InterviewRudi Vranckx
‘We waren bijna obsessief bezig met het virus: de ellende van anderen werd ondergeschikt’
Zomer van de vrijheid, allemaal goed en wel, maar laat u vooral niet misleiden. Terwijl de pandemie lijkt uit te doven, staat de planeet onverminderd in brand: de terugkeer van IS, de Gaza-oorlog, terreur in Irak en Syrië... Als hij na anderhalf jaar weer de wereld in trekt, zal Rudi Vranckx (zijn Kleine helden kunt u dezer dagen volgen op Canvas) met andere woorden niet om werk verlegen zitten. En of het kriebelt bij de oorlogscorrespondent.
Rudi Vranckx: “Todi is mijn tweede thuis. Na zware periodes in conflictgebieden reis ik het liefst daarnaartoe om te bekomen: ik heb zon en stilte nodig om de stress van me af te kunnen zetten. Aan het huis was een oude olijfgaard verbonden, al enkele jaren maak ik er zelf olijfolie. Met een aantal vrienden uit het dorp hebben we ook een wijngaard aangelegd. En zo drink ik in Todi nu ook mijn eigen wijn.”
Lonkt een toekomst als wijnboer?
“Je lacht, maar op een dag reed een Italiaan met een chic kostuum en puntschoenen mijn domein op. Een oenoloog. Hij wilde mijn wijn verfijnen en aan fancy bars in New York en Milaan verpatsen. Maar ik moest extra percelen aanleggen, een nieuwe cantina bouwen die aan allerlei normen moest voldoen, enzovoort. Dat zou mij zo veel geld, tijd en energie kosten dat het geen hobby meer is.
“Normaal heeft elke druif een eigen, ideaal oogstmoment. Maar omdat ik niet zo vaak in Todi ben en hooguit vijf grote rijen met wijnstokken heb, pluk ik alles in één weekend. Daardoor smaakt de wijn altijd verrassend.”
Hoe vaak bent u in Leuven?
“In een normaal jaar ben ik drie tot vier maanden in het buitenland en twee maanden in Italië. Ik ben hier dus best vaak. Toen ik jonger was, wilde ik echt een zwervend bestaan leiden, maar ik weet nu dat ik ankerpunten nodig heb.”
Ook voor u was het voorbije jaar geen normaal jaar.
“In 2020 ben ik, zoals iedereen, binnengebleven tot de zomer. Ook ik was bijna uitsluitend bezig met het virus en mijn eigen gezondheid. We zaten niet alleen opgesloten in ons huis, maar ook in ons hoofd. Maar de wereld opentrekken voor mensen in Vlaanderen, dat is mijn taak. En die taak wil ik nu weer ten volle opnemen.”
Media en virologen stelden de strijd tegen het virus vaak voor als een oorlog: wat vond u als oorlogsverslaggever van dat discours?
“Het werkte mobiliserend, zeker? Het stoorde me niet echt, maar het begon toch wat vreemd te worden toen ik vanuit Gaza berichten kreeg: ‘Oei, het is toch wel erg gesteld met corona in België.’ (lacht)”
Heeft de VRT te veel aandacht voor het virus gehad en te weinig voor het buitenland?
“Je moet natuurlijk wel in dat buitenland raken, hè. Dat kon door de crisis simpelweg niet. Bovendien was corona ook daar vaak hét thema.
“Bij ons beleefden mensen een beetje hun eigen oorlog. We waren als samenleving bijna obsessief bezig met dat virus, met de dagelijkse cijfers, en de pers was daarvan de exponent. De ellende van anderen werd ondergeschikt – op reportages over conflictgebieden zat niemand te wachten. De beelden van een coronabrandhaard zoals in Bergamo in Italië waren natuurlijk vreselijk, en ik heb het grootste ontzag voor het werk van de mensen in covidafdelingen, maar het wordt tijd om die overdreven focus een beetje te lossen.”
Kranten, bladen en omroepen beleefden een boerenjaar.
