Maandag 29/05/2023

AchtergrondZweden

Waarom de kloof tussen arm en rijk nergens zo hard groeit als in Zweden

In Stockholm is er tussen de armere en rijkere wijken een verschil van ongeveer zestien jaar in levensverwachting.  Beeld Getty Images
In Stockholm is er tussen de armere en rijkere wijken een verschil van ongeveer zestien jaar in levensverwachting.Beeld Getty Images

Zweden werd lang gezien als socialistische heilstaat, met progressieve belastingheffing en universele welvaart. Maar in geen enkel westers land groeit de ongelijkheid sneller. Na twee decennia van neoliberalisme lopen er flinke kloven door het ooit zo gelijke Zweedse landschap.

Sander Schimmelpenninck

Achter het koninklijk paleis in Stockholm, aan de Arsenalsgatan, houdt de onderkoning van Zweden kantoor. Jacob Wallenberg is de vijfde generatie van een familie die door de The Economist en The Financial Times de invloedrijkste van Europa wordt genoemd, “discreter dan de Agnelli’s en rijker dan de Roth­schilds”. Op een moment in de vorige eeuw was 40 procent van de Zweden in dienst van een van de bedrijven die onder het imperium van de familie vallen.

Jacob Wallenberg komt exact op tijd binnen en knikt vriendelijk. Hij is van beschaafde proporties, en zijn grijze haar met slag en Brits aandoende jasje geven hem een understated oudgeldlook. Hij pakt een blanco A4’tje en begint rondjes te tekenen, die hij driftig met lijntjes verbindt. “Voordat je begint met jouw vragen, maak ik even een tekening van de stichtingsstructuur, zodat je begrijpt hoe het werkt.”

Het Wallenberg-imperium – met als familiespreuk esse, non videri (“zijn, niet lijken te zijn”) – begon 165 jaar geleden. Een voorvader richtte destijds de Enskilda Bank op, tegenwoordig SEB. Toen aan het einde van de negentiende eeuw een finan­ciële crisis een aantal klanten van de bank op het randje van faillissement bracht, koos de bank eieren voor zijn geld, door aandelen in ruil voor financieel respijt te accepteren. “Zo werden we industriëlen, zonder dat het ooit de bedoeling was.”

In 1917 besloot Knut Wallenberg, de kinderloze maar zeer succesvolle roerganger van het imperium, het gehele vermogen in een stichting te stoppen. “De hele familie zal ongetwijfeld geapplaudisseerd hebben”, zegt Wallenberg met een ironisch lachje. Zijn voorvader bepaalde dat elk jaar een flink bedrag moet worden gegeven aan onderwijs en onderzoek in het landsbelang (landsgangeligt). “Dat is zoals de wereld toen werkte”, verontschuldigt hij zich voor de nationale insteek. Anno 2021 bedraagt de jaarlijkse gift van de Wallenberg Stichting zo’n 200 miljoen euro. Hoewel de Wallenbergs vaak worden omschreven als eigenaren, zijn ze dat dus niet. “Daarin zou wel eens de sleutel kunnen liggen voor het feit dat wij er in de vijfde generatie nog altijd zijn.”

Sociaal contract

Wallenberg is een uitzondering in Zweden; net als bij ons laten de rijken zich niet graag zien en vinden zij hun vermogen in hoge mate te rechtvaardigen, zonder dat ze dat overigens ooit doen. Maar er is iets dat Zweden uitzonderlijk maakt: in geen enkel westers land groeide de ongelijkheid de afgelopen decennia sneller. Het land is daarmee een uitvergroting van de economische koersverandering die het gehele Westen maakte in de jaren tachtig van de vorige eeuw. En mogelijk een voorspeller van waar te grote ongelijkheid toe kan leiden.

De relatie van de Zweden met de rijken is complex, zoals eigenlijk overal in Europa. Het provincialisme dat de Europeaan, en zeker de Zweed, nu eenmaal eigen is, vraagt van de rijken zich te gedragen en verschillen niet te groot te laten worden. Zo wordt het sociale contract nageleefd, de collectiviteit in acht genomen en functioneert de maatschappij. Tot zover de theorie, want die beschavingsmantra wordt door vele moderne rijken, en opvallend veel niet-rijken, steeds vaker afgedaan als ordinaire jaloezie.

