Zaventem
"We zijn in de hel geweest"
Een gezin waarin alles om de luchthaven draait, is voor altijd getekend door 22 maart. "Ik focus nu op mijn werk", zegt Maria, "dan is er weinig ruimte om aan andere dingen te denken."
In het inkomhalletje van de halfopen woning van de familie Asselman-Castillo in Elewijt bij Zemst staan twee stevige trolleys. Op de ene koffer hangt een sticker 'CREW', aan de andere hangt een stewardessenhoedje. Van de buffetkast in donker gelakt eik tot de boekenplank boven de grote lavendelkleurige sofa: overal staan modelvliegtuigjes, herinneringen op schaal. Op het gsm-hoesje van vader Patrik heeft hij een afbeelding van een Jumbo laten printen, het pronkstuk uit de vloot van de voormalige nationale luchtvaartmaatschappij. Dat is waar het in dit gezin om draait: de luchthaven. Moeder, vader, zoon en dochter, het hele gezin werkt op Zaventem.
Hier wordt de tijd nog opgedeeld in voor en na Sabena. Collega's die 's morgens groeten, krijgen een hand, ex-Sabéniens geven elkaar een knuffel. "Wie vandaag zegt dat de luchthaven één grote familie is, heeft Sabena niet meegemaakt. Wij gingen echt voor elkaar door het vuur."
Patrik is jarenlang veiligheidsagent geweest, hij begeleidde repatriëringen van migranten voor Sabena. Na het faillissement in 2001 is hij op de luchthaven gebleven in dienst van de federale politie. Dochter Melissa is stewardess bij JetairFly, zoon Dario werkt aan de check-in voor Swissport. Maria begeleidt voor Axxicom ouderen, kinderen en passagiers met een handicap op de luchthaven.
Een dag op de luchthaven in het scenario van de familie Asselman-Castillo verloopt zo: Maria werkt op de pier, Dario zit achter de balie. Melissa hangt in de lucht of bereidt zich voor op een vlucht. Patrik patrouilleert. Op 22 maart, vroeg in de ochtend, is bijna het hele gezin aan het werk in Zaventem. Enkel Melissa zit thuis.
Bomkoffer
Je kunt er je horloge op gelijkzetten: om acht uur nemen Patrik en zijn vaste partner bij de politie koffiepauze na hun patrouille, op zijn ronde zegt hij dag aan zijn gezin. Maar zijn partner is vandaag ziek en hij is iets vroeger in de vertrekhal. Hij weet dat Maria op de B-Pier werkt, ver weg van de balies. Daar zal hij straks passeren.
Dario is wel in de vertrekhal. Eerst moet hij achter de loketten in de centrale hal zitten, daarna zal hij verhuizen naar de vertrekhal wat verderop. Patrik heeft zijn zoon deze ochtend nog niet gezien. Hij komt collega's van Swissport tegen die zeggen dat het erg druk is vandaag, er zijn late passagiers, het werk loopt uit. Patrik zegt dat hij rond halfnegen nog eens langskomt. Dan heeft Dario meer tijd.
Patrik zit weer achter zijn bureau als hij op de politieradio de mededeling krijgt dat er een aanslag is gepleegd. Onmiddellijk daarna hoort hij een luide knal. Een tweede bomkoffer is afgegaan, zo zal later blijken. Maar nu zwijgt de zender. Patrik trekt zijn kogelvrije vest aan en rent weg. De vertrekhal in. Waar is Dario?
Het is iets voor acht als de telefoon van Maria overgaat. Ze is druk bezig, een mevrouw in een rolstoel moet haar aansluiting halen. Maar ze ziet op het scherm dat haar zoon belt, dus neemt ze op. "Mama, er is een aanslag geweest." De tweede bom is ontploft op luttele meters van zijn balie, Dario is onder de counter gekropen. Zoals papa het hem heeft geleerd: bij vermoedens van een aanval, ga plat op de grond. Het verkleint de kans aanzienlijk om geraakt te worden bij een ontploffing of door kogels.
Hij zegt dat hij gewond is aan zijn hand. Maak dat je wegkomt, zegt Maria. "Vertrek zo snel mogelijk. Ga naar huis. Ik ben hier veilig." Dario verbreekt de verbinding.
Dochter Melissa, die thuis het nieuws zo goed als onmiddellijk heeft vernomen, krijgt haar moeder nog net aan de lijn. Ze huilt. Maria zegt dat ze snel samen zullen zijn. Ze legt neer. Niemand kan Patrik bereiken. Het telefoonnetwerk valt uit, de radio hapert. Het zal nog acht uur duren eer het gezin herenigd wordt.
