InterviewWerner Govaerts (Steineronderwijs)
Waarom dalen de punten van steinerstudenten in het hoger onderwijs?
Leerlingen die afstuderen aan een steinerschool scoren gemiddeld slechter in het hoger onderwijs. Toch keurde het Vlaams Parlement deze week afwijkende eindtermen voor het steineronderwijs goed. Vijf vragen aan Werner Govaerts van de vzw Middelbare Steinerschool Vlaanderen.
De doorstroom naar het hoger onderwijs is kleiner bij afgestudeerden van een steinerschool. Hoe komt dat?
Govaerts: “Wij hebben jaarlijks net geen tweehonderd afgestudeerden, verdeeld over de negen middelbare steinerscholen in Vlaanderen. Dat aantal is statistisch te klein om correcte uitspraken over te kunnen doen. Veel leerlingen gaan ook nog een jaar of langer in het buitenland studeren en komen niet in de statistieken voor. Zo merk je dat individuele beslissingen van alumni heel zwaar doorwegen. Met zulke kleine aantallen kan je gewoon geen juiste conclusies trekken.”
Wiskunde blijkt vaak een pijnpunt. Zetten steinerscholen bewust in op andere disciplines?
“Wij bieden een studierichting met vier uur wiskunde per week. Als je ons vergelijkt, moet je dat doen met een richting zoals humane wetenschappen die ook maar vier uur aanbiedt. Andere vergelijkingen hebben geen zin. Leerlingen die de intentie hebben iets wiskundig of technisch te studeren, raden we aan om nog een tussenjaar te doen om die wiskunde bij te schaven. Naast het brede spectrum aan algemene vakken geven wij ook meer kunstzinnige vakken. Het is niet de bedoeling dat we van al onze leerlingen kunstenaars of toneelspelers maken, maar het is de ervaring van schilderen of samen musiceren, en daarin ook beter worden, die wij heel belangrijk vinden.”
Waarom wilden jullie afwijkende eindtermen?
“De originele eindtermen zijn ontworpen met het oog op de evaluatie van kennis van universiteitsstudenten. Dat het hele onderwijs gericht is op cognitie en abstractievermogen vinden wij te eenzijdig en beperkt. Zelfs de eindtermen voor cultureel bewustzijn zijn gericht op kennis: leerlingen moeten oordelen en bespreken, terwijl wij vooral willen dat ze doen en ervaren. Onze eindtermen gaan dus vaak over dezelfde inhoud, maar de aanpak verschilt. Daarnaast wordt er in de reguliere eindtermen vaak een lineaire opbouw van de leerstof gevolgd. In het eerste jaar beginnen ze dan met eenvoudige dingen en dat wordt in de volgende jaren steeds complexer. Wij doen dat veel thematischer, aan de hand van de innerlijke ontwikkeling van het kind. In die zes jaar middelbaar zien we dus eigenlijk grotendeels dezelfde leerstof, maar met een andere ordening.”
steineronderwijs wordt steeds populairder. Hoe komt dat?
“Ik denk door onze kleinschaligheid. Dat bedoel ik niet globaal genomen, maar per school: iedereen kent er iedereen. Daarnaast vinden ouders het ook steeds belangrijker dat wij naast de algemene taal- en wetenschapsvakken ook inzetten op thema’s als kunst en natuur. Door die andere attitude leren kinderen breder te denken. Bij ons leren ze zorgzaam omgaan met hun omgeving en met elkaar.”
Vindt u dat er op een andere manier onderzoek naar onderwijs gedaan moet worden?
“Het onderzoek over de slaagcijfers van eerstejaarsstudenten is veel te eenzijdig. Deze week verscheen er in De Morgen nog een artikel dat kinderen meer buiten moeten spelen, dat ze risico’s moeten leren nemen, dat ze niet altijd begeleid moeten worden. Voor de steinerpedagogie zijn dat allemaal zeer evidente zaken. De nieuwe wetenschap, die multidisciplinair is en niet enkel kijkt naar de statistieken van één parameter, legt verbanden tussen bijvoorbeeld vrij spel, sociale vaardigheden en fysieke gezondheid. Dat breed perspectief is de wetenschap van de toekomst. In de samenleving is dat paradigma wel stilaan aan het verschuiven, maar het ministerie van Onderwijs is nog niet mee.”