Grote private rijkdom is een relatief nieuw fenomeen in Zweden. Na de Tweede Wereldoorlog kon de Zweedse industrie leveren, dankzij de neutraliteit van het land tijdens de oorlog (of opportunisme, daar verschillen de meningen over), terwijl de rest van Europa aan het wederopbouwen was. Dat zorgde voor welvaart, die evenwel bijna volledig naar de staat ging.

Het volkshuis

Zweden werd onder de oppermachtige sociaal-democraten het toonbeeld van gelijkheid. De staat was daarbij het folkhemmet (het ‘volksthuis’), als een familie die voor iedereen zorgt. Het was een tijd waarin niemand achterbleef, maar ook niemand boven het maaiveld uitstak. Privévermogen was er nauwelijks. Wallenberg: “In 1970 was er één Rolls Royce in Zweden, van een artiest. Maar verder waren er geen rijken. Er waren alleen wat grootgrondbezitters, maar de mogelijkheden om hun bezit te gelde te maken waren zeer beperkt.”

In de jaren zeventig kwam er een handvol grootindustriëlen bovendrijven, zo vertelt Jesper Roine, professor aan de Stockholm School of Economics. “Wat Zweden uniek maakte ten opzichte van andere Europese landen, was de grote overeenstemming tussen bedrijven, politiek en vakbonden. Men besefte heel goed dat het als klein land maar één optie had: we moeten een succesvol exportland worden.”

De Zweedse sociaal-democratie was druk bezig met het faciliteren van de grote bedrijven, maar zag tegelijkertijd de kleine en middelgrote ondernemingen als tijdsverspilling. Roine: “In die periode was Zweden voor ondernemers erg onvriendelijk met zeer hoge belastingen op inkomen en bezit.” Maar die belastingen raakten vooral de ‘relatieve rijken’, oftewel de kmo’s, de grote ondernemingen werden gespaard.

Het zorgde ervoor dat succesvolle nieuwkomers, zoals H&M en Ikea, gefrustreerd raakten en Ikea haar hoofdkantoor in een belastingparadijs als Nederland parkeerde. ’s Lands bekendste ondernemer, Ikea-oprichter Ingvar Kamprad, nam al in de jaren zeventig de benen naar Zwitserland. Naarmate er meer en meer Zweedse rijken op belastingvlucht sloegen, werd duidelijk dat er wat moest veranderen.

Afschaffen

Zweden transformeerde onder de sociaal-democraten van het hoogst belaste land ter wereld naar een voor ondernemers en rijken zeer laag belast land. Toch bleven de Zweedse rijken, vooral na de deregulering van de financiële markten in de jaren tachtig, massaal de belastingen ontwijken. Ze werden daarbij geholpen door de vele uitzonderingen die de sociaal-democraten invoerden, waardoor de vermogens­belasting al snel een ‘vrijwillig’ karakter kreeg.

Het hardnekkige zelfbeeld van Zweden als het linkse gekkie van Europa en de opstekende neoliberale wind zorgde ervoor dat de sociaal-democraten massaal de handdoek in de herverdelingsring gooiden. Ze besloten hun rammelende belastingen niet te hervormen, maar geheel af te schaffen. Eerst de erfbelasting (2005), kort daarna de vermogensbelasting (2007). Het aantal kronenmiljardairs steeg explosief.

Vanaf het kantoor van de Wallenbergs in het peperdure Östermalm is het een kwartier wandelen naar het niet veel goedkopere Norrmalm. Op de Olof Palmes gata trekt een zwarte Ferrari hard op, alsof de bestuurder de vermoorde salonsocialist nog een trap na wil geven. De straat leidt naar het hoofdkantoor van de machtige Zweedse vakbond LO, een pompeus zalmroze pand met natuursteen en aan de gevel fresco’s uit de jaren dertig.

Dienstmeisjes

Lisa Pelling, hoofd van de progressieve denktank ‘Arena Idé’, heeft om de hoek haar kantoor. Ze is een van de aanjagers van het Zweedse ongelijkheidsdebat. Die snel toenemende ongelijkheid kan overigens makkelijk worden opgespoord: in Zweden kan iedereen de belastingopgave van de buurman opvragen. Die buurman krijgt wel bericht dat je in zijn portemonnee zit te neuzen, een beetje ongemakkelijk.