“Dat vind ik ook opvallend. De hang naar nieuws was immens, maar hebben wij journalisten wel de hele samenleving bereikt? Hebben we ons niet laten leiden door onze eigen wereld, die van de witte tweeverdieners met een tuin? Mensen in appartementjes in de grootstad kregen onvoldoende aandacht. Het ging over de tuincentra, de restaurants en de zwembaden, niet over de publieke ruimte. Na deze pandemie moeten we ons bezinnen over onze aansluiting bij andere universums.”
In Corona: de nieuwe frontlijn richtte u vorig jaar het vizier op landen als Colombia en Syrië. Wat is u opgevallen?
“Hoe anders mensen in die landen omgingen met het virus. Dit voorjaar was ik in Bagdad en Noord-Irak, en ik voelde meteen dat de pandemie daar een kleinere impact heeft. Eén van de verklaringen is dat oorlogsgebieden een jongere bevolking hebben en dus minder vatbaar voor het virus zijn. De kwetsbaarste Irakezen waren de afgelopen jaren al over-leden, hoe cru dat ook klinkt.
“Ook psychisch weegt corona er minder door. De mensen begrijpen er vaak niet waar wij ons zo druk over maken, waarom we ons gedrag zo aanpassen. En geef ze maar eens ongelijk. Wat is een virus tegenover terreur van IS, corruptie, folteringen, willekeur van de overheid? In Mosul liggen nog lijken van drie jaar geleden onder het puin: dat plaatst de dingen algauw in een ander perspectief. In die zin was Irak een eyeopener voor mij.”
Kon u uw werk naar behoren blijven doen in een wereld met gesloten grenzen?
“Niet altijd. Voor een documentaire over de tiende verjaardag van de Arabische Lente ben ik telkens een week naar Tunesië en Egypte gereisd, maar Libië lukte niet meer omdat de grenzen plots sloten. Ook naar Afghanistan kunnen we al anderhalf jaar niet meer vertrekken.
“Of neem de Gaza-oorlog. Die brak in mei in alle hevigheid los, maar ik stond aan de zijlijn. Ik moest wachten op mijn dubbele vaccinatie om naar Israël af te kunnen reizen. En nu dat eindelijk in orde is, zijn de grenzen wéér dicht, vanwege de oprukkende deltavariant van het virus. Het voorbije jaar was het moeilijkste uit mijn carrière.
“Tegelijk heb ik één van mijn mooiste werkmaanden meegemaakt. Na de eerste lockdown zijn we met een camper door Europa getrokken voor ‘Een zomer als geen andere’. Het was een bescheiden trip met mijn kleine team, mensen die ik als mijn vrienden beschouw. Eindelijk konden we even buitenkomen, ons samen amuseren. Het was van onze studententijd geleden dat we nog eens gekampeerd hadden. Het gevoel van vrijheid en kameraadschap was geweldig. Onze klankman, Jan, bleek een uitstekende kok. (lacht) We beseften toen wat we allemaal gemist hadden.”
PEACE, PEACE, PEACE
Heeft het oplaaiende geweld in Gaza u verrast?
“Nee. Het gaat in dat conflict als in een kookpan: de druk neemt telkens weer toe tot het deksel eraf geblazen wordt. Het is nu weer rustiger, maar straks gaat dat deksel er onvermijdelijk wéér af.
“Dit keer is het begonnen met de uitzetting van tientallen Palestijnse families uit hun huizen in Sheikh Jarrah, een buurt in Oost-Jeruzalem. Er kwamen rellen van, en uiteindelijk sloeg de woede over naar Gaza. Het is cyclisch. De voorbije twintig jaar is het aantal Joodse nederzettingen in Palestijns gebied alleen maar toegenomen. Daarmee verdwijnt ook de mogelijkheid om ooit nog een leefbare staat naast Israël te vormen.”
Ziet u nergens kiemen voor een duurzame oplossing?
