Vrijdag 09/06/2023

moeilijke eters

Wat te doen als je kind weigert (gezond) te eten?

null Beeld Elise Vandeplancke
Beeld Elise Vandeplancke

Verandert je kleine eter aan tafel soms in een koppig ettertje? Blijf kalm en staak de strijd. Want, zo zeggen voedingsexperts, het sop is de kool niet waard. Wil je je kroost toch aan de groenten krijgen? "Dan is verleiden veel makkelijker dan verplichten."

Eline Delrue

Vorige week, ten huize Nina Mouton, gezinspsychologe en mama van Loa (4) en Miro (7).

Loa: “Nee, ik wil die spinaziepuree niet! Hij is te bleek.”

Nina: “Proef toch maar eens, Loa. Vorige week vond je het zo lekker, weet je nog? En nu smaakt hij nog beter.”

Loa: “Nee, ik wil er niet van eten.” (begint te pruilen)”

Nina: “Komaan, Loa, toe. Het is echt keilekker. Vooruit, proef eens.”

Loa: “Nee. Ik wíl het niet.” (zet het op een huilen)”

Het overkomt Nina nochtans niet vaak, zegt ze, dat ze zich “laat vangen aan die machtsstrijd aan tafel”. “Maar vorige week ben ik er los ingetrapt. Het is dan kiezen als ouder: laat je het rusten of zet je door? Dat is hier een drama geweest, onvoorstelbaar. Onze hele avond was om zeep door die spinaziepuree. Zoveel was het mij nu ook niet waard.”

Het is een tafereel dat veel ouders pijnlijk bekend in de oren klinkt. Dan zit je eindelijk eens gezellig samen aan tafel, lijkt je kroost alleen maar te mopperen over wat ze niet lusten. In het beste geval komen er tranen van. In het slechtste vliegt het eten in het rond.

Het goede nieuws is: we mogen dat theatrale gedoe gerust negeren, zeggen voedingsexperts. Focus liever op het positieve gedrag aan tafel. Dus zit je kind alweer maar wat te prullen met zijn boontjes? Blijf dan selectief blind.

‘Hou dwang, ruzie en macht het liefst zo ver mogelijk weg bij de eettafel’, zo tippen Michelle van Roost en Manon van Eijsden in hun pas verschenen boek Wegwijs in de voedingsjungle. ‘Door druk te zetten op je kind, of het te dwingen tot eten, vergroot je de strijd alleen maar. En die strijd kun je onmogelijk winnen. Niet eten is simpelweg een van de weinige machtsmiddelen die een kind heeft.’

Dus ouders, chillax. We mogen het loslaten. Wat een verschil met vroeger, toen baby’s nog na elke borstvoeding op de weegschaal moesten. Kwestie van zeker te zijn dat de kleine genoeg binnen had. Toch zit ook nu die schrik er nog flink in. Krijgen kinderartsen vandaag bezorgde ouders, en zelfs grootouders, over de vloer, dan komt de helft van de vragen hierop neer: ‘Dokter, eet mijn (klein)kind wel genoeg?’

“Het begint al bij de melk”, vertelt voedingshoogleraar Jaap Seidell, verbonden aan de Vrije Universiteit van Amsterdam en coauteur van het onlangs verschenen boek Jongleren met voeding. “Er bestaan nu al coachprogramma’s voor ouders om de signalen van hun baby beter te leren interpreteren. Weent mijn kind van de honger? Of heeft het krampen? Uit eigen onderzoek weten we dat veel ouders dat niet goed kunnen ‘lezen’. Ze denken altijd: huilen is honger. En wat zie je? Een kind dat huilt en wat melk krijgt, valt effectief even stil. Dus het werkt nog ook. Dat troosten met voedsel, of het kind stil proberen te houden met beloningen, is iets wat ze heel snel doorhebben.”

Voeden, het zit in opvoeden. Het is een strijd die ons beroert, zo merkt gezinspsychologe Nina Mouton ook in haar praktijk. “Soms zie ik ongeruste moeders die de groentepap zitten te wikken en te wegen. Ze slaan in paniek. ‘Mijn dochter is al vijf maanden en ze eet maar 25 gram. Terwijl dat andere kindje, dat even oud is, al 100 gram eet. Wat is er mis met mijn baby?’ ‘Niks’, zeg ik dan. Geef je kind wat tijd.”

Buikgevoel

Ik beken: ook hier gingen de groentepapjes eerst op de keukenweegschaal. En dan die overwinningsroes als die laatste hap er nog inging. Of die teleurstelling als de wortelen weer regelrecht de vuilnisbak in mochten – want ons meisje gaf zich iets minder snel gewonnen. “Het is dat afwegen, van die eerste papjes, wat maakt dat we later soms ook in een kramp schieten aan tafel”, beaamt Nina.

