Maandag 27/03/2023

InterviewPeter Verhelst

‘We beleven de terugkeer naar het fascisme, de ideologie die WO II heeft veroor­zaakt. Alsof we suïcidale lemmingen zijn’

null Beeld Johan Jacobs Humo 2021
Beeld Johan Jacobs Humo 2021

Peter Verhelst (59) is de schrijver van romans en novellen, van theaterteksten en scenario’s, maar de essentie van wat hij te zeggen heeft, zegt hij met poëzie. In zijn nieuwe bundel 2050 blikt hij vooruit naar de klimaatramp en de bijbehorende oorlogen die ons te wachten staan, en rouwt hij preventief om wat we allemaal zullen verliezen. De nachtmerrie wordt – vintage Verhelst – geserveerd in een verkwikkende cocktail van politieke sciencefiction en geestverruimende lyriek.

Danny Ilegems

Zijn nieuwe gedichten gaan over de apocalyps en over de dood van zijn vader. De apocalyps heeft vooralsnog niet plaatsgevonden. De dood van zijn vader wel, net voor de zomer. “Het was een mooie dood”, zegt hij, terwijl hij inktzwarte espressokoffie in kleine kopjes laat druppelen in zijn doorzonkeuken in de Brugse binnenstad. Een stortbui verhindert dat we in de weelderige, netjes aangeharkte tuin kunnen zitten, met zicht op het werkhuis van zijn vrouw, steenkapster en letterkunstenares Maud Bekaert.

Peter Verhelst: “Ik weet nu dat mensen boven zichzelf kunnen uitstijgen wanneer ze stervende zijn. Ik heb het met eigen ogen gezien bij mijn vader. In de laatste maanden van zijn leven was hij een vat vol liefde. Je ging naar hem toe, je bleef een tijd aan zijn ziekbed zitten, en je kwam vervuld terug thuis.

“Mijn vader heeft veel geluk gehad in zijn leven. Hij heeft zijn natuurlijke vader nooit gekend, maar hij werd wel omringd en verwend door vrouwen. Hij had lief en was geliefd, vooral dan bij het vrouwelijke deel van de bevolking. Hij heeft van alles gedaan, maar is geëindigd als directeur van een bankfiliaal. Hij heeft gewerkt tot hij 75 was.

“Een sociaal beest, dat was hij ook. Ik ben een keer met hem meegegaan naar het containerpark. Het duurde een halfuur eer we onze rommel konden beginnen uitladen: ‘Hey Rita, hoe gaat het met de kinders? Hey Sandra, hoe is het met de hondjes?’ Volgens mij ging hij naar het containerpark om mensen te ontmoeten.

“Met mijn moeder had hij een goed huwelijk, met talrijke hoogtepunten, maar ook met lastige tijden door ziekte. Tot ze vijf jaar geleden totaal onverwacht stierf. Toen verkruimelde hij helemaal. Maar net op dat moment kwam hij weer in contact met zijn eerste liefje van zestig jaar geleden. Zij had ook net haar man verloren. Die twee ontbrandden in liefde, er stond werkelijk geen maat op.

“En toen kwam die stomme nierkanker van twintig jaar geleden terug, uitgezaaid tot in zijn longen.

“Doordat de immunotherapie aansloeg, heeft hij nog twee jaar cadeau gekregen. De longen waren opnieuw helemaal schoon. Maar er is één plek waar die therapie niet bij kan: het hoofd. Daar waren een paar heel kleine stipjes achtergebleven. Na zijn eerste hersenbloeding kon hij gelukkig nog praten. Maar we wisten hoe laat het was: op een dag zouden die stipjes groeien, en dan zou het snel gaan. De hersenbloedingen zouden elkaar snel opvolgen.

“Het verval heeft al bij al vijf maanden geduurd. Hij heeft geen pijn geleden, gelukkig. Zijn dood was een milde dood. Hij is 85 geworden.”

In het gedicht ‘You Will Live Forever’ staan de regels: ‘Waar ben je/nu je op de weg loopt die niet ophoudt?’ en ‘Hoe verder ik van je weg loop, hoe harder/ik je vroeger vasthield.’ Hebt u die aan zijn sterfbed geschreven?

