InterviewAdvocaten terreurproces
‘Waren Abdeslam, Krayem en Abrini wel écht zulke kleine garnalen?’: vier advocaten over het terreurproces
‘Het proces van de eeuw,’ zeggen sommigen. ‘Een catastrofe waarmee België zich belachelijk maakt’, klinkt het elders. Na een valse start in oktober begon op 30 november dan toch het assisenproces over de aanslagen van 22 maart 2016 in Brussel. Waarom is dit proces nog belangrijk, als de hoofdbeklaagden al levenslang hebben gekregen in Parijs? Valt er over het verloop van de aanslagen nog nieuws te verwachten? En zal ook het proces gemaakt worden van het functioneren van onze overheid? Advocaten van slachtoffers en beklaagden houden hier alvast hun pleidooien.
Tien beklaagden, tientallen advocaten en minstens negen maanden lang zittingen in een tijdelijke rechtszaal in het oude NAVO-hoofdkwartier in Evere. Als er iets met zekerheid kan worden gezegd over het grootste terreurproces aller tijden in ons land, is het dat het veel mankracht, veiligheidsmaatregelen en geld zal kosten. Dat werd vorige maand al meteen duidelijk toen het proces – dat nauwelijks was begonnen – werd uitgesteld na protest van de advocaten tegen de glazen hokken waarin de beklaagden moesten zitten. Prijskaartje voor de aanpassing van de boxen: bijna 250.000 euro. ‘Een Belgenmop,’ kreunden de advocaten van verdediging en burgerlijke partijen.
De bekendste beklaagden, Salah Abdeslam (33) en Mohamed Abrini (37), zullen samen met de zeven andere beschuldigden (de tiende is Oussama Atar, die wellicht in Syrië is overleden) in de nieuwe boxen wat meer bewegingsvrijheid krijgen. Bijna duizend burgerlijke partijen hebben zich intussen al gemeld. Advocaat Guillaume Lys vertegenwoordigt zo’n honderd burgerlijke partijen van de slachtoffervereniging V-Europe. Hij volgde ook het terreurproces in Parijs, en ziet nu al grote verschillen.
De slachtoffers in ons land lijken veel terughoudender: in Brussel wil maar een vijftigtal mensen getuigen op het proces, terwijl in Parijs wekenlang werd geluisterd naar de hartverscheurende verhalen van honderden slachtoffers.
Lys: “Dat klopt. Veel slachtoffers willen het proces wel volgen, maar voelen zich niet geroepen om zélf te getuigen. Ik denk dat ze ontgoocheld zijn door de reactie van de Belgische overheid na de aanslagen. In 2016 en 2017 heeft die hen nauwelijks gesteund, terwijl ze toen bijna allemaal kopje-onder gingen, financieel én psychologisch. Ik denk dat ze daar een gevoel van bitterheid aan overhouden.”
De Fransen hebben het beter gedaan?
Lys: “Zeer zeker. Frankrijk had natuurlijk ook wel ervaring met terreuraanslagen, wij niet. Ze hebben bijvoorbeeld een overheidsfonds voor schadevergoedingen, dat onmiddellijk is tussengekomen. Bij ons moesten de slachtoffers het zelf maar uitvechten met de verzekering – de overheid wilde zelfs niet optreden als tussenpersoon. Dat heeft geleid tot slopende procedures die jarenlang duurden, waardoor slachtoffers in de schulden raakten. Ze moesten knokken voor allerlei wetswijzigingen die hen konden helpen. Ze kregen nauwelijks psychologische steun. Dat maakte het voor de slachtoffers van Zaventem en Brussel een veel harder gevecht. Zo hard dat velen niet meer de zin of de kracht hebben om nu ook nog eens dit juridische gevecht aan te gaan.
“De slachtoffers in Parijs kwamen getuigen omdat het hen goed deed om hun verhaal te doen. Voor veel Belgische slachtoffers is het te pijnlijk.”
Zijn de Belgische slachtoffers zwaarder getraumatiseerd dan de Franse?
Lys: “Dat denk ik wel. Velen van hen kampen met posttraumatische stress, depressies en angstaanvallen. Het is wetenschappelijk bewezen dat een trauma zwaarder wordt als er geen gepaste psychologische behandeling is. Als de Belgische slachtoffers van in het begin goed waren begeleid, zoals in Frankrijk, stonden ze vandaag wellicht verder in hun verwerkingsproces.”
