Zaterdag 10/06/2023

Voor u uitgelegdOlieschokken in jaren 70

Wat de olieschok uit de jaren 70 ons kan leren over de huidige gascrisis

Lege Brusselse straten op de eerste autoloze zondag, op 18 november 1973.  Beeld Photo News
Lege Brusselse straten op de eerste autoloze zondag, op 18 november 1973.Beeld Photo News

De grote olieschokken van de jaren 70 schudden de wereld door elkaar. Staan we vandaag voor een gelijksoortige omwenteling, nu de gasprijs explodeert?

Bart Eeckhout

Tik je op YouTube ‘autoloze zondag 1973' in, dan stoot je algauw op schokkerige amateurbeelden in zwart-wit van lege autostrades en verlaten dorpsstraten. Autoloze zondagen bestaan nog altijd — of liever: opnieuw —, maar de feestelijke inname van stadskernen door vrolijk wandelende, fietsende of steppende gezinnen staat veraf van de wat desolate stilte die uit de grofkorrelige beelden spreekt.

Op de oude filmpjes zie je een eenzaam koppel dat behoedzaam de straat in trekt, elders trossen mensen samen op een viaduct om het wonder van de ongebruikte snelweg te aanschouwen, terwijl in Roeselare de fanfare ongestoord uitgaat op 18 november 1973. Dat was de eerste autoloze zondag in België sinds de Suezcrisis in 1956. Vooral overheerst een stille leegte.

Rolschaatsen in de buurt van het Meiserplein.

 Beeld Photo News
Rolschaatsen in de buurt van het Meiserplein.Beeld Photo News

Het verschil tussen toen en nu heeft een praktische verklaring. Eind ’73 geldt het verbod om de auto te gebruiken op de betreffende zondag overal, niet enkel in de stadscentra. Ook de sfeer zit anders. De opeenvolgende autoloze zondagen in de herfst en winter van 1973 en begin 1974 zijn geboren uit noodzaak. Ze zijn het gevolg van de plotselinge schok op de oliemarkt, die regeringen in het Westen tot drastische noodmaatregelen noopt. Schaarste en onzekerheid zijn in die tijd geen ijdele begrippen: wie begin jaren 70 volwassen is, heeft de Tweede Wereldoorlog nog meegemaakt.

Een energiecrisis zoals de olieschok van 1973, met een tweede beving in 1979 na de omverwerping van het sjah-regime in Iran, beleven we nu opnieuw, maar dan op de gasmarkt. Zal de impact even verregaand zijn? Zo’n vaart loopt het vooralsnog — gelukkig — niet. Toch is er reden tot alertheid. Kijk maar naar het prijsverschil. Dat loopt momenteel feller op dan destijds. De oliecrisis van 1973 leidde tot een flukse verviervoudiging van de olieprijs, de gasprijs is nu in een jaar tijd al vervijfvoudigd. Dat is geen kleinigheid.

De geboorte van het milieubewustzijn

Waar te beginnen, als je de gigantische impact van de oliecrisis van de jaren 70 wil uitdrukken?

De economische malaise lijkt een vanzelfsprekende start. Economen Kristof Smeyers en Erik Buyst noemen het in hun boek Het gestolde land (2016) over de economische geschiedenis van België “een existentiële crisis: het Westen maakte de moeilijke overgang mee van een industriële naar een postindustriële economie. (...) Tussen 1974 en 1979 daalde de industriële werkgelegenheid met een vijfde.” Die economische en politieke gevolgen bewaren we voor straks.

Eerst maar even terug naar die autoloze zondagen. Als feitelijke besparing stellen ze uiteindelijk niet zo gek veel voor. Mensen zijn net mensen: wie op zondag de wagen thuis moet laten, gaat dan maar wat vaker op zaterdag op stap. Veel benzine wordt zo niet uitgespaard.

null Beeld Photo News
Beeld Photo News

Wel legt de autoloosheid een pril milieu- of klimaatbewustzijn bloot. Het klinkt gek vandaag, maar dat je zuinig moet omspringen met energie is begin jaren 70 een nog nieuwe, revolutionaire gedachte. In 1972 brengen de wetenschappers van de befaamde Club van Rome hun baanbrekende pamflet Grenzen aan de groei uit, zowat het geboortecertificaat van de ecologie als politieke beweging. In het rapport wordt gesteld dat het samengaan van bevolkingsgroei, industrialisatie en vervuiling de natuur zal uitputten, met een wereldwijde crisis tot gevolg.