“Nee, niet daar. Daarvoor waren die momenten veel te overrompelend. Ik keek en ik wachtte tot de woorden kwamen.”

Wat zag u toen u keek?

“Mijn vader was tot op het einde zeer helder, maar ook uitgeput. Hij noemde me nog altijd ‘jongen’, maar ik moest het wel van zijn lippen aflezen, want hij was zo moe dat hij zijn stem niet meer kon aanblazen met zijn adem. En hij kromp ook zienderogen. De rijzige man die hij ooit was verschrompelde helemaal, spectaculair, zoals wol in de kookwas.

(stilte) Mijn ouders hebben, euh, geluk gehad met hun dood. Mijn moeder was extreem bang voor de dood, panisch zelfs. Zij is letterlijk in één seconde gestorven. Hartaderbreuk. Een genadiger dood had ze niet kunnen krijgen. En mijn vader hield wel van een beetje opera. Bij hem mocht iedereen veertig keer afscheid komen nemen. Wat zijn kinderen, kleinkinderen en vrienden dan ook vijftig keer hebben gedaan. Hij lokte ons echt naar zijn sterfbed; hij regisseerde de boel. (lacht) Laten we wel wezen: dat hele ‘sterfbed’ is een kutconcept. Weinig mensen zijn ervoor gemaakt om iemand te zien sterven. Maar in zijn geval was het een zachte, bijna weldadige ervaring. Hij spaarde zijn laatste krachten op om ons zijn liefde te betuigen. Waardoor ons verdriet nu zeer draaglijk is.”

RADIOHEAD EN CO.

Is goed kijken de essentie van wat u doet?

“Ja, maar je moet het dan ook opmerken, natuurlijk. Je moet de beelden die je ziet ook onder woorden kunnen brengen. Ik schrijf al sinds mijn veertiende elke dag. (lacht) Ik ben een getrainde atleet. Maar het meeste heb ik geleerd van mijn samenwerkingen en vriendschappen met beeldend kunstenaars. Schilder Jan Van Imschoot, beeldhouwer Johan Tahon, fotograaf Dirk Braeckman: elk schilderij, elk beeldhouwwerk, elke foto van hen heeft me leren kijken. En ik heb elf jaar gewerkt als regisseur bij NTGent. Regisseren is ook vooral kijken.

“Net zoals veel beeldend kunstenaars maak ik gretig gebruik van assemblage- en collagetechnieken. En net zoals een schilder ’s nachts opstaat om een rood vlekje toe te voegen aan een portret of een stilleven, doe ik in het halfjaar voor een bundel verschijnt niets anders dan komma’s schrappen en weer terugzetten. Elke dag herlees ik de hele bundel, en elke dag verander ik twee of drie woorden. ’s Avonds denk ik: zo is het wel oké. ’s Ochtends begin ik opnieuw.”

En het bij elkaar schrijven van het ruwe materiaal, hoelang duurt dat?

“Ook een halfjaar. Het komt in vlagen: soms vier, vijf gedichten per dag, vervolgens een hele week niks. Maar zodra ik in de flow zit, gaat het snel. Een dag is lang, hè. En ik hoef niks anders te doen dan schrijven. Ik ben een gelukzak.”

Maar wel een gedisciplineerde gelukzak?

“Jazeker, een neuroot! Als ik alleen zou leven, zou ik twintig uur per dag achter mijn laptop zitten. Gelukkig ben ik niet alleen. Schrijven is slecht voor de gezondheid, hè. Ik sta op, ik fiets een halfuur op mijn hometrainer, ik slik de medicatie die moet verhinderen dat mijn kransslagader opnieuw dichtslibt, ik neem een douche en begin te schrijven. Klokslag 12.05 uur ’s middags komt mijn vrouw thuis, we eten samen, en vervolgens zet ik mij opnieuw aan het schrijven, tot 6 uur ’s avonds. En nadat mijn vrouw is gaan slapen, pruts ik nog een beetje verder, tot even voorbij middernacht. Elke dag hetzelfde stramien.”

null Beeld Johan Jacobs Humo 2021
Beeld Johan Jacobs Humo 2021

Van welke kunstenaar hebt u het meeste geleerd?