Pelling: “De rijken hebben geprofiteerd van enorme belastingverlagingen.” De rechtse regering, die van 2006 tot 2014 aan de macht was, kwam met een reeks belastingvoordelen voor het inkomen uit arbeid, waardoor de belastingtarieven voor de rijken aanzienlijk werden verlaagd. Degenen die hun inkomen verdienen als bedrijfseigenaar, profiteren van een van de laagste vennootschapsbelastingtarieven in de Europese Unie. “Daarnaast is er een royale hypotheekrenteaftrek, aftrekmogelijkheden voor renovaties aan het eigen huis en huishoudelijke diensten. Zelfs dienstmeisjes worden gesubsidieerd.”

Jesper Roine maakt zich geen grote zorgen: “De ongelijkheid en de belastingheffing is sinds de jaren tachtig van extreem-progressief naar wat je Europees gezien ‘normaal’ zou kunnen noemen gegaan. En nog altijd zijn we een van de meest gelijke maatschappijen. Laten we dus niet doen alsof we opeens het Amerika van Europa zijn.”

Ook Jacob Wallenberg ziet geen probleem. “We zijn nog steeds het land met de op vier na hoogste belastingdruk in de wereld, we hebben nog steeds de op één na laagste ceo-salarissen in Europa.” Ook om de afschaffing van de erfbelasting laat de kapitalist geen traan. “Laten we wel wezen: erfbelasting is meer een kwestie van principe, dan dat het veel oplevert.”

Blinde vlek

Het thema van vermogensongelijkheid lijkt nog een blinde vlek in het ogenschijnlijk zorgeloos kapitalistische Zweden. Terwijl juist die vermogensongelijkheid zichtbaar pijn begint te doen. Het merendeel van de Zweedse privévermogens is inmiddels geërfde rijkdom, en er ontstaan in sneltempo parallelle samenlevingen.

Pelling: “We hebben een zelfbeeld van het meest gelijke land van de wereld, wat we in veel opzichten ook zijn, maar wie de onderliggende bewegingen bekijkt, ziet dat we geen enkele stap vooruit meer nemen, maar zelfs stappen achteruit zetten.”

De inkomens- en vermogensstatistieken onthullen slechts een deel van dat verhaal. Zo is er tussen de armere en rijkere wijken in Stockholm een verschil van ongeveer zestien jaar in levensverwachting. Zweden die maar een paar metrostations uit elkaar wonen, ervaren een heel andere kwaliteit van scholen, gezondheidszorg en levensmogelijkheden.

Het schoolsysteem is een goed voorbeeld van het Zweedse probleem. Scholen mogen winst maken, terwijl ze volledig worden gefinancierd door de overheid. Ze mogen zelf hun selectiecriteria bepalen en een schoolgebouw openen waar ze maar willen.

Pelling: “Dat betekent dat scholen vooral openen op plekken met veel hoger opgeleide ouders, met relatief ‘goedkope’ kinderen, zodat er zoveel mogelijk winst wordt gemaakt. In de slechte wijken zijn de kinderen hulpbehoevender en dus duurder, en worden de scholen slechter en slechter. Sommige eigenaren van de scholen zijn private-equityfondsen. Het is toch absurd om het onderwijs van onze kinderen aan dat soort sprinkhanen over te laten?”

Een andere scherprechter is de huizenmarkt. Hoewel de grote steden geen last hebben van huisjesmelkers, omdat appartementen niet gekocht mogen worden om te verhuren, is de huizenmarkt in Zweden zeer statisch. Wie een schaars stadsappartement van zijn ouders erft, slaat een niet te overbruggen gat met mensen die geen rijke ouders hebben. Zeker in een stad als Stockholm, waar een appartement van 75 vierkante meter makkelijk voor 1,2 miljoen euro wordt verkocht.

Bevrijding

Het neoliberalisme moet voor de babyboomgeneratie als een bevrijding hebben gevoeld. Veel van hen waren jong en ambitieus in de jaren zeventig, maar zagen hun ondernemerschap fiscaal gesmoord. In de afgelopen decennia haalden zij hun gram.

