AchtergrondOorlog in Oekraïne
Waarom in Duitsland wél een morele discussie wordt gevoerd over de wapenleveringen aan Oekraïne
Terwijl bondskanselier Olaf Scholz in Nederland wapenleveranties aan Oekraïne bespreekt, groeit bij sommige Duitsers de zorg over het morele kompas van het land. Zwenkt Duitsland, na bijna tachtig jaar politiek pacifisme, te abrupt naar almaar verdergaande militaire steun aan een oorlog op het Europese continent?
In een open brief eind april riepen 28 denkers en schrijvers de regering op “geen zware wapens, direct of indirect” meer te leveren aan Oekraïne. Ze kregen een storm van kritiek over zich heen. De ondertekenaars – onder anderen schrijver en rechter Juli Zeh, auteur en filmmaker Alexander Kluge, en journalist en feminist Alice Schwarzer – vrezen dat steun aan Oekraïne NAVO-lid Duitsland tot een partij in het conflict zal maken, met een nucleaire of Derde Wereldoorlog tot gevolg.
Hoewel de briefschrijvers onderkennen dat de oorlog die Rusland voert een schending is van het internationaal recht, en dat er zoiets bestaat als een politieke en morele plicht om niet te zwichten voor agressie, heeft die plicht volgens het complexe epistel ‘politiek-ethische grenzen’. Er zijn nu zo veel burgerdoden gevallen en er is zo veel verwoest, stellen de briefschrijvers, dat zo’n grens is bereikt.
Er moet een compromis komen, een spiraal worden voorkomen. Jürgen Habermas, filosoof en politiek geweten des vaderlands, hekelde in een eigen opiniestuk de emotionele reacties in de “schrille, door de media gevoede meningenstrijd” en maande eveneens tot terughoudendheid.
Capitulatie
De reacties op de open brief waren onmiddellijk en onverbiddelijk. Samengevat: de briefschrijvers houden vast aan een naïef pacifisme – waarvan is aangetoond dat het niet werkt toen Rusland op 24 februari Oekraïne binnenviel – ze missen empathie en pleiten ook nog eens voor capitulatie. Jan Böhmermann, vrij vertaald de Duitse Arjen Lubach, tweette dat de brief ook een geruststellend signaal is: “Als Poetin Duitsland met kernraketten aanvalt, dan blijft de intellectuele schade in elk geval beperkt.”
Der Offene Brief an Olaf Scholz sendet das beruhigende Signal: wenn Putin Deutschland mit Atomraketen angreift, wird sich der intellektuelle Schaden jedenfalls in Grenzen halten.
— Jan Böhmermann 🤨 (@janboehm) 29 april 2022
Sindsdien regent het kritiek op zowel de briefschrijvers als Habermas, uit alle gelederen van de politiek en pers. Die Zeit spande de kroon met een bevraging van Juli Zeh, een van Duitslands bekendste levende auteurs en denkers, over haar ondertekening van de open brief. Die suggereert onder meer dat zware wapens voor Oekraïne een oorlogsmotief aan Rusland geven. Eerste vraag: ‘Mevrouw Zeh, is een vrouw die een minirok draagt medeschuldig als ze wordt verkracht?’
Reflectie
Toch zou de zorg van de briefschrijvers, hoezeer die nu ook wordt veroordeeld, weleens een voorbode kunnen blijken van een discussie die luider gaat klinken als Duitsland over de eerste schok van de Oekraïne-oorlog heen is. Op dit moment is het land vooral bezig het inzicht te verwerken dat tientallen jaren van rotsvast geloof in ‘vrede zonder wapens’ meer op hoop dan op realisme was gebaseerd. In elk geval wat betreft Rusland – met afstand de belangrijkste factor in de Duitse veiligheidsdoctrine.
Duitsland werpt zich al sinds de Ostpolitik van Willy Brandt in de jaren 70 op als voorvechter van dialoog, economische samenwerking, en internationaal recht als middelen om vrede te handhaven. Het land leverde geen wapens aan actieve conflicten. Ook, en juist, wat betreft Rusland was het Duitse beleid: immer toenemende (economische) samenwerking als waarborg voor de vrede. Wandel durch Handel. Een aangenaam neveneffect was dat Duitsland daar steenrijk van werd.
En toen viel Rusland Oekraïne binnen. Nog geen drie dagen later besloot de Duitse regering Oekraïne te bewapenen én 100 miljard euro vrij te maken voor een heropbouw van de Duitse strijdkrachten – bijna twee keer zoveel als het jaarlijkse Russische defensiebudget. Daarmee maakte de Duitse regering een rigoureus einde aan bijna tachtig jaar politiek pacifisme.
Sindsdien staan de kranten bol van opiniestukken die schaamtevol concluderen: wat zijn wij Duitsers naïef geweest. Afgelopen weekend nog schreef Der Spiegel dat de oorlog in Oekraïne “vele levensleugens van de Duitsers begraven heeft. Daaronder de ogenschijnlijke zekerheid dat wie met elkaar praat niet op elkaar schiet. En het idee dat militaire afschrikking middels een goed bewapend leger een concept uit het verleden is.”
Duitsland vreest zichzelf
Maar de verandering gaat nu wel heel snel. En de emotie die ten grondslag ligt aan het Duitse motto van ‘vrede zonder wapens’ is niet veranderd: Duitsland vreest zichzelf. De Duitse buitenland- en veiligheidspolitiek is goeddeels op die vrees gebaseerd. De briefschrijvers, op hun beurt, vrezen niet alleen voor het morele kompas van hun land, maar ook voor de teloorgang van een politieke filosofie die in hun ogen al sinds de jaren 50 voorkomt dat het land opnieuw ten prooi valt aan de donkere kanten van zijn natuur. Ze vrezen voor de naoorlogse ziel van Duitsland.
Het verklaart ook waarom deze pijnlijke, moeizame discussie nauwelijks speelt in andere Europese landen die Oekraïne steunen. Veel Britten, bijvoorbeeld, groeien op in het spiegelbeeld van de Duitse zelfkennis: de rotsvaste overtuiging dat wat hun land doet per definitie het moreel juiste is.
De Lage Landen worden evenmin bezwaard door een pijnlijke recente geschiedenis, en zijn bovendien veel kleinere landen: ze kúnnen simpelweg niet eigenhandig het verloop van een oorlog serieus beïnvloeden. Duitsland kan dat wel, als het ervoor kiest zich te ontwikkelen in een militaire grootmacht die zich op het wereldtoneel kan doen gelden.
Te midden van wat filosoof Habermas, tot woede van zijn critici, omschreef als een al te emotioneel we-moeten-iets-doen-gevoel is er vooralsnog weinig twijfel over de nieuwe Duitse koers. Maar als het stof in Oekraïne straks is gaan liggen en de tijd voor reflectie aanbreekt, kan in Duitsland weleens de vraag opkomen: durven we echt afscheid te nemen van onze vertrouwde plek in de wereldorde?