AchtergrondZaak-Jürgen Conings
Wanneer overleed Jürgen Conings precies? Bromvliegen moeten mysterie helpen oplossen
In broedstoven van het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie (NICC) worden momenteel larven opgekweekt tot vliegen. Die moeten verklappen wanneer Jürgen Conings (46) stierf. ‘Eigenlijk berekenen we niet het tijdstip van zijn overlijden, maar het moment waarop de vliegen hun eerste eitjes hebben gelegd’, zegt forensisch entomoloog Sofie Vanpoucke. ‘Dan was hij zéker al overleden.’ Essentieel voor haar onderzoek: gemalen runderhart...
Zondag zaten er in het Dilserbos mensen in witte pakken op hun knieën tussen de varens. Met een pincet en plastic lepel verzamelden ze larven en poppen op het lichaam van Jürgen Conings. Op de grond: een grote plastic bak met zand op de bodem. Daarin stond een doorzichtig plastic potje met gemalen runderhart.
“Doorheen de jaren hebben we verschillende soorten vlees geprobeerd. Bij gemalen runderhart overleven larven het best”, zegt Sofie Vanpoucke. Op haar visitekaartje: forensisch entomoloog bij het NICC. Zij was er zondag niet bij, maar in haar vakgebied zijn Vanpoucke en haar naaste collega Luc Bourguignon de absolute top in ons land. Details uit het dossier-Jürgen Conings mogen de twee wetenschappers niet geven. “Geheim van het onderzoek.”
Maar elk jaar rukken ze minstens een tiental keer uit om een lichaam in ontbinding te onderzoeken. Als de wetsdokter er geen exact tijdstip meer op kan plakken — zoals bij Jürgen Conings, die volgens de wetsdokter tussen de één en vier weken geleden overleden is — is het aan Vanpoucke en Bourguignon.
Wanneer komen jullie precies in actie, mevrouw Vanpoucke?
Vanpoucke: “Als iemand dood wordt aangetroffen en dit vrij snel na het overlijden gebeurt, kan de wetsarts behoorlijk precies zeggen wanneer die persoon stierf. De dokter doet dat op basis van de lichaamstemperatuur. Maar als een lijk ergens zolang ligt dat het de omgevingstemperatuur heeft aangenomen, dan heeft die methode geen zin meer. Dan komen wij in beeld en rekent iedereen op de vliegjes. Want als iemand sterft, verandert er inwendig direct van alles. Vliegen ruiken dat, ze hebben een heel goed ontwikkeld geursysteem. Ze komen op het lichaam af en leggen eitjes in wonden en in alle lichaamsopeningen. Om de eitjes te beschermen, maar ook omdat het daar meestal iets vochtiger en warmer is. Op een gegeven ogenblik komen er uit die eitjes larven, die zich vervolgens verpoppen. Het zijn die larven die het lichaam beginnen op te eten. Wij verzamelen ter plaatse zoveel mogelijk larven en poppen omdat wij de oudste nodig hebben.”
Hoe verzamel je larven? Moeten we ons daar beelden bij voorstellen zoals in CSI?
“Het meest hightech moet onze temperatuursonde zijn. Dat is een bakje dat we voor twee of drie weken op de plaats delict achterlaten. Elk uur registreert dat toestel ter plaatse voor ons de temperatuur. We krijgen die gegevens automatisch door en dan vergelijken we deze met de info die we dagelijks doorgespeeld krijgen van alle KMI-weerstations in België. Zo kunnen we bijvoorbeeld zien dat het op de plaats delict twee graden warmer is dan in Ukkel. Dan moeten we daar rekening mee houden, want hoe kouder het is, hoe langer het ook duurt voor een larve ontpopt tot een nieuwe vlieg. Voor de rest werken wij met een eenvoudig pincet, een lepel en een potje vlees. Zowel op kantoor als thuis hebben wij altijd porties gemalen runderhart in de diepvries zitten. Krijgen we een opdracht, dan ontdooien we een portie en zijn we weg. Larven en poppen zoeken.”
Wat gebeurt er met die larven?