Al is er eigenlijk maar één die weet of het kind genoeg heeft, en dat is het kind zelf, zo benadrukken deskundigen. “Tot zes jaar hebben kinderen een ingebouwd kompas dat aangeeft hoeveel ze nodig hebben”, duidt psycholoog An Vandeputte, directeur van kenniscentrum Eetexpert. “Een buikgevoel, zeg maar. Dat maakt het erg moeilijk om als ouder van bovenaf op te leggen: ‘Jij hebt nu zo’n bord nodig’. Ieder kind zit ook in verschillende fases van zijn groei. Zo zijn er periodes waarin peuters hard groeien. Dan eten ze meestal heel goed. Maar er zijn evengoed momenten waarop kleuters, zeker bij de start van de kleuterschool, vooral bezig zijn met wat er allemaal in de klas gebeurt. Ze zijn dan vermoeider en eten veel minder. Dat is absoluut geen ramp. Ze hebben die zelfregulatie, dat corrigeert zichzelf wel.

“Het vervelende is, dat wij als bezorgde ouders soms wat te dicht op dat bord zitten. ‘Komaan, jij moet nog een beetje eten.’ Dan deuk je tegen dat zelfregulatiesysteem in en kunnen kinderen onzeker worden. Zo werk je dat natuurlijke kompas tegen en stimuleer je overeten.”

‘Een hapje voor oma, een hapje voor opa…’ Een hapje voor de hele familie eigenlijk. Vroeger moest en zou dat bord leeg. Het is iets waar alle voedingsexperts van afgestapt zijn. Hoogleraar Jaap Seidell: “Overgewicht was twee generaties geleden haast nooit een probleem, nu wel. Kinderen worden de hele dag door blootgesteld aan verleidingen.”

De regel die nu heerst, is daarom deze: de ouders of opvoeders kiezen wat er wanneer op tafel komt. Maar of iemand eet, en hoeveel, dat is aan het kind. An Vandeputte: “Vergeet niet dat eten een middel is, geen doel. Proeven is al heel wat.”

Of zoals de auteurs van De voedingsjungle in hun boek schrijven: ‘Of je kind nu wel of niet zijn bord leeg eet, zeg daar niks over. Als jij het niet belangrijk maakt, kan je kind het ook niet gebruiken als machtsmiddel.’

Het eten dat ‘een spel’ wordt, je moet het Maarten, papa van Joren (7) en Fleur (9), niet uitleggen. “Joren is een – euhm – speciale veelvraat. ‘Boterham’ was een van zijn eerste woordjes. Zodra hij één jaar oud was, wilde hij voortdurend eten. Alleen: hij had zo de gewoonte om tijdens de maaltijd weinig tot niks te eten, maar zodra alles afgeruimd was, begon hij onafgebroken om lekkers te zeuren. In het begin dachten wij: ocharme, we zullen hem maar wat fruit geven. Wij hebben appels staan schillen, dat hou je niet voor mogelijk. Hij genoot ervan om te zien hoe wij tussendoor van alles klaarmaakten voor hem. Toen hij vier jaar was, nam hij geen genoegen meer met een appel. Het moest ineens een fruitbrochette zijn. Hoe meer werk wij erin staken, hoe lekkerder hij het vond.”

Herkenbaar? Het doet mij denken aan die periode waarin ik de boterhammen met choco (!) in figuurtjes moest snijden, wilden ze vlotjes naar binnen bij Maurice – nu 4. Eerst waren zijn verzoeken nog simpel: hij vroeg om een volkoren mannetje, een zon of een bloem. Maar het duurde niet lang of ik borstelde hele stillevens op zijn bord die zo in het Louvre konden. ‘Mama, vanavond wil ik een sprookjeskasteel. Of nee, doe maar een mobilhome en een tent.’ Slik. Oké, jongen.”

“Kinderen zijn daar heel slim in, en manipulatief”, merkt Jaap Seidell fijntjes op. “Ze hebben zeer vroeg door dat hun ouders er veel voor overhebben opdat ze toch zouden eten.” Verhip, daar zijn we dus mooi ingetuind.

Nochtans, zo stelt De voedingsjungle ons gerust, ‘een gezond kind kan prima een week zonder warm eten’. Excuseer, lezen we dat goed? Klopt, zegt An Vandeputte: “Sommige kinderen komen zelfs een aantal weken nooit aan hun groenten toe. Zij eten dan bijvoorbeeld makkelijk fruit.”