Amper een jaar later doet de olieschok die voorspelling haast visionair klinken. Toppolitici gaan plots als klimaatactivisten klinken. Op een CVP-congres (nu CD&V) in 1975 waarschuwt partijvoorzitter Wilfried Martens dat “de economische crisis, als gevolg van de olieboycot, alle landen verplicht anders te gaan leven”. Woorden die de naam echoën van de nieuwe groene beweging, kortweg Agalev, die vanaf begin jaren 70 in Vlaanderen de kop opsteekt. In Nederland klinkt de socialistische minister-president Joop den Uyl nog stelliger. “Zo bezien, keert de wereld van voor de oliecrisis niet terug”, houdt hij de bevolking eind 1973 voor in een radiotoespraak.

Gaat het nu weer dezelfde ontwrichtende kant op?

Dat is lang niet zeker. Maar de energiecrisis komt ook nu op een lastig en cruciaal moment. Juist nu maakt de westerse wereld zich op om echt eens werk te gaan maken van een groene, duurzamere energiepolitiek. De klimaatopwarming maakt dat we nog weinig keus hebben, maar de vergroening schrikt toch velen af omdat het een onzekere en dure operatie wordt. De huidige hausse in de energieprijzen is een test om te zien of overheden hun bevolking voldoende kunnen beschermen tegen de financieel-economische risico’s van een gezonder energiebeleid.

Lukt dat nu niet, zo waarschuwde vorige maand alvast de Spaanse regering de Europese Commissie in een brief, dan glijdt ook het draagvlak voor het toekomstige klimaatbeleid weg. Dit is waarschijnlijk het grootste, ‘historische’ risico van deze gascrisis. Dat hij nerveuze beleidsmakers ertoe verleidt om de noodzakelijke ingrepen in onze omgang met leefmilieu en energie toch weer op de lange baan te schuiven, uit angst voor de toorn des volks.

null Beeld Photo News
Beeld Photo News

In zekere zin is de huidige gascrisis de spiegel van de oliecrisis, nu bijna een halve eeuw geleden. Omdat de economie te afhankelijk blijkt van één energiebron — petroleum dus — wordt in de jaren 70 beslist om te gaan diversifiëren. Wordt voortaan een beleidsprioriteit: aardgas... Ook nieuw in de energiemix na het olie-embargo: kernenergie. In 1975 worden de eerste kernreactoren in de centrales van Doel en Tihange in bedrijf genomen. Het zijn die reactoren die in 2025 definitief uit dienst genomen worden, wat ons, zoals bekend, nog afhankelijker zal maken van gas.

België is overigens niet het enige land dat anno 2021 in gascentrales een acceptabel compromis ziet op weg naar een fossielvrije energiebevoorrading. Omdat gascentrales flexibeler in te zetten zijn dan de grote, dure nucleaire sites, lijken ze een handige partner voor de per definitie wisselvallige groene stroom uit wind, zon en water. Het maakt gas strategisch wel nog belangrijker en internationaal gewilder.

Toen OPEC, nu Poetin

Juist dat strategische belang maakt de gasmarkt ook grillig, net als de oliemarkt. Een verontrustende parallel tussen toen en nu is alleszins de geopolitieke spanning die de prijsschok mee veroorzaakt. Op 6 oktober 1973, op de joodse feestdag Jom Kipoer, vallen Egyptische en Syrische soldaten Israël binnen, in een poging de door Israël bezette Sinaï-woestijn en Golan-hoogvlakte te heroveren. De inval mislukt uiteindelijk, waarna Israël een tegenoffensief start. Omdat de VS en een aantal andere westerse landen het Israëlische optreden niet willen veroordelen, reageren de in de OPEC verenigde Arabische landen met een prijsverhoging en zelfs een resoluut uitvoerverbod naar de VS en Nederland van hun exportproduct bij uitstek: olie. Het olie-embargo leidt tot een schok op de markt: in drie maanden tijd krimpt het aanbod met 30 procent.