(denkt lang na) Die vraag kan ik onmogelijk beantwoorden. Ik zou duizend kunstenaars kunnen noemen. Maar ik heb bijvoorbeeld het geluk gehad om met iemand als Wim Vandekeybus te mogen werken. Wat me bij zijn dansgezelschap het meest imponeerde, waren de repetities. Nee, de opwarmingsoefeningen! De dansers kwamen binnen, in heel gewone kleren, met heel gewone rugzakjes en heel gewone praatjes, maar zodra ze op het podium stonden, transformeerden ze binnen de minuut in... monumentale, magische figuren. Beeldmachines! Drie keer diep in- en uitademen en ze deden dingen met hun lichaam waarvan ik dacht: dat is bijna vliegen, daar is een lichaam niet voor gemaakt.

“Op die manier probeer ik te schrijven: lichamelijk, zinnelijk, dansend, ritmisch, zacht en hard. In tegenstelling tot de meeste schrijvers denk ik in beelden, en niet in verhalen. Met literaire conventies en versvormen en zo ben ik totaal niet bezig. Dat interesseert me niet. Less is more, in de beperking toont zich de meester, het voorschrift dat onze kunst minimalistisch moet zijn: kust toch mijn kloten!”

Uitgepuurde, heldere poëzie is inderdaad niet uw ding. In een gemiddelde bundel van uw hand staan om te beginnen al dubbel zoveel woorden als in die van uw collega-dichters.

“En toch hou ik van uitgepuurde gedichten en verhalen! Ik ben een enorme fan van Samuel Beckett, om maar eens iemand te noemen. Maar ik hou net zo goed van overvloed. In beperking heb ik in elk geval nooit geloofd – ik wil me door helemaal niets laten beperken. En in verheldering en onthulling geloof ik nog minder. Het enige wat onthuld kan worden, is dat niets onthuld kan worden. Er is geen verborgen boodschap, geen dieperliggende waarheid. Het enige wat me bezighoudt, en diep ontroert, is de complexiteit van de dingen. Alles is complex en bovendien contradictorisch: banaal, dommig en lullig enerzijds, van een ongelooflijke rijkdom anderzijds. Het is niet de taak van de dichter om de wereld te versimpelen. Integendeel: de werkelijkheid is een millefeuille waarvan ik zo veel mogelijk blaadjes wil tonen. Niet enkel dat ene, elegant krullende plakje, maar de hele stapeling. Als je zo tegen de wereld aankijkt, heb je geen religie of ideologie meer nodig. Alles is vol en rijk, en tezelfdertijd volstrekt doelloos. Dat is goed genoeg voor mij.

“Ik ben ook niet de dichter van het gedicht an sich. Zeker de laatste tijd schrijf ik voornamelijk cyclische gedichten: stukken en brokken, thema’s die aanzwellen, wegvallen en weer terugkomen, zoals in klassieke muziek. Of zoals in de postrock van Radiohead en co.: het gaat niet meer om de songs, de losse onderdelen, maar om de zindering, de lyrische kracht van het geheel.”

KWAAD OP EUROPA

Uw lyriek zit tegenwoordig vol politiek. In uw vorige bundel, Zon, lijmde u uitspraken van onder anderen de N-VA-kopstukken Bart De Wever en Theo Francken aan elkaar tot een huiveringwekkende gedichtencyclus. En 2050, uw nieuwe bundel, speelt zich duidelijk af in een postapocalyptisch tijdperk, nadat er een combinatie van een klimaatramp en een verwoestende oorlog heeft plaatsgevonden: ‘Waar is iedereen gebleven?/Na de epidemie/Na de overstroming/Na de aardbeving/Na de branden/Na de aanslag/Na de waarheid.’ U lijkt me net níét de man die zich neerlegt bij de complexiteit van de wereld.