Die historie met de glazen boxen heeft er wellicht ook geen goed aan gedaan.
Lys: “Inderdaad, opnieuw une histoire Belge. De FOD Justitie had de keuze voor die glazen hokken in z’n eentje gemaakt, zonder de magistraten of advocaten te raadplegen. Dat is om problemen vragen. Heeft de minister van Justitie zijn verontschuldigingen aangeboden bij de slachtoffers? Nee. Dat vond hij blijkbaar niet de moeite. De slachtoffers maken natuurlijk de vergelijking met Parijs, waar alles van in het begin wél goed verlopen is. Niet één incident is er geweest. Hier was het proces nog niet eens begonnen, of het liep al spaak. Dat ontmoedigt de slachtoffers om te komen getuigen. Ze willen zich beschermen tegen alles wat nog kan mislopen. Want wie zegt dat de overheid het de volgende keer beter doet? Ik voel dat gebrek aan vertrouwen bij veel slachtoffers, en ik hoop dat het proces iets kan herstellen. Maar dat zullen we pas over negen maanden weten.”
Waarom loopt het telkens weer fout?
Lys: “België was totaal onvoorbereid en in zekere zin ook naïef: in 2016 dacht niemand dat ons land ooit kon worden getroffen door een terreuraanslag. Diezelfde naïviteit komt terug in het onderzoeksdossier. Wat bijvoorbeeld te denken van het geval Ibrahim El Bakraoui? Een zware crimineel die in 2010 werd veroordeeld tot tien jaar celstraf, maar in 2014 al vrijkwam onder voorwaarden en zonder problemen naar Turkije kon reizen. Daar werd hij opgepakt als terreurverdachte en uitgeleverd aan Europa, maar België legde alle waarschuwingen naast zich neer en liet de man gewoon gaan. Een jaar later pleegt hij de zwaarste terreuraanslag aller tijden in ons land. Het dossier staat bol van zulke voorbeelden: de informatie stroomde niet goed door tussen de diensten. Dat wijst op argeloosheid, alsof niks ons kon raken. En kijk wat er is gebeurd.”
Spijkerbommen
Dinsdag 22 maart 2016, 7.34 uur. In de vertrekhal van de luchthaven van Zaventem lopen drie mannen binnen achter een bagagekarretje, met daarop drie grote reistassen. Ze kijken naar het bord met de vertrekuren, slenteren rond in het gangpad, gaan dan iets drinken bij de Délifrance. Alsof ze, net als de honderden andere passagiers in deze ochtenddrukte, wachten op hun vlucht om op vakantie te vertrekken. Alleen: in elk van de reistassen zitten ongeveer 30 kilo explosieven en een paar kilo spijkers, die over enkele minuten een verwoestende orkaan door de luchthaven zullen jagen.
De videobeelden van de veiligheidscamera’s op Zaventem laten niks aan de verbeelding over. Eén van de drie mannen staat op, opent de drie zakken en gaat er met zijn hand in. Later zal blijken dat het om de Brusselse kamikaze Najim Laachraoui (25) gaat, die het ontstekingsmechanisme van de bommen, geknutseld met kerstverlichting, in gereedheid brengt. De mannen discussiëren nog even, drinken koffie en water, en gaan dan elk hun eigen weg. De grootste van de drie duwt zijn karretje in de richting van de check-in van Delta Airlines, waar reizigers voor de Verenigde Staten staan aan te schuiven. Zelfmoordterrorist Ibrahim El Bakraoui (30) blaast zichzelf en zijn lading op om 7.58 uur en verandert de vertrekhal in een verschroeiende draaikolk van metaal, stof, vallende brokstukken, bloed en rondvliegende lichaamsdelen. Elf reizigers, tussen 19 en 80 jaar, worden bij de eerste ontploffing gedood.
Zijn kompaan Najim Laachraoui is intussen de andere richting uitgelopen, mee met de stroom reizigers die rennen voor hun leven. 11 seconden na de eerste ontploffing drukt ook hij zijn dodelijke knop in en eist daarmee nog eens vijf levens, doodgewone mensen wier ongeluk is dat ze die ochtend om twee voor acht voorbij de balie van Brussels Airlines lopen.