Beschermingsreflex

“Mannekes, vergeet jullie groenten niet, hè.”

Ook Nina moet er bij Loa en Miro soms de ­aandacht op vestigen. “Van spruitjes en witlof moeten ze niks weten. Bij Loa mag dat niet eens op haar bord komen. Alsof het haar bord zou besmetten. (lacht) Onlangs had ik voor het eerst koolrabi klaargemaakt. Miro heeft er eens aan gelikt en gilde het uit: ‘Daar proef ik niet van, hoor’. Maar goed, likken is al een begin, niet?”

Je hoort het wel meer: kinderen zijn tuk op brood en vlees, maar die groenten, laat staan rauwe, zijn zo lastig. Niet onlogisch, meent Jaap Seidell: “Van nature hebben we een voorkeur voor zoet en vet, en een afkeer van bitter en zuur. Dat is een beschermingsreflex: het is over het algemeen niet verstandig om bittere voedingsstoffen in de natuur op te eten. Hetzelfde geldt voor zure dingen. Die zijn bedorven of onrijp. Die bittere smaak moet je als kind dus aanleren, door het herhaaldelijk te proeven, soms tot wel veertien keer. Kinderen hebben bovendien evenveel smaakpapillen als volwassenen, maar een kleinere tong. Dat maakt dat ze een intensere beleving hebben van zoet en bitter. Dus houden ze heel erg van zoet en heel erg niet van bitter.”

“Kinderen moeten ook zoveel overgangen maken”, zo pikt An Vandeputte in. “Eerst melk, dan pap, en pas daarna voeding in brokjes. Maar dat betekent nog niet dat ze ook meteen rauwkost lusten. Voor velen is dat zelfs op zes jaar nog moeilijk. Dat krakende in de mond, daar zijn ze soms wat bang voor. Ze houden meer van voedsel dat vlot binnengaat.”

null Beeld Elise Vandeplancke
Beeld Elise Vandeplancke

Op het geklieder en geklooi na, zijn die eerste groentepapjes vaak een droom van een herinnering. Want baby’s laten zich werkelijk alles ­inlepelen. Champignons: check. Witlof: alles op. Bloemkool: bring it on. Niet zelden binden kinderen pas rond hun tweede de strijd aan. Seidell: “Zowat één op de vijf twee- tot vierjarigen kun je classificeren als een echt ‘lastige eter’: een kind dat extreem selectief is in wat het wel en niet lust.”

Neofobie, zo heet het fenomeen, letterlijk ‘angst voor het nieuwe’. Het zit ingebakken in onze natuur opdat we niks giftigs zouden snoepen. An Vandeputte: “Op die leeftijd speelt natuurlijk ook de ontwikkeling van het eigen willetje. Je hebt kinderen die daar snel doorkomen, maar je hebt er ook bij wie het tot hun twaalfde duurt. Hoe je daarmee omgaat? Weet dat verleiden veel makkelijker is dan verplichten. Zeg aan tafel dus liever tegen je partner: ‘Waw, die boontjes zijn superlekker, zoveel smaak dat daarin zit.’ Eerder dan aan je kleuter: ‘Eet die boontjes op, want daar zitten veel vitamientjes in.’ Bij dat laatste riskeer je veel meer dat er een strijd ontstaat.”

Even een persoonlijke kanttekening: noem mij doortrapt, maar als deze moeder haar kleuter bloemkool wil laten proeven, dan heeft ze het over ‘witte broccoli’. Want broccoli vindt hij heerlijk, terwijl hij bij bloemkool op zijn tellen past. En die keer toen hij zo wantrouwig naar zijn ­omelet zat te staren, had ik het achteloos over een ‘eierpannenkoek’ – geen doorslaand succes, maar hij proefde toch.

Spinaziepannenkoek

Speel in op de fantasie van kleuters, raden voedingsexperts aan. De gevoelige periode waarin kinderen echt gefascineerd zijn door alle kleuren en geuren op hun bord is tussen vier en zeven jaar. An Vandeputte: “Die capaciteit om te verleiden, dat is iets wat we nog te weinig benutten. Beleg eens een boterham met smeerkaas en een blaadje sla, met twee komkommer-oogjes erop. Je zult zien, elke kleuter wil die ‘kikker’ verslinden. Maar als je zegt: ‘Nu ga jij eens wat sla eten’, dan zul je maar weinig respons krijgen. Ten eerste omdat het moet, ten tweede omdat die sla niet in hun leefwereld zit, die kikker wel.