Vandaag moeten de politieke pokeraars niet in het Midden-Oosten gezocht worden, wel in Rusland. Na een lange winter en een kille lente raken de gasvoorraden in Europa dit jaar onvoldoende aangevuld. Rusland, via staatsmonopolist Gazprom goed voor een derde van de aardgasimport in de EU, weigerde tot voor kort extra te leveren. Officieel omdat de Russen ook zelf meer nodig hebben, maar volgens critici toch ook omdat het Kremlin zijn macht wil tonen aan de energiebehoeftige Europeanen.

Centraal in het pokerspel staat de nieuwe Nordstream 2-pijplijn. Die moet onder de Baltische Zee rechtstreeks naar Duitsland lopen. Berlijn aarzelt omdat het traject het door de Russen geviseerde Oekraïne letterlijk in de kou laat staan. Met de belofte toch meer gas door te pompen, wist de Russische president Poetin de overspannen gasmarkt intussen wat te kalmeren. Een gebaar van goodwill, maar tegelijk ook een illustratie van macht. Want de duim die nu omhooggaat, kan een volgende keer naar omlaag...

null Beeld Photo News
Beeld Photo News

Rusland is niet onze enige gasleverancier. Met tankers wordt ook vloeibaar gas (lng) aangeleverd uit landen als de VS en Qatar. De haven van Zeebrugge is een Europese draaischijf voor de verdere distributie. Maar ook daar is een probleem opgedoken. Door de wereldwijde spurt uit de coronacrisis neemt de vraag naar gas sterk toe. De grote economieën in het Oosten — China, India — zwaaien met flinke subsidies naar leveranciers om eerst en meest bediend te worden. De tankers varen Europa voorbij.

Vooral China laat zich gelden. Ook dat heeft met klimaatbeleid te maken. China wil, net als wij, zijn energiebeleid vergroenen. Dus kiest het, naast hernieuwbare bronnen, almaar vaker voor gas. Ook fossiel, maar toch al minder schadelijk dan de steenkool waarop de Chinese economie en samenleving nog altijd goeddeels draaien. “Elk jaar sluit China zo’n 15 miljoen huizen in zijn kuststeden aan op het aardgasnetwerk. Dat is hetzelfde als elk jaar een extra vraag aan de markt toevoegen die even groot is als de totale behoefte van België en Nederland samen”, legt consultant Henning Gloystein uit in The Financial Times. “Als het koud wordt in China gaat de prijs dus omhoog in het VK en Duitsland.”

Geopolitiek stratego, groeiende vraag en een zwak aanbod in de eigen economie: opnieuw wordt de EU te kijk gezet als een kwetsbare reus, afhankelijk van de import van een strategische grondstof. Opnieuw, want ook dat roept herinneringen op aan de oliecrises van de seventies.

‘Geluk is een volle tank’

Een mokerslag. Zo komt, in 1973, de energieschok aan . Er viel wel al wat gedonder in de verte te horen, maar toch komt het olie-embargo als een donderslag bij de heldere hemel van de Europese economie. Na de oorlog heeft Europa zich, met Amerikaans geld, vrij snel hersteld. Aan drie decennia leven met groei en relatieve voorspoed — de zogenaamde trente glorieuses — komt met de klap een eind. “Het idee van oneindige welvaart en groei, waaraan de Belgen zich ondanks onheilspellende voortekenen sinds 1970 hardnekkig hadden vastgeklampt, bleek een illusie”, concluderen Smeyers en Buyst in Het gestolde land.

Niet alleen in België laat de politieke reactie zich best samenvatten als paniek. In Zweden en Nederland gaan benzine en stookolie op rantsoen: alleen wie een door de regering verstrekte bon inleverde kon gaan tanken. Het plan mislukt. Mensen hamsteren bonnetjes, stationhouders verkopen toch benzine zonder rantsoen en ‘nafttoeristen’ steken de grens over naar België, waar je wel nog vrij mag tanken. Coronatoestanden, zouden we vandaag zeggen.