Op de bewakingscamera’s ziet de politie achteraf hoe de derde man van het gezelschap, met bril en vissershoedje, opspringt bij de eerste ontploffing en zijn karretje in het gangpad bij de Délifrance achterlaat. Het is Mohamed Abrini, de 32-jarige draaideurcrimineel uit Molenbeek die later bekend zal worden als ‘de man met het hoedje’. Hij drukt zich tegen de muur, met zijn handen tegen de oren om ze te beschermen tegen de tweede knal, waarvan alleen hij weet dat die nog zal volgen. “Ik was echt bang”, zal hij later aan de politie vertellen.
Abrini: “Ik wist dat er spijkers in de bommen zaten. Ik vreesde dat de rondvliegende spijkers zich in mijn reistas zouden boren en die alsnog zouden laten ontploffen.”
Later geeft hij aan de onderzoeksrechter toe dat hij er geen seconde aan heeft gedacht om zijn eigen bom onschadelijk te maken.
Abrini: “Ik dacht alleen maar aan vluchten. Zelfs vóór de bommen ontploften, maar dat is niet gelukt. Het zijn mensen met wie niet te praten valt. Voor mij was het onmogelijk om wie dan ook te waarschuwen. Dat moet u begrijpen.”
De man met het hoedje spoedt zich na de tweede ontploffing door het puin en het stof naar de uitgang. Op zijn weg naar buiten kruist hij een meisje van een jaar of 8 dat onder het bloed zit. Ze is alleen en in shock. Later zal Abrini verklaren dat het meisje in zijn hoofd is blijven hangen.
Totale willekeur
Een uur later slaan de terroristen een tweede keer toe, nu in de Brusselse metro. Om 8.48 uur filmen de bewakingscamera’s van metrostation Pétillon twee mannen met grote rugzakken aan de ticketautomaat. Het zijn Khalid El Bakraoui (27), de broer van Ibrahim, en de 24-jarige Zweed Osama Krayem, die zijn strepen heeft verdiend als IS-strijder in Syrië. De twee praten kort, dan draait Osama Krayem zich om en loopt naar de uitgang. Hij ziet af van zijn zelfmoordmissie, zal hij zijn ondervragers later vertellen.
Krayem: “Khalid wilde zichzelf absoluut opblazen. Ik wilde het niet doen, en dat heb ik hem gezegd. Toen ik vertrok, riep hij dat hij ermee doorging. Dat het hem niet kon schelen of ik meekwam of niet.”
Khalid El Bakraoui stapt in de metro richting Herrmann-Debroux, weg van het centrum. De foute richting, beseft hij een paar haltes verder. Hij stapt uit in Beaulieu en loopt naar de overkant om de metro in de omgekeerde richting te nemen. Zijn rugzak lijkt zwaar, de riemen glijden weg. De bewakingsbeelden filmen hoe hij sprongetjes maakt om ze weer op zijn schouders te hijsen, en dan in het derde rijtuig van de metro stapt.
In station Maalbeek stapt El Bakraoui uit en loopt snel langs het perron om van rijtuig te wisselen: van de derde naar de tweede wagon. Om 9.10 uur sluiten de deuren en zet de metro zich in beweging. Een seconde later volgen een knal en een vuurbal. Wanneer de noodverlichting in het station aanspringt, blijkt het metrostel uit elkaar gereten te zijn als een conservenblik en ligt het perron vol lichamen. Zestien mensen laten die dag het leven in Maalbeek, acht meter onder de grond.
“Het verschrikkelijke is de totale willekeur waarmee de slachtoffers werden gemaakt”, zegt advocate Nina Van Eeckhaut, die de weduwe van Nic Coopman (57) – een van de 32 dodelijke slachtoffers – op het proces zal vertegenwoordigen.
Van Eeckhaut: “Ik heb de beelden van de ontploffingen gezien, zowel in Zaventem als in Maalbeek. Ze achtervolgen me soms in mijn dromen. De paniek bij de mensen die wegrennen, een dodelijk gewonde vrouw die zich nog voortsleept tussen het puin. Een dader die op het laatste nippertje nog van rijtuig verandert en daardoor lukraak andere slachtoffers maakt… Ik krijg er telkens opnieuw kippenvel van.”