In Nederland was er het totale onbegrip voor de Zweed Anders Moberg, toen hij als ceo van Ahold fel bekritiseerd werd over de hoogte van zijn salaris. Na het uitlekken van de Panama Papers in 2017 bleek dat de Zweedse babyboomrijken het mantra van de film Wall Street – greed is good – nogal serieus hadden genomen. En de voormalige Scania-baas Leif Östling, geconfronteerd met miljoenen aan ontweken belasting, sneerde tegen een tv-journaliste: “Wat krijg ik in godsnaam terug voor mijn geld?”

Het viel verkeerd bij de Zweden, die ministers hebben laten struikelen over onterecht gedeclareerde chocoladerepen en andere kleinigheden. Al eerder, in 2015, hield een groot schandaal het land in de greep. Veel topbestuurders zouden op kosten van bedrijven naar een sportevenement zijn gevlogen, inclusief vrouwen en kinderen, waar ze in een lodge op een elandenjachtterein achterkamerdeals zouden hebben gesloten. Het schandaal leidde ertoe dat het Zweedse financiële dagblad Dagens Industri de Zweedse kapitalisten publiekelijk tot de orde riep en herinnerde aan hun verantwoordelijkheden.

Champagnespuiten

Het mag duidelijk zijn dat het neoliberalisme op gespannen voet staat met het Zweedse egalitarisme, dat de laatste jaren uitsluitend nog met de mond beleden lijkt te worden. De snel groeiende ongelijkheid wordt ook steeds ostentatiever getoond. De kinderen van de babyboomers nemen het niet zo nauw met hun protestantse roots en gelden als de internationale uitvinders van het decadente champagnespuiten, in het Zweeds vaskning genoemd, waarbij voor elke opgedronken fles champagne een tweede fles wordt leeggespoten.

Wallenberg trekt een zuinig mondje wanneer ik mijn observaties deel. “Ik maak me extreme zorgen over de spilzucht en het materialisme van de Zweden, maar om een andere reden: quantitive easening, te veel goedkoop geld. Mijn kinderen zijn rond de dertig, en hun idee van de waarde van geld is volstrekt anders dan dat van mij. Maar dat is in de hele wereld aan de gang, lijkt me.”

Wallenberg ziet de oplossing duidelijk niet in hogere belastingen, al is hij er wel bang voor. “Maar Zweden zou zichzelf daarmee in de voet schieten.”

Jesper Roine heeft enig begrip voor Wallenberg. Als econoom is hij niet per definitie tegen ongelijkheid, want die kan immers de race naar groei, efficiëntie en innovatie stimuleren. Als ongelijkheid is gestoeld op hard werken, is dat voor een econoom geen groot probleem. “Maar de huidige ongelijkheid groeit niet door de uitkomst van werk en ondernemerschap, maar uit waardestijgingen van vermogensbestanddelen zoals vastgoed.”

Sovjet-Unie

Hij ergert zich, net als Lisa Pelling aan de onvolwassenheid van het debat. “Wanneer je ongelijkheid ter sprake brengt, worden meteen de jaren zeventig en de Sovjet-Unie erbij gehaald. Je moet eigenlijk Jacob Wallenberg zijn om ermee weg te komen, omdat dit onderwerp links zou zijn. Maar ik ben helemaal niet links.”

Pelling is dat wel, en een stuk resoluter. “Er is geen belasting op vermogen, erfenissen en schenkingen. Daarin is Zweden extreem en dat is gevaarlijk.” Het is volgens haar ook in Zweden duurder geworden om arm te zijn, en goedkoper om rijk te zijn. Daarmee is Zweden niet langer de uitzondering op de westerse regel, maar gezien de snelheid waarmee Zweden is veranderd, lijkt het een reëel risico dat Zweden wederom een uitzondering wordt. Dan geen sociale, zoals in de jaren zeventig, maar een neoliberale.

Pelling herkent een patroon. “Het Zweedse exceptionalisme is nog altijd een populair idee, we willen graag vooroplopen. Als we iets doen, dan doen we het ook goed. Dat gold vroeger voor de sociaal-democratie, en nu helaas voor het neoliberalisme.”

Nu belangrijker dan ooit: steun kwaliteitsjournalistiek.

Neem een abonnement op De Morgen


Op alle artikelen, foto's en video's op demorgen.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar info@demorgen.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234