(lacht) Ik ben zeer katholiek opgevoed. Ik moest de Bijbel lezen. En ik heb hem ook helemaal uitgelezen. Speciaal voor deze bundel ben ik nog eens gaan opzoeken wat de term ‘apocalyps’ nu eigenlijk betekent, in Bijbelse zin. Alvast níét wat wij tegenwoordig onder dat begrip verstaan: als de totale deconfiture van de wereld zoals we die kennen, als een eindpunt, het grote slotakkoord. Nee, in de Bijbel volgt op de Apocalyps de Openbaring. Al die ziektes, branden, aardbevingen en overstromingen zijn dus ergens goed voor. Dat zijn de offers die we moeten brengen, de beproevingen die we moeten doorstaan, want pas na de grote verwoesting zal de utopie worden gerealiseerd: het paradijs.

“Ik ben echt een gezworen tegenstander van de utopie, zoals die geformuleerd wordt in godsdiensten en politieke stelsels. Het paradijs van de gelovigen. Het zuivere, eendrachtige volk van het nationalisme. De klassenloze maatschappij van het communisme. Het is in wezen allemaal dezelfde heilsleer, die haar aanhangers voorspiegelt dat op een mooie, revolutionaire dag de goeien van de slechten zullen worden gescheiden, het kwaad met wortel en tak zal worden uitgeroeid, waarna wij de opperste staat van geluk zullen bereiken.

“Ik ga niet beweren dat de utopieën de bron zijn van alle kwaad en van alle geweld, maar het scheelt toch niet veel. Alle grote utopieën en ideologieën, religieus dan wel politiek, hebben hetzelfde veroorzaakt: ongelijkheid, diepe ellende, tientallen, honderden miljoenen lijken.

“En wij leren nooit bij. We blijven in dezelfde val trappen. We beleven nu zelfs de terugkeer naar het fascisme, de ideologie die de Tweede Wereldoorlog heeft veroorzaakt. Alsof we suïcidale lemmingen zijn.

“Nee, ik leg me niet neer bij de wereld zoals hij is. En ja, ik ben kwaad. Kwaad op politieke partijen die van onze angst voor wat er komt gebruikmaken om mensen tegen elkaar op te zetten. Kwaad op de heilspredikers die lopen te kwekken: ‘Er komt redding.’ Er komt géén redding, het spijt me.”

Wat komt er dan wel?

“Een klimaatcrisis, onafwendbaar. Ze is al volop bezig. De wereld zoals we die kennen, zal onherroepelijk veranderen. Onze kinderen zullen in een andere, hardere wereld moeten leven. Grote delen van de planeet zullen over twintig jaar, misschien al eerder, onleefbaar worden. Er komen nieuwe migratiestromen, dat kan gewoon niet anders. De migratiestromen die we nu kennen, zijn bijna allemaal op gang gebracht door oorlogen. Wel, dat was maar een voorproefje, niet eens een generale repetitie. En ze hebben al tot zo veel politiek gelul geleid.

“Ik ben ook kwaad op Europa. Op ons! Wij zijn zó erg veranderd. Er is een tijd geweest dat Europa nog een morele functie had. Zodra er ergens ter wereld een mensenrecht in het gedrang kwam, staken wij ons vingertje in de lucht. Ik heb altijd wel gevonden dat we toch erg veel pretentie hadden: als je twee wereldoorlogen op je kerfstok hebt, als je het fascisme en het nazisme hebt voortgebracht, moet je niet te veel noten op je zang hebben. Vandaag hebben we Viktor Orbán en geluidskanonnen om migranten af te schrikken. En ondertussen maar kwekken over mensenrechten en over onze christelijke waarden. Ik zeg je: wij gaan onze arrogantie cash betalen. In alle recente crisissen heeft Europa alleen maar vijanden gekweekt, overal ter wereld.

(grijnst) En daar schrijf ik dan gedichtjes over. Waanzin, hè? (denkt na) Ik kan het niet helpen. Ik hou nu eenmaal van poëzie die de zenuwbanen van haar tijd probeert te raken.”