Ook Nic Coopman heeft op 22 maart normaal gezien niets te zoeken in de luchthaven van Zaventem, op dat vroege uur. Hij zou pas later op de dag voor zijn werk naar Zürich vliegen, maar zijn baas heeft hem gevraagd om een vroegere vlucht te nemen. Coopman arriveert dus al om 7.32 uur met een taxi, gaat buiten even roken en is net weer in de vertrekhal wanneer de eerste bom ontploft. Hij rent de andere kant op, mee met de gillende massa, weg van de bom. Hij ziet niet hoe het karretje van Laachraoui hem rakelings passeert, net op het moment dat de kamikaze op de knop drukt. De 57-jarige ingenieur, al 41 jaar samen met zijn jeugdliefde, is op slag dood.
Zijn weduwe Karina Ponnet (63) is erbij, op het proces in de oude NATO-gebouwen in Evere. ‘Ze wil het allemaal meemaken,’ zegt advocate Van Eeckhaut.
Van Eeckhaut: “Er zijn slachtoffers die niets meer van het onderzoek of het proces willen weten, maar Karina volgt elke stap in het dossier en leest alles wat ze erover te pakken krijgt. Ze is constant bezig met antwoorden zoeken op de vragen waarmee elke nabestaande worstelt: waarom, waarom, waarom? Zal ze ooit een antwoord krijgen op die vraag? Ik weet het niet. Maar ze heeft het gevoel dat ze op het proces móét zijn, als eerbetoon aan haar man. Sinds zijn dood is ze niet met haar leven verdergegaan. Ze kan het ook niet, ze krijgt het gewoon niet geplaatst. Nu hoopt ze dat het proces haar kan helpen.”
Heeft zo’n tweede grote terreurproces nog veel zin, na Parijs? Het gaat grotendeels om dezelfde beklaagden, die ginds al zware straffen hebben gekregen.
Lys (zucht) “De verdediging zegt dat hun cliënten maar één keer kunnen worden veroordeeld voor dezelfde feiten. Maar dat is het net: het zijn verschillende feiten, ook al zijn ze gepleegd door dezelfde organisatie. Er zaten vier maanden tussen de aanslagen in Parijs en Brussel, ze zijn in een ander land gepleegd en maakten andere slachtoffers. Dus het is normaal dat de daders twee keer berecht worden.
“De belangrijkste vraag op dit proces is voor mij waarom mensen van bij ons een aanslag hebben gepleegd op hun eigen land. Dat was anders in Frankrijk, waar de meeste daders uit andere landen kwamen. In België ging het om Brusselaars: mannen tussen 20 en 30 jaar die hier zijn geboren en getogen, maar ervoor kiezen om hun eigen stad aan te vallen. Ze maken bewust slachtoffers onder de mensen met wie ze samenleven, hun eigen buren, ook moslims. Ze hadden bovendien al gezien welke ellende de aanslagen in Parijs hadden veroorzaakt. Ze hadden er spijt van kunnen hebben, maar nee, ze gingen gewoon door. Hoe raak je op het punt dat je zulke extreem zware feiten pleegt? Hoe wordt een kleine straatcrimineel een genadeloze soldaat van IS?”
Salah Abdeslam, Mohamed Abrini en Osama Krayem hebben alle drie op het laatste nippertje afgezien van hun zelfmoordmissie. Zij kunnen misschien hun motivatie verduidelijken.
Lys: «Misschien, maar er zijn ook nog de andere beschuldigden. Het gaat om mannen die de terreurcel hebben geholpen met wapens, geld, en safehouses. Het is al te makkelijk om te zeggen: ‘Ik heb alleen een kameraad willen helpen,’ zoals de jongens beweren die Krayem en Abrini na 22 maart hielpen onderduiken. Op dat ogenblik wisten ze héél goed wie die kameraad was en waaraan ze meewerkten.”
Toch worden zij gezien als kleine garnalen.