“Eigenlijk niet. In de Palestijnse gebieden radicaliseert de bevolking. Dit keer in Gaza, onder leiding van Hamas. Maar de kern van de zaak blijft dat er een bezetting gaande is. Onrechtvaardigheid vormt de basis van dit conflict, waardoor het geweld zal blijven terugkeren. Het gaat helemaal niet om een ‘symmetrische strijd’, zoals je in mei hoorde — het stoorde me hoeveel mensen zich lieten leiden door zulke propaganda.
“Voor vrede zijn toegevingen nodig, maar noch de Israëliërs, noch de Palestijnen lijken daar de moed toe te hebben. Cynische politici aan beide kanten misbruiken het conflict zelfs. De leiders van Hamas willen nog altijd het hele gebied van de Middellandse Zee tot aan de Jordaan in handen krijgen. Het kan hun niet schelen dat daarbij duizenden doden vallen, ook niet als het hun eigen mensen zijn. Israël blinkt evenmin uit in realisme. Premier Benjamin Netanyahu wilde de voorbije jaren vooral zijn populariteit vergroten. Je hebt dus twee volkeren die dezelfde grond willen, opgezweept door hun leiders. En niets is zo makkelijk als oorlog. Het volstaat om boos te zijn op de ander.”
Niemand wil rust in Israël en de Palestijnse gebieden?
“Inderdaad. Yitzhak Rabin, de Israëlische premier die in 1993 samen met Yasser Arafat de Oslo-akkoorden ondertekende, werd vermoord. Verantwoordelijk leiderschap is gevaarlijk in het Midden-Oosten. (denkt na) Ik ben niet makkelijk cynisch of fatalistisch, maar in dit conflict ben ik het soms wel. Ik herinner me een tijd waarin ik elke avond in elke speech van één van die leiders zeker drie keer het woord ‘peace’ hoorde, terwijl de bombardementen gewoon doorgingen.”
Een oplossing die derden opperen: maak er alsnog één land van.
“Ik snap dat, nu de tweestatenoplossing almaar minder realistisch wordt. Maar één land, dat betekent voor de Israëliërs ook: stemrecht geven aan de Palestijnen in bezette gebieden, waardoor ze misschien hun meerderheid verliezen. Je mag niet vergeten dat Israël na de Holocaust gesticht is om de Joden een veilige plaats te geven, vrij van vervolging of druk vanwege hun geloof. Ik begrijp hun tegenstand dus, maar geef de anderen dan een eigen land naast het jouwe.
“Eén ding was in mei wel anders dan voorheen: de Arabieren in Israël zijn massaal op straat gekomen. De tegenstellingen binnen het land spelen op, en dat is een gamechanger. Het maakt me toch een beetje optimistisch. Misschien dwingt het beide kanten om van wacht te wisselen. De Oslo-akkoorden zijn er ook pas gekomen op het hoogtepunt van de Eerste Intifada. In de coulissen wilde Rabin, die eerst nog vond dat het leger ‘de botten mocht breken’ van demonstranten, plots wél praten. Netanyahu heeft de verkiezingen verloren en is weg. Zijn opvolger, Naftali Bennett, lijkt op het eerste gezicht niet te veel te willen veranderen, maar misschien staat hij achter de schermen wel voor een andere aanpak.”
HET EI VAN BIDEN
Over naar een andere reden tot bezorgdheid: de afgelopen jaren werd soms gefluisterd dat IS verdwenen was, nu lijkt de terroristische groepering langzaam weer sterker te worden.
“Ik heb de hoeraboodschappen nooit geloofd. In de jaren 90 had je de Gewapende Islamitische Groep (GIA), dan kreeg je Al Qaeda, dan ISIS en dan IS. Dat is hetzelfde virus dat muteert en zich ent op lokale voedingsbodems in het Midden-Oosten, zoals de tegenstellingen tussen soennieten en sjiieten of de woede tegen de Syrische president Bashar al-Assad, die zijn eigen volk foltert en vermoordt.