Ik betrapte mezelf erop dat ik tijdens het lezen van 2050 losse zinnetjes noteerde in een schriftje. Zoals dit, uit het gedicht ‘Tokio’s midzomernachtdroom 3’: ‘Er zijn zoveel eenzamen dat je familieleden kunt huren.’ Is dat een dichterlijke overdrijving of iets dat u uit de werkelijkheid hebt geplukt?

“Dat heb ik niet verzonnen, dat is echt zo in Tokio. Zover is het gekomen. Wij leven nu in boutades. Wat we tot voor kort afdeden als hysterisch, hilarisch of obsceen – dichterlijke overdrijvingen – wordt alledaagse werkelijkheid. Het zou me niet verbazen dat je in een stad als Tokio straks ook een kind kunt huren voor een paar uur. Op voorwaarde dat je het binnen de tijd en schoon gewassen terug aflevert bij het asiel, uiteraard. De wereld heeft de fictie ingehaald. Ik kan niet meer overdrijven.”

Of deze mysterieuze zin uit ‘Kijk niet in de lichtstraal’: ‘Soms vormen we rouwstoeten zonder lijk.’

“Dat is voor mij de kernzin uit de bundel. Ik beschouw 2050 als een rouwboek. Ik rouw om wie ik verloren ben, mijn vader, en om wat wij aan het verliezen zijn, om wat onherroepelijk verloren zal gaan. Maar de grap is: we weten nog niet precies wát we allemaal zullen verliezen. Misschien worden we zelf het lijk.”

THEO MASSEERT

Iets vrolijkers dan: ‘Seksrobots met een Vlaams accent omwille van de gezelligheid.’

“Ja, heerlijk, hè. En niet eens zo grotesk, vind ik. Dat is mijn poëtisch procedé: uit een fragmentarisch beeldkluwen, een stapeling van waarnemingen en bespiegelingen, ineens een duidelijke, heldere zin tevoorschijn laten springen. Als een, euh, mogelijkheid tot betekenis.”

En uit ‘2050 (Gated Community)’: ‘Door alleen ouderen toe te laten in de gated community kunnen we voorkomen dat we belastinggeld aan een openbare school moeten verspillen.’

“Ook uit het ware leven gegrepen. Dat gedicht gaat erover hoe snel onze moraal opschuift. En hoe achteloos dat gebeurt: dat bepaalde mensen minderwaardig worden bevonden, of zelfs overbodig; dat ze weg moeten omdat ze ons verzwakken, of omdat ze ons op de zenuwen werken met hun rare gebruiken. Hoe we ons in toenemende mate ergeren aan wie niet perfect is en ons ideale plaatje verstoort. Aan mensen die al twintig jaar ziek zijn, of al twintig jaar werkloos. Aan mensen die niet zo slim zijn, of om een andere reden een sociale achterstand hebben. ‘Ze doen hun best niet’, hoor je de Assita Kanko’s en Liesbeth Homansen van deze wereld uitvaren. ‘Als ze dat wel zouden doen, lukt het wél: kijk naar ons!’ Genadeloos, meedogenloos. Terwijl het wetenschappelijk bewezen is dat wie kwetsbaar is, niet geholpen wordt met dreigementen en strenge maatregelen, maar alleen nog meer gestigmatiseerd.

“Ken je Theo tuurt, de blog van Theo Francken? Hoe hij zijn volgers dagelijks masseert met een mengeling van sentimentalisme en harteloosheid. En het lijkt nog te werken ook. Wie tegenwoordig het woord ‘solidariteit’ nog durft uit te spreken, wordt in zijn gezicht uitgelachen. In het beste geval. Culturele zelfhaters zoals ik moeten hun muil houden, is de boodschap.”

null Beeld Johan Jacobs Humo 2021
Beeld Johan Jacobs Humo 2021

Heeft de coronacrisis niet bewezen dat, als we echt in de shit zitten, de meeste mensen nog wél spontane sociale reflexen hebben?