“Ouders vragen mij soms: hoe kan ik mijn zoon van twaalf groenten leren eten? Een kind dat bijna nooit groenten heeft geproefd. Dat is niet makkelijk. Als je een tiener voorstelt om eens alle kleuren op zijn bord te proeven, zal hij zeggen: ‘Mijn gedacht!’ Vandaar, probeer kleuters te laten proeven, al is het niet veel. Zodat hun smaakaccordeon tenminste opengaat.”

Nog gehaaider: je kunt groenten ook verstoppen, in een wortel- of spinaziepannenkoek. Of je maakt er zelf een spel van: een groentebingo, en bij een volle kaart doe je samen iets leuks, zo leren we in De voedingsjungle.

Hoogleraar Jaap Seidell: “Er is een subtiel verschil tussen het herhaaldelijk aanbieden en het autoritair opdringen van iets wat je kind niet lust. In dat laatste geval denkt het: ‘Dit lust ik niet. Plus het is nog erg vervelend ook, want mijn ouders zijn dan boos.’ Kinderen beseffen al snel dat er ook een plek is waar het altijd heel fijn is tijdens het eten: bij McDonald’s. Daar is er een clown, een ballenbad, een Happy Meal, mama en papa zijn tevreden. Zo gaat je kind associaties leggen: groenten zijn vervelend, versus het feestelijke en belonende eten is plezierig. Kinderen zijn er erg snel in om gevoelens te koppelen aan voedsel. Wat we dus willen vermijden, is dat gezonde voeding altijd gelinkt wordt met negatieve emoties. En ongezond eten altijd met positieve emoties. Dat zal hen later niet helpen als ze eens in de put zitten en zelf hun maaltijd moeten samenstellen.”

Ontembare lekkerbek

Niet alleen wat kinderen eten is van belang, maar ook hoe vaak, zo luidt het nog. An Vandeputte: “Probeer daar een goeie structuur in te krijgen, zeker vanaf de kleuterleeftijd, zodat je kind beseft: er zijn drie grotere maaltijden per dag en twee tussendoortjes. Dat is ideaal: om de drie uur iets eten, maar daartussen niks. Voor veel kleintjes is dat moeilijk. Staat er iets op tafel, dan willen ze daarvan smikkelen. Terwijl het belangrijk is dat zo’n maagje ook eens rust.”

Voor Joren (7), die ontembare lekkerbek tussendoor, goten zijn ouders alle eetmomenten in een schema. Maarten: “We hadden alles mooi op papier gezet. Maar ineens raakte hij dan gefixeerd op tijd. ‘Papa, hoelang nog tot ik weer mag eten?’ We hebben een klok gekocht en hem al vroeg leren klok lezen, speciaal voor dat eten. Soms horen we hem zeggen: ‘Nog zeven minuten en dertig seconden, dan mag ik weer een tussendoortje’. (lacht)

“Soms hamstert hij wel, om zo die eetmomenten te omzeilen. Mag hij wat melk drinken, bijvoorbeeld, dan neemt hij de grootste beker die hij maar vindt – een Hoegaardenglas desnoods. Die drinkt hij dan voor een kwart leeg, en de rest zet hij in de koelkast, ‘voor straks’. Of hij plukt wat zuring of bieslook uit de tuin en loopt daarop te kauwen. ‘Ik wil eten als ik dat wil’: die strijd zit er toch nog wat in. Maar goed, het is al meer geciviliseerd.” (lacht)

Toetje als verworven recht

Van een moestuin gesproken: samen tuinieren, of je kind laten helpen bij het koken. Het zijn allemaal trucs om je kroost te stimuleren meer groenten te eten. En je steekt er zelf ook nog iets van op, ondervond Nina al: “Ook voor ons is de zelfoogst een verrassing. Zo’n bloemkool, hoe groeit dat eigenlijk? Wij maar zoeken op dat veld: zou dit er een zijn? Ha nee, dat is een paksoi!”

Wie zoet is, eet groente. En krijgt daarna een koek of een lolly? Nee, heeft je kind geproefd – hoera – dan beloon je het beter niet met alweer eten, raden experts af. Want, zo waarschuwt Jaap Seidell: “Het toetje wordt al snel een verworven recht”. Of zoals Maurice (4) dat hier thuis al eens verwoordt: “Nee, die erwtjes kunnen er echt niet meer bij. Ik hou nog een gaatje in mijn buik voor de pudding straks.”

An Vandeputte: “Het ideale is een sociale beloning: geef een compliment of speel een partijtje voetbal als iedereen flink gegeten heeft. Beloon je met een lekkernij, dan geef je impliciet aan dat wat ze moesten eten minder lekker was. Gevolg: ze gaan de beloning nóg lekkerder vinden en zullen de hoofdmaaltijd een stuk devalueren. Als je een kind bloemkool geeft, en nadien een lolly, dan bevestig je alleen maar hoe slecht die bloemkool eigenlijk was.”