“Weet je dat er nu méér aanslagen gepleegd worden in Noord-Syrië dan twee, drie jaar geleden? In Raqqa, de vroegere hoofdstad van het kalifaat, moeten mensen ’s nachts weer afpersingsgeld betalen aan IS – op straat zijn zij de baas, ook al zijn ze officieel weg. Ook in Noord-Irak keren zulke praktijken terug. Dat zijn tekenen aan de wand. IS is niet verdwenen, IS is op de terugweg. De schattingen gaan momenteel van 4.000 tot 10.000 actieve strijders in Syrië en Irak. Ik vind dat toch al behoorlijk. Op hun hoogtepunt hadden ze er ongeveer 40.000.”
Moeten we ons ook in België zorgen maken?
“Ik kan alleen herhalen wat de veiligheidsdiensten zeggen: op dit moment is het veel moeilijker voor geradicaliseerde IS’ers om een complexe aanslag te plegen in België. Wil dat zeggen dat er geen geïsoleerde gevallen kunnen zijn van mensen die via websites gek gemaakt worden en naar een bijl of mes grijpen? Natuurlijk niet. Maar of je je daarover elke dag zorgen moet maken, is een andere vraag.”
Wat denkt u over de IS-vrouwen en hun kinderen in de Koerdische gevangeniskampen?
“In het kamp Al-Hol, bijvoorbeeld, zitten 40.000 mensen. Dat dreigt een minikalifaatje te worden. De Koerdische bewakers kunnen het niet meer de baas, zeggen ze. Op korte termijn zal er íéts moeten gebeuren, want wie zegt dat IS het kamp straks niet bestormt en iedereen bevrijdt? Kleine kinderen zijn niet per definitie met één of andere erfzonde belast, maar voor de IS-vrouwen geldt hetzelfde als voor de mannen, ze moeten berecht worden. Alleen al voor onze eigen veiligheid moeten we de Belgische gevangenen terughalen of een internationale oplossing vinden. De kop in het zand steken is geen oplossing.”
Kun je mensen die vrijwillig naar Syrië gereisd zijn nog vertrouwen als ze weer vrijkomen?
“Ik zou geen stofzuiger van hen kopen, nee. Alle IS’ers met wie ik gesproken heb, waren zogezegd gewoon kok of verpleger. Niemand heeft ter plaatse gruwel gezien, laat staan misdaden begaan. Natuurlijk geloof ik dat niet.
“Mijn ideale scenario is de oprichting van een internationale rechtbank over Syrië, zoals het Tribunaal van Neurenberg na de Tweede Wereldoorlog. Over de IS-strijders, de westerse vrouwen, maar ook over het Assad-regime. Maar die rechtbank zal er nooit komen. De materie is te complex en bovendien geopolitiek gevoelig.”
Drie jaar geleden schreef u daarover in uw boek Mijn kleine oorlog: ‘De Derde Wereldoorlog is al bezig en wordt in het Midden-Oosten gevoerd.’
“De grote blokken voeren hun gewapende strijd met de afstandsbediening, in proxy wars. Op het eerste gezicht lijken plaatselijke conflicten te woeden in landen zoals Jemen, Syrië en Libië. Maar daarboven bestaan bredere bondgenootschappen en tegenstellingen, zoals die tussen Saudi-Arabië en Turkije. En dáárboven nog houden de Russen, Chinezen en Amerikanen de touwtjes vast, bijvoorbeeld door zoals Moskou het Syrische regime te ondersteunen. De spanningen tussen de grote blokken zijn niet zo geweldloos als ze lijken.”
Onder Joe Biden zijn de Amerikanen van koers veranderd. Na twintig jaar oorlog wil hij tegen 11 september, die symbolische datum, zijn troepen weg uit Afghanistan.
“The proof of the pudding is in the eating. Misschien zouden er toch nog Amerikanen achterblijven, hoor je nu. De vraag is vooral: waar willen de Verenigde Staten hun machtsprojectie behouden in de strijd met China en Rusland? Ze hebben een immense basis gebouwd in Bagram in Afghanistan en nog een in Noord-Irak. Willen ze die behouden? Blijven ze Iran omsingelen? Ik ben benieuwd.