“Dat dacht ik in het begin van de pandemie ook: als het er echt op aankomt, klitten we samen en doen we the right thing – we eren onze dokters en zorgverstrekkers, we helpen de hulpbehoevenden en we vertrouwen op de wetenschap. Maar een dik jaar later nemen we het onze zorgverstrekkers, dokters en virologen bijna kwálijk dat ze blijven waarschuwen voor de gevaren en dat ze ons tegen onszelf in bescherming willen nemen. En een hoop populistische politici poken de animositeit bewust op. Zo snel kan het gaan. Dat is toch onthutsend?”

Zou het kunnen dat u die animositeit overschat, kijkende vanuit de bubbel van de linkse culturo’s, die zich constant voeden met schrikbeelden over N-VA-politici en Vlaams Belang-stemmers?

“Ik betwijfel dat ik ze overschat, maar ik geef grif toe dat ik ze bekijk vanuit een bubbel. Dat is juist het grote probleem nu: dat we allemaal in de bubbel van ons eigen grote gelijk leven. Dat de openbare ruimte waarin het maatschappelijk debat plaatsvindt in feite een optelsom van gated community’s is: gesloten gemeenschappen die niet met elkaar in verbinding staan en niet met elkaar communiceren. Hooguit voeren we schijndialogen, waarin we steeds dezelfde boutades over elkaar eindeloos herhalen. Waarna we terug in onze bubbel kruipen, in onze overtuiging bevestigd en in onze vooroordelen gesterkt.

“Gisteren heb ik daarover nog een discussie gevoerd met mijn zoon, een twintiger. ‘Eigenlijk ben jij ook een extremist’, zei hij. ‘Jij diaboliseert de fascisten net zo goed als zij jou vervloeken.’ Hij heeft gelijk. In mijn vermeende verdraagzaamheid blijk ik onverdraagzaam. In mijn bubbel heb ik altijd het laatste woord.

(denkt na) Net voor de pandemie uitbrak, had ik het plan opgevat om te gaan praten met allemaal mensen die mij totaal vreemd zijn, die ver weg in andere bubbels leven. Lange, eerlijke, open gesprekken wilde ik voeren, die ik nadien zou ineenvlechten tot een boek. Aan mensen van wie ik pertinent zeker weet dat ze racistisch zijn, had ik willen vragen wat zij belangrijk vinden in het leven, wat ze van hun ouders geleerd hebben, hoe ze met hun kinderen omgaan. Zonder meteen te beginnen zeiken over de vreemdelingenkwestie, begrijp je? Nagaan wat ons bindt, in plaats van almaar te benadrukken wat ons scheidt. Door de coronacrisis is dat project niet kunnen doorgaan. Jammer, ik ben nog altijd razend benieuwd naar wat het had kunnen opleveren.”

‘NIET DOEN, MENEER!’

Als je het van de opgewekte kant bekijkt: gezellig toch, dat we nu in bubbels met gelijkgestemden kunnen leven?

“Hm, dat vind ik een gevaarlijk zorgeloze manier van denken. Kijk naar de Verenigde Staten: voor je het weet, bestormt een fascistische horde waarvan je niet wist dat ze bestond – of waarvan je het bestaan verkoos te ontkennen – de democratie.

“Het draaiboek van de fascistische propaganda is nu bijna een eeuw oud. Tot voor kort, tot voor Donald Trump, dachten we dat die simpele formules niet meer werkten, dat we in het Westen nooit meer in de populistische val zouden trappen. Maar ze blijken nog perfect te werken. En ze worden nu weer letterlijk toegepast. We zagen het voor onze ogen gebeuren in de VS. Mijn mond viel elke dag open toen Trump president was. Ik dacht: ‘Dit kan niet waar zijn.’ Maar het kon dus wél. Steve Bannon, de architect van het trumpisme, werkt nu vanuit een kasteel in Italië samen met de Russen. Vlaams Belang-voorzitter Tom Van Grieken is bij hem op cursus geweest. Er zijn ook buiten de VS mensen die dromen van een bestorming van de democratie.

“Inderdaad: mij bereiken ze niet met hun propaganda. De algoritmes van de sociale media selecteren me weg als mogelijk doelwit, vanwege te oud en te culturo. Maar mijn dochter en zoon zijn jong. Zij worden bestookt met de fascistoïde praatjes, de complottheorieën en de manifeste leugens van Vlaams Belang en co.”