“We plaatsen die meteen bij het gemalen runderhart. Dat zorgt dat de larven gewoon kunnen blijven eten. Daardoor hebben ze minder stress, wat we absoluut moeten vermijden. Stress beïnvloedt de cyclus. Daardoor zou ons werk niet meer zo accuraat zijn. Eens de larven op het vlees zitten, zorgen we dat ze zo snel mogelijk in het labo geraken. Dan plaatsen we die in zogeheten broedstoven. Daar bootsen we de temperatuur na van op de plaats delict. Allemaal ook om de ontwikkeling van de larve niet te verstoren. Vervolgens gaan we elke dag kijken in die kasten: zijn de vliegjes al uitgekomen?”
Hoelang kan dat duren?
“Veel hangt natuurlijk af van in welke fase de larven en poppen zitten. Het kan dat sommige al na enkele dagen ontpoppen. Soms duurt het twee of drie weken. Vergeet ook niet: alle larven die wij verzamelen, moéten we opkweken. Meestal verzamelen wij ook niet één, maar meerdere vliegensoorten. Elke soort heeft een bepaalde hoeveelheid energie nodig om de cyclus van eitje tot volwassen vlieg te doorlopen. Dat is voor elke vliegensoort anders en is in de wetenschappelijke literatuur beschreven. Als we weten welke soort, kunnen we beginnen te rekenen wanneer de eitjes zijn gelegd. Voor ons is het ontpoppen ons nulpunt. Dan rekenen we terug naar het moment dat de vlieg als eitje gelegd is. Op dat moment was de persoon zéker al dood.”
Hoe precies zijn jullie berekeningen uiteindelijk?
“Wij berekenen eigenlijk het tijdstip waarop de eitjes zijn gelegd, niét het tijdstip van overlijden. We nemen altijd een marge van één dag. Omdat we werken met levende diertjes. Vergelijk het met een zwangerschap bij een mens: die duurt normaal negen maanden, maar bij de ene vrouw duurt ze ook al wat langer dan bij de andere. Onze marge is plusminus één dag.”
Wat gebeurt er met de vliegen uit jullie onderzoek? Worden die weer vrijgelaten?
“Elke dag kijken we in de broedstoven of er vliegen zijn uitgekomen. Zodra dat het geval is, versuffen we ze met een beetje CO2. Zo kunnen we ze uit de doos halen zonder dat ze wegvliegen. Vervolgens steken we ze in een ander potje, dat in de diepvries gaat. Vliegen zijn koudbloedig, ze nemen onmiddellijk de omgevingstemperatuur aan. Ze vriezen dus direct dood. Op die manier kunnen we ze gemakkelijk onder de microscoop leggen om ze te identificeren. We moeten overigens alle vliegen bewaren, het is nu eenmaal bewijsmateriaal. Ook voor het geval iemand een tegenexpertise wil. Als er duizenden vliegen uitkomen — dat gebeurt, want één lepeltje larven is gemakkelijk goed voor 500 of 600 stuks — prikken we er een deel op naalden. De rest bewaren we in een alcoholoplossing.”
Is die identificatie het gemakkelijkste onderdeel van uw job?
“Er zijn zeven vliegensoorten die we onder een microscoop bepalen. Sommige soorten lijken echter heel hard op elkaar. Zo zijn er drie soorten groene vleesvliegen die met het blote oog één en dezelfde soort lijken. Dan werken we met identificatiesleutels en kijken we bijvoorbeeld naar het aantal haartjes op het hoogste fragment van het pootje. Zijn dat er zeven of negen? Zo kom je uiteindelijk tot bij de soort.”
Durft u een vlieg dood te slaan? Of zijn ze voor u te nuttig?
“(lacht) Wees gerust: de kleine grijze vliegen die de mensen van thuis kennen zijn geen vleeseters, op één welbepaalde soort na. Het zijn vooral de groene en blauwe vliegen, die zo’n zoemend lawaai maken, die vlees eten. Mensen noemen ze vaak bromvliegen. Als zo’n vleesvlieg me écht op mijn zenuwen werkt, sla ik ze ook dood. Niemand heeft zo’n vlieg graag in huis, ik ook niet.”