Syrië
Westen blijft akelig stil over honderden Syrische doden
Net als Oost-Ghouta kan de Syrische stad Afrin elk moment vallen. Het Turkse leger heeft de stad omsingeld, er vielen al honderden doden. Maar hier blijft het Westen erg stil, uit angst voor een botsing met Erdogan.
Dit verhaal gaat over een belegerde stad in Syrië. In de stad zijn dagelijks luchtaanvallen. De stad is omsingeld door een groot en professioneel leger, met steun van plaatselijke milities. Honderden mensen kwamen de afgelopen weken om het leven. Duizenden willen vluchten, maar kunnen nauwelijks weg. Voor hun leven wordt gevreesd.
Nee, dit gaat niet over Oost-Ghouta, waar gisteren duizenden inwoners vluchtten terwijl het leger van de Syrische president Assad de genadeslag levert aan extremistische rebellen. Dit gaat over die andere, vergeten oorlog in Syrië: Afrin, de stad in het noorden waar Turkije de Koerdische militie YPG aanvalt. Ook Afrin staat op het punt te vallen, mogelijk binnen enkele dagen.
Deze week is Afrin geheel omsingeld. Gisteren deed het Europees Parlement tevergeefs een smeekbede aan de Turkse president Recep Erdogan om de opmars te staken. "Heb geen hoop", zei Erdogan. "We gaan hier niet weg tot het werk gedaan is. Het Europees Parlement heeft niets te zeggen tegen Turkije en alles hierover gaat het ene oor in, het andere oor uit."
De oorlog in Afrin en die in Oost-Ghouta lijken op elkaar. Op sociale media circuleren foto's van burgerslachtoffers die zo uit Oost-Ghouta zouden kunnen komen: gedode kinderen, een kleuter in een ziekenhuisgang die zijn moeder moet missen, rijen gewonden, zwarte rook boven verwoeste huizen. Onlangs stemde de VN-Veiligheidsraad unaniem in met het staakt-het-vuren dat onverkort van toepassing was op beide gebieden in Syrië. Even onverkort wordt door alle partijen deze wapenstilstand genegeerd.
Maar Afrin krijgt internationaal minder aandacht dan de oorlog in Oost-Ghouta. Dat heeft een eenvoudige reden: deze oorlog is minder dodelijk. Afrin en Oost-Ghouta hebben bijna evenveel inwoners, maar het dodenaantal ligt in Afrin vijf keer lager: rond de 230 volgens de Koerdische autoriteiten, tegen meer dan 1.000 in Oost-Ghouta.
Van een ander kaliber
De stilte komt echter vooral omdat veel westerse landen geen openlijke confrontatie willen met Turkije. Op Assad is het gemakkelijk kritiek hebben: in het Westen geldt hij als paria. Erdogan daarentegen is van een ander kaliber: een NAVO-bondgenoot en partner in een voor Europa cruciale vluchtelingendeal. Een discussie over een paar honderd Syrische doden voelt dan al gauw ongemakkelijk.
Het Westen maakt zich zorgen, want het Turkse offensief 'bemoeilijkt' de strijd tegen IS. De Koerdische strijders die eerder IS bevochten bij Deir al Zor, zitten nu namelijk in Afrin.
Turkije vecht in Afrin tegen de YPG, een machtige Koerdische militie. "Terroristen", stelde een Turkse minister gisteren. De YPG is ideologisch verwant aan de Turkse PKK, die internationaal inderdaad staat aangemerkt als terreurorganisatie. Maar de YPG zelf geldt in Europa niet als terreurorganisatie. Sterker: dit is juist de belangrijkste bondgenoot van het Westen in de strijd tegen IS, gesteund door de Verenigde Staten.
De vraag is dus: waarom valt Turkije Afrin aan? Na een verzoek vanuit de VN om te onderbouwen waarom deze oorlog noodzakelijk is, overlegde Erdogan Turkse nieuwsberichten waarin staat dat niet hij maar de YPG als eerste aanviel.
Na de val van Afrin lijkt het onwaarschijnlijk dat het Turkse leger uit Syrië vertrekt. Turkse ministers refereren aan een geheimzinnige deal voor een Turks-Amerikaanse 'safe zone' in de stad Manbij, eerder door de Koerden heroverd op IS. De Koerdische strijders moeten daarbij vertrekken. De Amerikanen, die vorige maand in Manbij nog openlijk met de Koerden op patrouille gingen, reageren inmiddels zoals in deze oorlog gebruikelijk lijkt: door te zwijgen.