Dat dreigen we te vergeten: wij kiezen onze eigen bubbel niet, de algoritmes bepalen in welk hokje we worden ingedeeld en aan welke boodschappen we worden blootgesteld.

“Precies, en het hokje waarin de culturo’s zitten is compleet irrelevant geworden. Ongevaarlijk, nog minder hinderlijk dan een uitgespuwde kauwgom die aan een schoenzool blijft kleven. In het begin van de pandemie, toen de cultuur werd dichtgegooid en de sector compleet aan zijn lot werd overgelaten, dachten wij dat de Vlaamse minister van Cultuur (minister-president Jan Jambon, red.) iets tegen ons had. Dat was niet zo, dat hadden wij verkeerd begrepen. Het was veel erger dan dat: hij was ons glad vergeten. Hij had er gewoon niet aan gedácht dat er misschien ook iets moest gebeuren voor de cultuur.”

Schrijft u tegenwoordig met de moed der wanhoop?

“O nee! Ik ben niet de grootste vooruitgangsoptimist, maar als het over poëzie gaat, ben ik juist heel hoopvol gestemd. Hoop is nu trouwens een morele plicht, maar dat terzijde. Natuurlijk gaan wij dichters de wereld niet veranderen met onze poëzie. We gaan er helemaal niks mee oplossen. Maar ik geloof wel dat, in onzekere tijden als deze, kunst en poëzie een middel kunnen zijn om onze angsten te benoemen en te bezweren. Ik zie poëzie als een oud ritueel dat geregeld in onbruik raakt, maar toch ergens in ons onderbewustzijn blijft sluimeren, en waarnaar we teruggrijpen wanneer we het moeilijk hebben.”

Uw gedichten zijn soms meer een vorm van voelen dan van denken of schrijven.

“Ik ben blij dat u dat woord gebruikt: voelen. In de kunsten, en met name in de dichtkunst, is emotionaliteit lange tijd taboe geweest. Daar werd smalend over gedaan: bidprentjespoëzie! Emoliteratuur! Ironische distantie, dát is de positie van de moderne kunstenaar! Emotie is een essentieel onderdeel van mijn poëzie, gewoon omdat ze een essentieel onderdeel van het leven is. Misschien is het daardoor dat mijn gedichten door een relatief breed publiek worden gelezen.

(grijnst) Tien jaar lang heb ik hier in Brugge lesgegeven in het beroepsonderwijs, aan toekomstige bakkers en slagers. Wanneer ik tegen die gasten zei: ‘Ik ga een gedicht voorlezen’, kropen ze onder hun lessenaars van de schrik: ‘Auw, nee! Alstublieft, meneer, niet doen! Heb medelijden!’ Maar ik deed het wel. Ik begon met Jotie T’Hooft. Iedere zestienjarige begrijpt de poëzie van Jotie T’Hooft. Vervolgens een lyrisch stukje uit American Psycho van Bret Easton Ellis. Dolle pret bij de slagers! En ten slotte ging ik met hen naar de Madonna met kind van Michelangelo kijken, in de Onze-Lieve-Vrouwekerk in Brugge.

“‘Wat zie je als je naar het gezicht van de Madonna kijkt?’, vroeg ik dan. Wel, ze zagen alles. De moeder die weet dat haar kind gaat sterven. Haar verdriet, maar ook haar sereniteit. Het leven van het kind dat nog moet beginnen en toch al het einde in zich draagt. De fataliteit en de schoonheid, het leven en de dood, alles. Tuurlijk wel.”

Peter Verhelst, ‘2050’, De Bezige Bij Beeld Bezige Bij
Peter Verhelst, ‘2050’, De Bezige BijBeeld Bezige Bij

© Humo

Nu belangrijker dan ooit: steun kwaliteitsjournalistiek.

Neem een abonnement op De Morgen


Op alle artikelen, foto's en video's op demorgen.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar info@demorgen.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234