Van Eeckhaut: “De vraag is of het wel zulke kleine garnalen waren. Misschien werden ze klaargestoomd voor de volgende aanslagen? Van de meeste beklaagden is DNA teruggevonden in het appartement in de Max Roosstraat in Schaarbeek (behalve van Salah Abdeslam en de broers Farisi, red.). Dat was de plek waar de bommen werden gemaakt. In de dagen vóór 22 maart hebben ze daar in de keuken nog snel 130 kilo TATP gemaakt, een springstof die een enorme stank verspreidt. Die was zo hevig dat ze ’s nachts met een mondmasker op moesten slapen. Het was onmogelijk om in de dagen voor de aanslagen in dat appartement te komen en níét op de hoogte te zijn van hun plannen.
“Veel van die jongens ontkennen of minimaliseren hun betrokkenheid. Ik wil daarom alles horen over het onderzoek: de politiemensen die het eerst ter plaatse zijn gekomen, de explosievenexperts, de speurders, en zéker de islamdeskundige. Maar ook de taxibestuurder die de daders naar de luchthaven heeft gevoerd op die fatale dag. Of de buurman die in datzelfde, wat groezelige gebouw woonde en hen daar dikwijls heeft gezien. De politiemensen die de camerabeelden hebben geanalyseerd. Op bewakingsbeelden van het safehouse in Etterbeek zie je de broers El Bakraoui vaak in- en uitlopen, en aan de hand van hun metrokaart kun je afleiden dat zij heen en weer reisden tussen de verschillende schuilplaatsen.»
De El Bakraouis zijn dood. Waarom heeft dat nog belang?
Van Eeckhaut: “Omdat je in kaart moet brengen hoe die cellen opereren. Wat de rol van elk van de beklaagden was in het geheel.”
Lys: “Neem nu de rol van Oussama Atar, een Brusselaar die het brein was achter de aanslagen van Parijs. Hij staat nu opnieuw terecht: hij stuurde de Brusselse terreurcel aan vanuit Syrië. Die man werd twee jaar vóór de aanslagen nog vrijgelaten door België, ondanks een zware veroordeling wegens terreuractiviteiten in Irak. Binnen de kortste keren reist hij naar Syrië en wordt er een van de grote chefs van IS. Hoe is dat mogelijk? Wie wist ervan, en hoe heeft men dat níét kunnen zien? Het is een schandaal waarover nog steeds te weinig wordt gesproken, maar wij willen de laatste steen omdraaien.”
Met welke andere vragen zitten jullie nog?
Lys: “We willen weten wat het oorspronkelijke plan van de terroristen was. Welke doelwitten hadden ze voor ogen? Er is gesproken over het EK 2016 in Frankrijk, de luchthaven van Schiphol… Waarom is het dan toch Brussel geworden? Men zegt dat de arrestatie van Salah Abdeslam alles heeft versneld, maar bijvoorbeeld over de keuze voor de metro hebben we nog altijd weinig uitleg. Waarom Maalbeek? Als ik Brussel wilde treffen, zou ik andere metrostations kiezen. Vlakbij liggen twee grote stations: Schuman onder de Europese instellingen, en Kunst-Wet onder de Wetstraat. Maalbeek is zo’n anoniem tussenstationnetje. Was dat de bedoeling? Heeft de dader zich vergist, was hij in paniek? Waarom wisselt hij op het laatste nippertje nog van rijtuig? De slachtoffers hebben het recht om dat te weten. Ze zitten al zes jaar met alleen maar vragen. Sommige metroreizigers die in de derde wagon zaten, hebben nog altijd last van een schuldgevoel, omdat ze op een haar na aan de aanslag zijn ontsnapt. Het schuldgevoel van de overlever.”
Kan Osama Krayem duidelijkheid scheppen? Hij was ook in de Brusselse metro.
Lys: “Osama Krayem heeft voorlopig weinig losgelaten. Over zijn rol hebben we ook nog veel vragen. Waarom maakte hij op het laatste nippertje rechtsomkeer in de metro? Zelf beweert hij dat hij zich niet wilde opblazen en naar hun appartement in Etterbeek is teruggekeerd, om daar alle springstof door het toilet te spoelen. Maar er zijn veel twijfels rond dat verhaal. TATP is zó’n onstabiele springstof dat het een mirakel is dat het hele gebouw niet in de lucht is gevlogen.