Er wellen tranen op, eerst bij Maria, dan bij Patrik. Hun ogen blijven vochtig als ze over de aanslagen praten. Patrik is meteen weer aan het werk gegaan. Na twee weken is hij op aandringen van de psycholoog naar huis gestuurd.
Ook zoon Dario is nog niet teruggekeerd en hij lijkt er ook niet aan toe. Sinds 22 maart neemt hij liever de bus dan de trein, hij voelt zich niet veilig in stations. Het is er druk, te benauwd. De psycholoog zegt dat de impact zo groot en heftig is omdat dit gezin in zijn essentie is geraakt. "Het gaat te diep."
Patrik blijft beelden zien, van dode passagiers, gewonde collega's, onherkenbaar verbrand en verminkt. 's Nachts hoort hij het gegil. "Ik ben in de hel geweest." Hij worstelt met heftige gevoelens. De diepe band met collega Rachid, die als enige met hem de duistere vertrekhal is binnengegaan, die hem beschermde met zijn wapen. Schuldgevoel omdat hij een totaal verbrande collega die op de grond lag, niet heeft herkend. Bezorgdheid over de twee zwaar verminkte bagagisten die hij in leven heeft gehouden met eerste hulp, bemoedigende woorden, een harde klap in het gezicht als dat nodig was om hen bij bewustzijn te houden. "Het is voor mij heel belangrijk dat ik zie dat zij vooruitgang boeken." Hij heeft psychosomatische klachten: uitslag, pijn, slapeloosheid, geheugenverlies. "Ik ben niet meer dezelfde. Ik ben vanbinnen kapot."
Maria ging na de heropening van de luchthaven weer aan de slag. Er is de vriendschap van de passagiers, dankbaarheid, soms zoenen, chocola en bloemen. "Ik help gewoon erg graag en dan is dit de geknipte job." Soms denkt ze wel terug aan die akelige dag. Maar het gaat, alles in acht genomen, best goed. "Ik focus op mijn werk, dan is er weinig ruimte om aan andere dingen te denken." We moeten door, zegt ze, "het moet". Ze is bezorgd om de impact op haar gezin.
Zielsgenoten
De vroegste herinnering van Maria aan België is er een aan, natuurlijk, de luchthaven. Het is november 1978 als het hele gezin Castillo in Zaventem landt, met het vliegtuig uit Santiago de Chili. Maria en haar zusjes hebben zelfs geen jasjes aan, in Chili is het hartje zomer. In België viel er sneeuw.
"Dat had ik nog nooit gezien. Sneeuw ligt er in Chili alleen hoog in de bergen, hier viel die uit de lucht. Ik vond er helemaal niks aan."
Ze ging naar school in het Nederlands in Antwerpen en in het Frans in Brussel, en vond werk in een taxfreeshop op de luchthaven. Daar stond een bewakingsagent die haar wel heel nadrukkelijk in het oog hield. Haar collega's hadden dat snel in het snotje. Een jaar later zijn ze getrouwd. Dat is nu 26 jaar geleden.
Ze zijn zielsgenoten geworden. Hij maakt haar zinnen af, zij weet wat hij gaat zeggen nog voor hij zijn mond opendoet. Ze noemt het soms telepathie. Diepgelovig, dat zijn ze allebei. "Binnenkort gaan we nog eens naar Lourdes. Om te bedanken dat deze familie redelijk ongeschonden door 22 maart is geraakt."
De psycholoog zegt dat Patrik nieuwe dingen moet ondernemen, om zijn gedachten te verzetten. Ga weg, ga vaak, ga ver. Hij denkt aan Chili en de heerlijke reis die ze daar samen in februari hebben gemaakt, in betere tijden. Het was zestien jaar geleden dat Maria haar thuisland had gezien. Maar het lijkt alsof het Patrik nog meer deugd heeft gedaan dan zijn vrouw.
Steeds vaker moet hij denken aan het gezapige leven in Los Andes, het stadje in de machtige bergen waar Maria is opgegroeid. Het gras is er groen en de bergtoppen in de verte wit van de eeuwige sneeuw. De siësta is er heilig en het leven simpel.
Ze hebben eerder gesproken over een leven in een warmer land. Misschien komt het er nu al van.
Maandag aflevering 2: Guy Sempels, een bewakingsagent met een groot hart