Verboden vrucht

Bij Nina liggen de koeken en snoepjes in de laagste keukenkast. Doelbewust. “Ik vind dat de kinderen daar zelf aan moeten kunnen. Dat is ook niet de verboden vrucht. Het vraagt wat zelfdiscipline dat ze daar niet zomaar in graaien en het eerst komen vragen. Al kan het hier allemaal nog gezonder. Soms gaat het een tijd goed, dan weer minder. Voeding, ik vind dat toch een lastige. Dat is echt een taak erbij als ouder. En dat drie keer per dag. Plus, het is toch datgene waarop ze groeien.”

Jaap Seidell relativeert: “Kinderen weten feilloos dat er zoveel verleidingen zijn. En dat als ze maar lang genoeg zeuren, hun ouders een keer overstag gaan. Ze wéten dat er een koektrommel is. Dan is het makkelijk om in een boek te lezen hoe het zou moeten. Maar het is nog iets anders als je in de praktijk met een kind zit dat voor de twintigste keer om een koek komt jengelen.”

Of hoe bedremmeld keek onze tweejarige onlangs, toen ze een zachtgekookt ei in een dopje kreeg. Sinds Pasen bestaan eitjes voor haar niet langer uit een dooier en wit, maar enkel uit ‘jokolade’. Toen ze eindelijk doorhad wat ik wilde vertellen – dat de geraapte paasbuit op was – gooide ze zich languit op de grond, de vuistjes gebald. Het aangekoekte eigeel op het keukenraam ­zouden we pas dagen later ontdekken.

Nee, dan eet Fleur (9), de dochter van Maarten, wel “voorbeeldig en zonder strijd”, godzijdank. Maarten: “Maar vuil! (lacht) Ze eet met haar hele gezicht en beide handen. Na een bord spaghetti hangt ze tot achter haar oren vol. Maar kijk, het smaakt haar. Dat is toch het belangrijkste, niet?”

Jaap Seidell en Jutka Halberstadt, Jongleren met voeding – Kleine en grote vragen over een leven lang gezond eten, , Atlas Contact, 296 p., 19,99 euro.

Michelle van Roost en Manon van Eijsden, Wegwijs in de voedingsjungle – Gewoon gezonde voeding voor kinderen van 0 tot 9, Kosmos, 148 p., 20 euro.

Groeiwijzer smaakontwikkeling en eetgedrag. Downloaden via expert.be

Nooit meer: ‘Ik lust het niet’

- kleine kinderen willen graag groot zijn. Een luchtig gebrachte opmerking als ‘het is niet erg als je het nu niet zo lekker vindt, het is een smaak die vooral grote kinderen heel lekker vinden’, kan na verloop van tijd wonderen doen.

- verras je kind. Gebruik eens een ander bordje. Of serveer sperzieboontjes in een bakje waar ­normaal friet in zit. Rijg groente, aardappels en vlees aan een spiesje of serveer alles in een kom.

- verstop groente in het eten, zoals wortel- of spinaziepannenkoeken. Of maak er een spel van: groentebingo. Elke keer als je kind een (nieuwe) groente heeft ­gegeten, mag hij de groente doorstrepen op zijn bingokaart. Volle kaart? Dan gaan jullie samen iets leuks doen.

- spreek af dat jullie aan tafel enkel praten over datgene wat jullie wél lekker vinden. Een stapje verder is dat het eten waar wel over gemopperd wordt, de volgende dag weer op tafel komt, maar dan in een ander gerecht. Bijvoorbeeld de ene dag hartige taart met spruitjes en de andere dag geroerbakte spruitjes met paprika, krieltjes en gehakt. Als je dat ook echt doet, dan is dat gemopper snel over.

- soms zie je het al van kilometers afstand aankomen: het wordt niks met die maaltijd. Jij bent moe, je kind is moe en het heeft helemaal geen zin in eten en alle ­verwachtingen die daarbij horen. Doorbreek de impasse. Hoe? Verander de tafelsetting eens: laat iedereen op een andere plek ­zitten. Of gooi de hele boel om: begin met het toetje. Of laat het bestek in de lade, iedereen eet met zijn handen (ja, ook de ouders).

Nu belangrijker dan ooit: steun kwaliteitsjournalistiek.

Neem een abonnement op De Morgen


Op alle artikelen, foto's en video's op demorgen.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar info@demorgen.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234