“Er klopt iets niet aan die uitleg. Was Krayem iets anders van plan? Zijn de richtlijnen onderweg nog veranderd? Hij is aanwezig op het proces: hij kan ons vertellen hoe het echt in elkaar zat. Er hangt nog veel mist over dit dossier. De feiten in Parijs waren veel duidelijker.”
Abdeslam en Abrini kregen in Parijs al levenslang, Krayem dertig jaar. Ze hebben in Brussel niets meer te winnen. Waarom zouden ze praten?
Lys: “Ik heb nog een sprankel hoop. Ze hebben geen beroep aangetekend in Parijs. Ze zijn komen opdagen op de eerste zitting van het proces in Brussel. Misschien beslissen ze om eindelijk vrijuit te praten. Dat zal niets veranderen aan hun straf, maar het kan hun geweten misschien verlichten, en antwoorden bieden aan de slachtoffers. Dat laatste is het enige wat mij interesseert.”
Van Eeckhaut: “Ik hoop dat Mohamed Abrini wil helpen om de waarheid te onthullen. Op de rest reken ik niet echt: de meesten doen alsof ze van niets wisten.”
Lafaard
Zal Mohamed Abrini in het voormalige NAVO-hoofdkwartier het achterste van zijn tong laten zien? Op het proces in Parijs leek hij op een bepaald moment erg openhartig, toen hij plots bekende dat hij ‘voorzien was voor 13 november’. Hij verklaarde dat hij op 12 november 2015 nietsvermoedend was meegereden naar Parijs met zijn jeugdvrienden: Salah Abdeslam en Abdelhamid Abaaoud. Hij wilde ‘het doodskonvooi’, zoals hij het noemde, vergezellen op hun laatste reis. Pas daags voordien vernam hij ter plaatse dat ze ook voor hem een bommengordel hadden gereserveerd. Zo’n martelaarsdood zag hij niet zitten, en hij vluchtte prompt naar Brussel. “Ik wilde geen onschuldigen doden”, zei hij daarover in de Parijse rechtbank. Een advocaat van de slachtoffers vroeg hem waarom hij niets had gedaan om de aanslag te voorkomen. “U had kunnen telefoneren. Waarom deed u dat niet?” – “Goeie vraag. Dat weet ik niet”, antwoordde Abrini.
En dus is Abrini de enige terreurverdachte die niet één, maar twee keer op het laatste nippertje afziet van een zelfmoordmissie. Eén keer in Parijs, en nog eens in Brussel. “Dat hij nu op de beklaagdenbank in Brussel zit, betekent dat hij niet de diehardterrorist is die sommigen in hem willen zien”, zeggen zijn advocaten Stanislas Eskénazi en Laura Pinilla Oblanca.
Oblanca: “Als Abrini nog leeft, is het omdat hij de bom níét heeft doen afgaan.”
Eskénazi: “Op het proces in Parijs verweten de burgerlijke partijen hem dat hij een lafaard was. Een man die een bom níét laat ontploffen, is dus een lafaard? Blijkbaar was het heroïscher geweest als hij wél op de knop had gedrukt.”
Hoe gaat het vandaag met uw cliënt?
Eskénazi: “Is er eigenlijk iemand geïnteresseerd in hoe het met hem gaat?
“Ik wil voorzichtig zijn, want er is altijd de vergelijking met het lot van de slachtoffers. Meneer Abrini wacht op zijn proces, zijn tweede al. Hij is tot levenslang veroordeeld in Parijs. Hij heeft er vijf weken lang naar alle pijnlijke verhalen van de slachtoffers geluisterd, gemiddeld achttien mensen per dag, die vertelden over de dood van hun kind, hun ouder, hun geliefde, over de wonden die ze nog altijd hebben: niemand kan daar onbewogen naar luisteren. Dat raakt ons als verdediging van de beschuldigden even hard als iedereen.”
Oblanca: “Te beginnen bij Abrini.”
U vertelde in uw pleidooi in Parijs dat hij naar de documentaires over de aanslagen kijkt, en dat hij ontzet is door de verhalen.
