid is vanzelfsprekend nefast voor ons levensgeluk. 46 procent van de Belgen geeft aan dat ze ‘soms tot altijd’ eenzaam zijn: dat heet epidemisch.
Gavriilakis: “En het is niet alleen bij ouderen een probleem: eenzaamheid raakt ook massa’s jongeren.
“Nu, je moet wel een onderscheid maken tussen sociale eenzaamheid – dat zijn de mensen die niemand tegenkomen en de buitenwereld van achter de sanseveria’s gadeslaan – en emotionele eenzaamheid. Dat betekent dat je een intieme relatie met een betekenisvol iemand mist.”
Ponnet: “Ik vraag me toch af of eenzaamheid wel zo’n nieuw probleem is. Is dat niet gewoon de condition humaine? Eenzaamheid en zich niet begrepen voelen zijn twee belangrijke centrale thema’s in de literatuur, en die weerspiegelt toch altijd de tijdgeest.”
Gavriilakis: “Ik denk dat het probleem groter is dan vroeger. Doordat we vervreemd zijn van de natuur, maar ook van elkaar, door de schermpjes. In de gevangenis heb ik ondervonden welke invloed iPhones hebben op menselijke relaties: doordat er geen smartphones waren, praatten we veel intenser met elkaar.”
Het World Happiness Report legt een link tussen sociale media en geluk.
Ponnet: “Het is geen toeval dat mensen die in Silicon Valley werken heel streng zijn voor hun eigen kinderen: ze weten heel goed wat de effecten zijn.”
Staan sociale media intermenselijke relaties in de weg?
Ponnet: “Ze zijn een stoorzender en creëren angst. We zijn door Facebook zo gefocust op verbondenheid, dat we vergeten zijn hoe het is om alleen te zijn. Als je altijd verbonden kunt zijn, valt het zwaar om alleen te zijn. Nochtans is dat een belangrijk leerproces voor kinderen.”
Gavriilakis: “Wij organiseren samen met Natuurpunt workshops ‘Gewoon zijn’. We brengen mensen naar een mooie plek in de natuur en laten ze daar achter, om ze in verbinding te laten komen met zichzelf. Vooraf moeten ze hun smartphone afgeven: voor sommige mensen is dat echt beangstigend.”
Ik maak het abc van geluk af, met de c voor competenties. Dat brengt ons bij werk. 18 procent van ons geluk wordt bepaald door ons werk.
Ponnet: “Bij zelfstandigen is dat zelfs 32 procent.”
Bij ambtenaren 9 procent: zij zoeken hun geluk elders.
Van Bendegem: “Ik was een statutair ambtenaar, maar wellicht niet de meest representatieve. (lacht)”
Waarom is onze job zo belangrijk voor ons welbevinden?
Ponnet: “Vroeger was arbeid een plicht: ‘In het zweet des aanschijns zult gij uw brood verdienen!’ Vandaag is werken, net als het ouderschap en relaties, een manier geworden om onszelf te ontplooien. Op dat vlak leefden we nooit in rijkere tijden.”
Het is toch een tweesnijdend zwaard?
Ponnet: “Ik vind het toch vooral een kwestie van kansen.”
Van Bendegem: “Ik heb het geluk dat ik van mijn hobby – nadenken – mijn werk heb kunnen maken. Ik heb nooit het gevoel gehad dat ik aan het werk was, ook al was ik altijd bezig. Ik heb nooit het verband gezien met het bedrag dat maandelijks op mijn rekening werd gestort.”
Gavriilakis: “Wij drieën zitten natuurlijk in een geprivilegieerde positie. We hebben lang gestudeerd en hebben een mooie job die ons oprecht interesseert. Het is niet alleen werk, maar ook een deel van wie we zijn. Ik heb in de gevangenis wc’s gepoetst: de gedetineerden krijgen 0,66 euro per uur. Dat plaatst de dingen in perspectief.”
Actrice Antje De Boeck weigerde ooit om de vestiaire te doen toen de RVA haar daarvoor opriep omdat ze werkloos was.
Ponnet: “Ik vind alle werk waardig. Ik zou het niet vernederend vinden. Ik begrijp niet dat mensen die stempelen zeggen: ‘Ik ga niet werken als ik maar een beetje meer verdien dan mijn stempelgeld.’ Ik vind dat een plicht. Ik heb kunnen studeren dankzij het belastinggeld van vele Belgen: daar was ik me toentertijd al van bewust.”
Maar veel jobs maken toch ongelukkig?
Gavriilakis: “En dan vooral de bullshit jobs, waarover antropoloog David Graeber schrijft: zinloos bureaucratisch werk. Je hebt een onduidelijke functie in een groot bedrijf, zonder dat je de impact van je werk ziet – die zie je met het poetsen van wc’s tenminste wél. Je moet aanwezig zijn van 9 tot 17 uur, that’s it. Ironisch genoeg zijn die jobs zo goed betaald dat mensen niet weggaan: natuurlijk weegt dat op iemands geluk.”
Ponnet: “Repetitief werk kan ook tot burn-outs leiden. Maar de vestiaire hoort daar volgens mij niet bij. En burn-outs zijn geen zuiver economisch verhaal, daar geloof ik niet in. De kwaliteit van je relatie speelt ook mee. Als je ook thuis ploetert en achter de feiten aanholt, is dat nefast. Het ene beïnvloedt het andere.”