“Zullen we plots vrede zien in Afghanistan? De taliban hebben er, bijna zonder slag of stoot, al tientallen districten heroverd. Vooral op het platteland, waar ze de bevolking nu hun oerconservatieve regels opleggen. Wat met de vrouwenrechten? Wat met de meisjes op de schoolbanken? Waarvoor hebben de Amerikanen dan twintig jaar oorlog gevoerd? Ze wilden de samenleving veranderen, maar hebben niet aan nationbuilding gedaan. Dat is alsof je een ei breekt zonder er een omelet mee te bakken. De hele interventie is op een fiasco uitgedraaid.”
DE HORROR
Op Canvas blikt u deze maand terug op Kleine helden, uw reeks over gewone mensen in oorlogsgebieden. Voor veel kijkers bent u als onvermoeibare oorlogsjournalist ondertussen zélf een kleine held.
“Dat kan kloppen: ik ben 1,72 meter. (lacht) Maar ik maak me geen illusies. Als ik doodga, ben ik binnen het jaar uit het collectieve geheugen verdwenen.
“Op onze kleine redactie hebben we altijd één stagiair, niet zelden een jonge vrouw. Ik ben bijna altijd onder de indruk van de goesting van die mensen om de wereld in te trekken, van hun drive en intelligentie. Er wordt veel gezegd over de jonge journalisten van vandaag – dat ze het Nederlands onvoldoende beheersen, dat ze alleen met snelle en oppervlakkige formats bezig zijn – en toch denk ik vaak: chapeau. De opvolging is verzekerd.”
Over vier jaar moet u met pensioen.
“Daar ben ik niet mee bezig. Wel met de vraag: wat valt mij op in de wereld? Zolang ik verhalen kan vertellen, zal ik tevreden zijn. Nu doe ik dat bij de VRT, maar als het in de toekomst anders moet, ook goed. Ik wil niet zo veel mogelijk op het scherm komen. En alles stopt ooit, natuurlijk. Wie weet, misschien wil ik over een jaar of vijf alleen nog bezig zijn met mijn olie en wijn, en met boeken schrijven.
“Ik heb wel al wat geresearcht voor na mijn pensioen, omdat me iets was opgevallen... Wacht even, ik haal er een fles wijn bij.”
Graag!
“(zet de fles op tafel) Sorry, maar deze gaan we niet leegdrinken. Dit is een historische fles uit de Republiek Artsakh, ook bekend als het omstreden gebied Nagorno-Karabach in Armenië. De bevolking bestaat uit etnische Armeniërs, maar vorig jaar wisten Azerbeidzjaanse strijdkrachten een deel van de regio te veroveren. Deze wijn – hij schijnt uitstekend te zijn – is gemaakt door een lokale wijnboer. Toen zijn grond veroverd was, stak hij zijn wijngaarden allemaal in brand. Een symbolische daad, en tegelijk heel concreet: dat was zijn broodwinning. Hij wilde niets overlaten voor de vijand.
“Welnu, ik ken veel oorlogs- en conflictgebieden waar de wijnbouw floreert: de Bekavallei in Libanon, de Golanhoogten… Daarom dacht ik bij mezelf: waarom maak ik daarover geen programma als ik met pensioen ben? Ik heb al een titel: Druiven der gramschap. (lacht) De wereld is zo’n fascinerende plek, en ik zit nog boordevol ideeën. Ik ga dus niet zagen en klagen over mijn naderende pensioen.”
Zult u de adrenaline niet missen?
“Ik zal niet ontkennen dat adrenaline meespeelt in mijn job. Ik leef intenser en ben op piekmomenten meer gefocust. Maar de echte kick zit voor mij in een verhaal goed brengen, in iets uitleggen wat eerst niet duidelijk was.”
Bent u nog bang als u naar oorlogsgebieden trekt?
“Absoluut. De angst kruipt in mijn hoofd als ik op vertrekken sta of onderweg ben. Ik wil straks weer naar Raqqa, dat zal weken op voorhand al door mijn hoofd spelen. Fysiek ben ik misschien maar een paar maanden per jaar in het buitenland, mentaal ben ik er veel langer.