Wat vanzelfsprekend leek, is het plots allerminst. Een reportage in het Amerikaanse blad Time uit januari 1974 beschrijft hoe vrouwen in Miami midden in de nacht zitten te breien achter het stuur, in de file aan het tankstation, terwijl in Manhattan jongelui een avondje uit in de wachtrij voor de pomp vieren met warme chocolademelk. Een pompbediende in Pittsburgh, zo gaat het artikel voort, zou een man in het gezicht gespuwd hebben omdat hij zijn wagen helemaal volgetankt had, wat als onsolidair werd beschouwd. Conclusie van Time: “Geluk is een volle benzinetank.”

null Beeld Photo News
Beeld Photo News

Volgens het Amerikaanse vakblad Automotive News, geciteerd op Wikipedia, heeft Europa zelfs de introductie van de kleinere gezinswagen (de hatchback) te danken aan de oliecrisis. Klinkt logisch. Sinds de jaren 60 waren auto’s steeds groter en gulziger geworden, maar plots wordt zuinigheid een belangrijk verkoopargument. Zonder de oliecrisis dus geen Ford Fiesta of Citroën Visa.

En ook geen Playmobil, want dat speelgoed met minifiguurtjes komt oorspronkelijk op de markt als alternatief voor groter speelgoed uit onbetaalbaar geworden plastic. Dat zijn alleen nog maar de, zeg maar, charmante, anekdotische gevolgen. De impact op de wereldeconomie is diepgaand. En op weinig plaatsen in het welvarende Westen slaat de oliecrisis zo hard toe als hier.

Zwakste regering ooit

De verouderende Belgische industrie blijkt algauw weinig schokbestendig en erg afhankelijk van zo goedkoop mogelijke olie. In een carrière-interview in De Morgen (uit 2016) vertelt Willy Claes, toentertijd de socialistische minister van Economie, dat hij zowat op zijn blote knieën naar Saudi-Arabië trok om de machtige minister Yamani tot toegeeflijkheid te bewegen. “Ik herinner mij nog hoe ondergeschikt wij ons opstelden. Yamani had het lot van de hele westerse economie in handen. De laatste van onze bekommernissen was toen de opkomst van de islam in Europa. En er was niemand die mij toen waarschuwde voor de Saudische financiering van de islam in ons land.” Ook het feit dat de fundamentalistische islam lang ongestoord zijn gang kon gaan in Brussel, valt dus deels te verklaren door de oliecrisis.

Voor België kan de olieschok dan ook op geen slechter moment komen. Het land wordt op dat moment geregeerd door het kabinet van premier Leburton, de laatste PS-premier voor het aantreden van Elio Di Rupo in 2011. De regering-Leburton, gevormd met christendemocraten, socialisten en liberalen, is waarschijnlijk een van de allerzwakste uit de vaderlandse politieke geschiedenis.

Terwijl de wereldeconomie van de rails reed, bleef de Belgische politiek geobsedeerd door de roep om een staatshervorming. Tekenend is dat in de memoires van Leo Tindemans, dan CVP-vicepremier, in de hoofdstukken over de regering-Leburton met geen woord gerept wordt over de oliecrisis. Pas later in zijn boek feliciteert Tindemans zichzelf omdat hij zo ‘vermetel’ was om in de economische crisis geen temperatuurschommeling, maar “een klimaatverandering” te ontwaren.

Vermetelheid valt in het beleid van de dan snel opeenvolgende regeringen nochtans niet te bespeuren. Tussen 1973 en 1978 verdubbelt het begrotingstekort, de staatsschuld begint aan haar klim naar de 100 procent van het bnp. Miljarden verdwijnen in de stervensbegeleiding van de steenkool-, staal- of textielindustrie. Tegelijk leiden de stijgende olieprijzen tot een klimmende prijsindex en snel stijgende lonen, waarmee Belgische bedrijven uit de markt geprijsd raken.

Nog tot het eind van het decennium houdt België, met zijn gemiddeld hoge lonen, de schijn van welstand redelijk op. Maar vanaf 1981 slaat de crisis keihard toe: België is de ‘zieke man van Europa’. In zekere zin betalen we nu nog altijd voor de folies van toen.