Volgens specialisten is werkstress een groter probleem in België dan in de buurlanden.
Ponnet: “Belgen bewaken minder gedisciplineerd de grenzen tussen werk en privé. De werkzaamheidsgraad is hier laag, wat betekent dat degenen die wel aan de slag zijn héél hard werken. Wij vinden het stoer om tot 20 uur op kantoor te blijven, maar in Duitsland of Scandinavië denken ze zo niet.”
Gavriilakis: “De cultuur van een bedrijf is heel bepalend. Kun je jezelf zijn, of moet je elke ochtend een masker opzetten wanneer je gaat werken? Dat is een belangrijke verantwoordelijkheid voor de werkgever.”
Volgens een Brits onderzoek is 87 procent van de bloemisten gelukkig met zijn job. Bij advocaten is dat 64 procent.
Ponnet: “Begrijpelijk: mensen zijn meestal blij als ze een bloemenwinkel binnenstappen. Bij advocaten ligt dat anders.”
De Nederlandse sociaal psycholoog Ap Dijksterhuis schreef enkele jaren geleden een mooi boekje over hoe reizen mensen gelukkiger maakt.
Ponnet: “Ik heb nochtans niet altijd dat gevoel bij mensen die er dwangmatig mee bezig zijn. Zo van die types die thuis een kaart hebben hangen met alle plekken waar ze geweest zijn. Ik kan op 100 meter van mijn voordeur een vakantiegevoel ervaren. Of zelfs in mijn zetel, als ik een boek opensla. Lezen maakt mij intens gelukkig.”
Van Bendegem: “Mij ook. Zet mij maar in een hoekske met een boekske en een koekske. En ik ben ook een gretige wandelaar. Omdat ik graag de wereld observeer. Onlangs moest ik voor een lezing in Mariakerke-Bad zijn: ik heb de trein naar Oostende genomen en heb de laatste kilometers te voet afgelegd. Ik vind het heerlijk om heel geleidelijk door de architectuur Oostende te zien overgaan in Mariakerke-Bad.”
Ponnet: “Ik kan ook enorm genieten van treinritten. Ik zit nooit op mijn iPhone te tokkelen, ik observeer wat er binnen en buiten het treinstel gebeurt. Kleinmenselijke tics, de koterijen die langs het raam voorbij schuiven. Daarom word ik ook graag gechauffeerd.”
Is geluk überhaupt wel iets om na te jagen? Volgens psychiater Dirk De Wachter zijn we geobsedeerd door geluk, met veel ongelukkige mensen tot gevolg.
Ponnet: “Ik heb daar weleens kritiek op gegeven, het neigt mij te veel naar ‘Ge moet content zijn met wat ge hebt’. En dat het ware geluk zich in de gewoonheid toont? (zucht) Ik ben daar wat allergisch voor. Ik heb het er intussen over gehad met Dirk, en ik begrijp nu wel beter wat hij bedoelt. Hij zegt dat het op een strand op de Bahama’s moeilijker is om verbonden te zijn met je partner, omdat er meer afleiding is. Daar heb je geen last van aan de keukentafel. Dat kan waar zijn, maar ik vind dat we ambitieuzer mogen zijn.”
Ik krijg het op mijn heupen als iemand zegt: ‘Het kan niet elke dag feest zijn.’
Ponnet: “Inderdaad. Mag het nog?”
Van Bendegem: “Ik vind een zinvol leven leiden belangrijker dan geluk nastreven. Mijn vader heeft tijdens gesprekken weleens in twijfel getrokken of ik een nuttige toevoeging aan het universum was – toegegeven: we hadden allebei gedronken. Maar wat het leven zinvol maakt, is dat er anderen zijn, en dat je er voor hen bent. Ik heb mijn hele leven in het onderwijs gestaan en kennis doorgegeven aan volgende generaties. Dat alleen al maakt mijn leven zinvol.”
Is de mens in staat zichzelf gelukkig te maken? Bijvoorbeeld door de hersenen te trainen?
Ponnet: “Daar geloof ik niet in.”
Van Bendegem: “Zelfs niet voor een stukje? Toen ik de eerste keer las dat een kater dezelfde symptomen heeft als een lichte depressie, vond ik dat heel nuttig. Als ik nu rare dingen doe wanneer ik een kater heb, weet ik dat ik me geen zorgen moet maken.”
Ponnet: “Ik geloof wel dat kennis en inzichten soelaas kunnen bieden. Beter kunnen relativeren verandert de manier waarop we naar het lijden kijken, maar niet het lijden zelf. Je zou dat als geluksbevorderend kunnen omschrijven. Al is dat woord dan weer te eng.”
Van Bendegem: “Troost is misschien een beter woord?”
Ponnet: “(denkt na) Ja, misschien is dat een nog veel belangrijker aspect dan geluk: troost kunnen vinden.”
Gavriilakis: “Daar zeg ik volmondig ja op.”
We hebben uren over geluk gepraat, om tot de vaststelling te komen dat troost belangrijker is.
Van Bendegem: “Aha! Dat zou zelfs Dirk De Wachter een mooie conclusie vinden.”
© Humo