Eskénazi (knikt): “Hij bekijkt ze allemaal. ‘Heb je ’t gezien?’ vraagt hij me dan. ‘Ik zou zo graag eens met die familie praten. Niemand begrijpt dat ik geraakt kan zijn door die verhalen, ik ben sowieso een slechterik in hun ogen.’”
Oblanca: “Meneer Abrini leeft momenteel in moeilijke omstandigheden in de cel. Dat heeft vooral te maken met het strikte veiligheidsregime in de Belgische gevangenis van Leuze, waar hij nu verblijft. Hij zit in totale isolatie voor dit proces en mag niet wandelen of sporten met de andere gedetineerden. De manier waarop hij wordt overgebracht van de gevangenis naar de rechtszaal is onmenselijk: geboeid en geblinddoekt, en met een koptelefoon met loeiharde Duitse metal op de oren.”
Eskénazi: “In Parijs werd hij op een normale manier vervoerd van en naar de rechtszaal, en kon hij onderweg zelfs naar buiten kijken. Hij zag de Parijse cafés en stelde zich voor dat hij daar een koffie zou gaan drinken. De beschuldigden zijn door het Franse gerecht altijd met respect behandeld, en zo hoort het ook. Ik hoop dat de Belgische justitie hun voorbeeld volgt. Het zijn mensen die wellicht zeer zware straffen zullen krijgen. Is het te veel gevraagd om hen correct te behandelen?”
Na de aanslagen in Parijs keert uw cliënt terug naar Brussel en duikt hij onder met de achtergebleven mannen van de Brusselse terreurcel. Waarom doet hij dat, als hij geen onschuldige mensen wil doden?
Eskénazi: “Herinnert u zich nog de sfeer die toen in Brussel hing? Overal militairen, cafés en winkels die gesloten bleven, mensen die willekeurig werden opgepakt op verdenking van terrorisme. Zou u zich aangeven, met een strafblad als dat van hem? Met alle dingen die hij heeft gedaan? Nee. Dan zoek je de mensen op die je beschermen.”
Oblanca: “Twee dagen na de aanslagen in Parijs staat Abrini’s foto in alle kranten als één van de daders. Khalid El Bakraoui (die zich later in metrostation Maalbeek opblaast, red.) komt hem die avond halen in zijn snackbar in Molenbeek. ‘Je wordt overal gezocht,’ zegt hij. ‘Je leven is voorbij, volg mij.’ Abrini volgt, tegen zijn zin, en hij zal inderdaad niet meer uit de groep wegraken. Hij gaat van schuilplaats naar schuilplaats. De anderen laten hem nooit naar buiten gaan. Ze vertrouwen hem niet, zijn bang dat hij gaat klikken.»
Toch laten ze hem logeren in het appartement in de Max Roosstraat, waar de explosieven worden gemaakt. Riskant, met zo’n verklikker in huis.
Oblanca: “Welk risico namen ze met hem? Hij kwam nooit buiten. Ze kochten een PlayStation voor hem, om hem bezig te houden. En een elektrische fiets, een week voor de aanslagen!”
Dan is het onbegrijpelijk dat ze hem op 22 maart zo’n belangrijke taak toevertrouwen in Zaventem.
Eskénazi: “Ze praten natuurlijk op hem in. Ze herinneren hem voortdurend aan zijn jongere broer, Souleyman, die in Syrië is gestorven op het slagveld. Hier krijgt hij een kans om zijn broer op een waardige manier te wreken. Ze spiegelen hem het droombeeld van het paradijs voor. En tot op het laatste moment in de luchthaven waarschuwen ze hem ervoor dat hij de rest van zijn leven in de gevangenis zal slijten, als hij er niet mee doorgaat.”
Oblanca: “Abrini is nooit van plan geweest om zich op te blazen. De beelden van de bewakingscamera’s in Zaventem zijn sprekend: je ziet hoe Abrini drie keer probeert ervandoor te gaan. El Bakraoui houdt hem keer op keer tegen. Daarover lees je niets. Maar die beelden zullen op het proces getoond worden.”
Eskénazi: “Er is maar één reden waarom hij daar in de luchthaven was: omdat hij moest vrezen voor zijn leven als hij niet was meegegaan. Die kerels kunnen wel vriendelijk zijn en je onderdak bieden, maar zodra ze beseffen dat je niet in hun kamp zit, krijg je een kogel in je hoofd. Zo simpel is dat.”