“Op het moment dat ik er ben, is alles visueel en tastbaar. Dan valt het beter mee. Er kan nog altijd iets fout lopen, maar ik weet dan dat ik al het mogelijke heb gedaan om veilig te blijven. Ook als het echt spannend is, voel ik de angst niet echt. Die komt pas achteraf.”
Hebt u de dood al vaak in de ogen gekeken?
“Toch een keer of zeven, ja. In Syrië ben ik er twee keer écht dichtbij geweest. In Homs is een Franse collega, even ervaren als ik, gedood op 2 meter van mij. Ik stond op straat en had het gevoel dat de bomaanslagen almaar dichterbij kwamen. Het was er niet pluis, dus liep ik een huis binnen. Mijn collega liep dat huis net uit, en toen viel er een granaat. Hij heeft het niet overleefd, ik wel. Een paar seconden eerder zou het andersom geweest zijn.
“De tweede keer was in een klein bergdorp. We hadden onze auto achtergelaten en stapten een school binnen. Om één of andere reden stuurde de directeur ons weer naar buiten. Net op dat moment vlogen er twee vliegtuigen over. Ze gooiden een bom op de school en onze auto. Mensen die net ervoor nog bij me waren geweest in dat gebouw waren dood. Ook onze bodyguard. Had ik een foutje gemaakt, hadden ze me kunnen tracken? Ik weet het niet. Het leek me een geplande aanval. Ik heb die dag veel geluk gehad. Je moet vooral niet te lang op één plek blijven.”
Is dat de stelregel?
“Ja, vooral sinds onze reizen naar Irak in 2004 en 2005, toen er veel kidnappings en onthoofdingen waren. We wijzigden onze route vaak en bleven maximaal twintig minuten op dezelfde plek – de tijd die ontvoeringsploegen nodig hadden als je verklikt werd. We maakten onszelf wijs dat we met een aantal regels het gevaar konden beheersen.
“Mijn grootste angst is het lot van de Amerikaanse journalist en fotograaf James Foley te ondergaan: ontvoerd worden en wachten tot je onthoofd of gedood wordt, zoals hij in 2014. We hebben met ons team nog gepraat over zulke scenario’s. Wat doe je als je zwaargewond raakt? Wil je voortleven, helemaal verminkt? Het antwoord daarop hou ik liever privé. Dat is het geheim van het team.”
Denkt u dat het erger is voor uw familie dan voor u, als u straks weer naar Raqqa trekt?
“Ja. Het is soms moeilijk voor hen. Er is geen nulrisico, maar mijn familie weet dat ik erg bezig ben met mijn veiligheid en dat ik veel ervaring heb. Ik ben nooit gevraagd om te stoppen met wat ik doe.”
Praat u thuis de gruwel van u af?
“Zelden. Ik kan die dingen beter verwerken door erover te schrijven. Ik heb het gevoel dat ik met mijn vrienden niet echt kán praten over over wat ik gezien of meegemaakt heb: dat staat zo ver van iedereen af dat het zelfs mij bijna ongeloofwaardig in de oren klinkt.
“Soms kan ik me echt boos maken… (zoekt naar woorden) Onze bazen hebben nooit beseft wat wij doen als team. Wat het écht is. Weet je hoe het voelt als ze in Libië een zak met stukken van mensen binnendragen? Zo, voor je neus? Je kunt dat niet uitleggen in woorden. Ik word emotioneel als ik eraan terugdenk.”
Zo zie ik u inderdaad zelden.
“Ik doe dit dan ook bijna nooit. Ik heb er geen behoefte aan. De gruwel achtervolgt me niet, ik heb geen nachtmerries. Maar als ik zulke beelden oproep, voel ik weer wat ik toen voelde. De horror.
“Vaak biedt mijn werk me het tegenovergestelde gevoel. Ik heb de meest fantastische en intense momenten beleefd met de kerels die IS overleefd hebben en muziek maakten in Mosul. Ik beschouw ze nu als mijn vrienden. Ik beleef alle uitersten.”