Dit is wellicht ook het grootste en meest geruststellende verschil tussen de situatie in de jaren 70 en vandaag. Nu zit er wel een piloot in de politieke cockpit. Kritiek op het beleid van de huidige regeringen is zeker mogelijk, maar het malgoverno van de periode na 1973 klinkt toch veraf. Bovendien is er nu een Europese Commissie die dwalende regeringen dwingend bij de hand kan nemen.

Bang voor het inflatiespook

Daarbij komt: gas is geen olie. Het ‘zwarte goud’ smeert de hele industriële economie, in de jaren 70 nog zoveel meer, toen het besef van milieu- of klimaatschade nog embryonaal was. De impact van een prijsschok op een olieverslaafde economie is dan ook totaal. Zo wordt een energiecrisis makkelijk een recessie. Aardgas is in ruimere mate een zaak van verwarming en dus van huishoudbudgetten.

Dat maakt het niet per se beter. De stijgende energie-uitgaven slaan een gat in de gezinsportemonnee. Dat is bij uitstek in ons land het geval, waar huishoudens relatief groot wonen in woningen die niet altijd up-to-date geïsoleerd zijn. De Belg verbruikt thuis dan ook gemiddeld meer energie dan andere Europeanen. Aardgas is populair in dit land: voor zeven op de tien gezinnen is het het belangrijkste verwarmingsmiddel in huis. Geld dat naar de gasrekening gaat, kan niet elders uitgegeven worden. Bovendien inspireert een onverwachte prijsklim mensen altijd tot spaarzaamheid. Ook dat weegt op de economie.

Daarbij komt een oud monster uit de kast gedonderd: het inflatiespook. Mede door de snel stijgende energieprijzen loopt de inflatie — de stijging van prijzen, waardoor je met je geld minder kan kopen — voor het eerst sinds lang fluks op: + 2,86 procent in september. In de VS gaat het al om een groei met 5,4 procent.

De verwachting is dat die klim nog wel even aanhoudt. Een beetje inflatie is niet per se des duivels. Het kan ook wijzen op een groeiende economie, waarin het aanbod schaarser is dan de vraag en de prijzen navenant stijgen. In de mate dat de lonen de inflatie volgen, wat in België met de index min of meer vastligt, hoeft dat ook u en mij niet per se veel pijn te doen.

Riskanter wordt het als de inflatie op hol slaat. Precies dat gebeurt in 1974 en 1975, met stijgingen van 14 procent. De economie kan die koortsopstoot niet bijbenen. Gevolg: bedrijfssluitingen, een massa werkzoekenden en krimp. Donkergrijze jaren van zogenaamde stagflatie (inflatie in combinatie met een stagnerende groei) volgen.

Stagflatie is ook nu niet totaal onmogelijk. De wereldwijde rush op schaarse grondstoffen — niet enkel energie, maar alles van papierpulp tot computerchips — doet de groei vertragen. Dan kan je er een prijsschok even niet bijhebben. Toch is de hoop gewettigd dat de weg omhoog na de coronacrisis straks weer kan hervat worden. Het is een fundamenteel verschil met de jaren 70: we zouden, als alles goed gaat, aan het begin van een economische bloeiperiode moeten staan.

Als alles goed gaat... In april zou de gasprijs weer naar een normaler niveau zakken, sussen experts. Maar april is nog een half jaar weg, en intussen wacht een winter vol onzekerheid. De nood aan gas hangt logischerwijze samen met het weer. Een lange periode van winterkoude kan de vraag naar gas met 20 tot 30 procent doen stijgen.

Om pieken op te vangen beschikt elk land over strategische gasvoorraden. De Tijd berekende dat België maar twaalf dagen op zijn reserves kan teren. Dat is niet helemaal geruststellend op een moment dat ook de buurlanden de voorraadtanks moeten leegschrapen. Als we een échte crisis willen vermijden, kunnen we maar beter hopen op een warme winter.

Nu belangrijker dan ooit: steun kwaliteitsjournalistiek.

Neem een abonnement op De Morgen


Op alle artikelen, foto's en video's op demorgen.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar info@demorgen.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234