Na Parijs heeft hij ook geen kogel in het hoofd gekregen.
Oblanca: “Het grote verschil met Parijs is dat hij daar met zijn vrienden uit z’n kindertijd was. Zijn Molenbeekse vriend Abaaoud, die de aanslagen coördineerde, had bovendien zijn broer in Syrië begraven, vergeet dat niet. Daardoor was zijn loyaliteit aan Abaaoud onvoorwaardelijk. De mannen met wie hij later in Brussel onderdook, kende hij eigenlijk niet – behalve Salah Abdeslam, die andere zwakke schakel. Die twee werden meestal uit elkaar gehouden en in verschillende schuilplaatsen ondergebracht, anders hadden ze weleens anderen kunnen besmetten met hun twijfels.”
Rillingen
Samengevat: Mohamed Abrini was een kleine straatcrimineel uit Molenbeek die toevallig in een terreurgroep is gerold, omdat het zijn jeugdvrienden waren, en durfde er nadien niet meer uit te stappen. Klinkt dat overtuigend voor de burgerlijke partijen?
Lys: “Ik heb al tien jaar ervaring met strafrecht, ik ken heel wat kleine delinquenten. Geen enkele zou in Zaventem achter een karretje met een bom lopen. In zulke extreme situaties verzeil je niet ‘toevallig’. Je maakt heel wat keuzes voor je daar terechtkomt.
“Bovendien: als je spijt hebt omdat je ergens een bom hebt geplaatst, is de omstanders verwittigen dan niet het eerste wat je doet? Zodat iedereen zich in veiligheid kan brengen? ‘Pas op, dat ding gaat ontploffen!’ Dát is het gedrag van iemand die spijt heeft. Ik denk niet dat we dat op 22 maart 2016 gezien hebben.
“Hetzelfde geldt voor Salah Abdeslam: als hij niemand wilde doden in Parijs, waarom is hij vier maanden later dan nog altijd bij dezelfde terreurgroep? Het is makkelijk om zes jaar later te zeggen dat het je spijt. Maar wat hebben de beklaagden destijds gedaan om een bloedbad te voorkomen? En wat hebben ze gedaan om ervoor te zorgen dat de aanslag wél kon plaatsvinden? Dat zijn de vragen die wij op het proces zullen stellen.”
Gaat Mohamed Abrini meewerken, meester Eskénazi?
Eskénazi: “Dat kan ik moeilijk voorspellen. Veel zal afhangen van de stemming in de rechtszaal. Het proces in Parijs strekt tot voorbeeld: de sfeer in de rechtszaal was zo sereen en zo menselijk dat het iets deed met alle aanwezigen, de slachtoffers én de beklaagden. Ze zaten daar, oog in oog, zonder haat. Daardoor zijn sommige beschuldigden beginnen te praten. Na het verdict hebben enkele slachtoffers een gesprek aangevraagd met de beklaagden, zelfs met Abdeslam en Abrini. Ik krijg nog altijd rillingen als ik eraan denk. Dat betekent dat het proces geslaagd is, dat justitie gewerkt heeft. De beklaagden zijn veroordeeld, ze zullen de rest van hun leven achter tralies zitten, maar er blijft toch een gevoel van menselijkheid hangen.
“We hopen dat zoiets ook in Brussel gebeurt, maar met die glazen boxen is het niet zo goed begonnen. Het lijkt wel alsof men er alles aan heeft gedaan om de spanningen tussen beklaagden en slachtoffers zo hoog mogelijk te doen oplopen. Gelukkig heeft assisenvoorzitter Laurence Massart bevolen om ze te laten afbreken.”
Lys: “In Parijs zijn er enkele sterke momenten geweest waarop de slachtoffers beseften dat de daders geen buitenaardse wezens zijn, en werd er gepraat. Het is een soort loutering. Maar op dit ogenblik denk ik dat de slachtoffers vooral antwoorden willen over wat er precies is gebeurd. Ze willen dat de verantwoordelijken hun straf krijgen, dat de Belgische justitie haar werk doet, en dat zij eindelijk echt als slachtoffers erkend worden. Zolang er geen proces is geweest, is dat niet het geval.”