Niet iedereen is daarvoor gemaakt. Eliot Higgins, de oprichter van het onderzoekscollectief Bellingcat, vertelde in Humo dat sommige collega’s PTSS kregen door oorlogsvideo’s te bekijken.
“Ik heb dat ook vaak gedaan voor ik naar een oorlogsgebied reisde, ter voorbereiding. Ook de beelden van onthoofdingen en folteringen van collega’s bekeek ik. Om de test te doen, en om mezelf nog eens duidelijk te maken: dit wordt geen avontuurtje.
“Eliot Higgins is een journalist-op-afstand. Hij is nooit naar oorlogsgebieden getrokken. Dat maakt de mentale sprong misschien net groter voor hem, paradoxaal genoeg. Ik ben écht naar Irak en Syrië gegaan, en sprak er op de eerste dag al met gewone mensen. Dat helpt.”
MESSCHERPE NUANCE
Zou u ooit de wapens opnemen voor een zaak?
“Ik denk het niet. Deze week las ik een boek over Primo Levi, de Joods-Italiaanse schrijver die Auschwitz overleefde. Hij hield zich eerst afzijdig van de nazipolitiek. Maar op een bepaald moment móét je je verzetten, vond hij. Anders ga je aan de kant van de onmenselijkheid staan. Je kunt dan de wapens opnemen, maar waarom? Om God te spelen en anderen te doden? Als journalist kan ik veel meer betekenen. Mijn wapen is de pen, de nuance.”
Tegen welke vijand?
“De polarisering, de hardheid, de uitholling van de mensenrechten. Een uitspraak van de Frans-Libanese schrijver Amin Maalouf is me altijd bijgebleven: ‘Ik zie het vlammetje van de verlichting flikkeren en in sommige landen bijna uitdoven.’ Dat vlammetje flikkert bij de lakse reacties van Europa tegen de Hongaarse premier Viktor Orbán of bij de omgang van de Russische president Vladimir Poetin met journalisten. Het flikkert bij de gruwel van IS, maar ook bij extreemrechtse denkbeelden. Islamitisch extremisme – zie de aanslagen in Zaventem en Maalbeek van 2016 – en extreemrechts racistisch denken – zie de Noorse terrorist Anders Breivik – zijn spiegelbeelden, ze voeden elkaar. Een nieuwe generatie leiders begrijpt dat maar al te goed. Zij roepen nu zo hard mogelijk, zonder te beseffen wat oorlog betekent of hoe het begint.”
In Mijn kleine oorlog vergelijkt u onze samenleving met die van het Joegoslavië van voor de burgeroorlog.
“Ik voorspel de toekomst niet, ik stel alleen vast dat oorlog en geweld niet zo ver van ons bed zijn als we soms denken. We leven in het tijdperk van wij tegen zij: oorlogsvluchtelingen zijn ‘profiteurs’, we worden ‘bedreigd’, ‘omsingeld’, ‘overspoeld’. De ander wordt eerst minder mens en ten slotte een onmens. Na elke nieuwe dode is de volgende makkelijker. De angst- en haatverspreiders van vandaag zijn de oorlogsmisdadigers van morgen. Ik ben daar erg beducht voor. In Joegoslavië had voor 1991 ook niemand gedacht dat buren ooit elkaar zouden vermoorden, maar het kan snel gaan.
“Ik blijf geloven dat journalistiek een missie is. Ons doel is een eerlijke samenleving, zonder haat en geweld. Vorige maand is de Egyptische student Ahmed Samir Santawy, die verloofd is met een Gentse, in zijn vaderland tot vier jaar cel veroordeeld wegens terrorisme. Op basis van enkele berichten op Facebook, een pure drogreden. We volgen zijn verhaal al sinds vorig jaar. Egypte is een halve dictatuur geworden, en die richting gaat het in veel landen uit. Het autoritarisme viert hoogtij.
“Meer dan ooit tevoren worden journalisten bedreigd en monddood gemaakt. De voorbije vijfentwintig jaar zijn tweeduizend journalisten gedood, vooral in landen van waaruit ik werk. Ik zal blijven vechten om daar aandacht voor te krijgen.”
© Humo