Reportage
‘Waar gaat u vannacht slapen, meneer?’ Vrijwilligers tellen de duizenden daklozen in Parijs
Om in kaart te brengen wat daklozen nodig hebben, gaan vrijwilligers in Parijs met enquêtes en zaklampen de straat op.
"Lastig, heel lastig", fluistert Gwenaëlle Gontier terwijl ze knikt naar een man die in het schijnsel van de straatverlichting een sandwich zit te eten. Normaal gesproken niets alarmerends, maar zijn bagage (twee volgestouwde plastic tassen) en het tijdstip (bijna middernacht) brengen de 38-jarige onderwijzeres aan het twijfelen. "Wat denken jullie? Misschien zit hij wel gewoon rustig zijn broodje te eten en gaat hij daarna naar huis."
Gontier is een van de 1.700 vrijwilligers die meedoen aan de Nuit de la Solidarité, een daklozentelling in Parijs. Tijdens een twee uur durende cursus heeft ze geleerd dat je geen slapende daklozen moet wakker maken, niet zomaar tentjes moet openritsen en daklozen nooit moet tutoyeren. Maar waaraan zie je of een potentiële dakloze daadwerkelijk dakloos is? Ze besluit het even aan te kijken. "We komen hier straks weer langs. Als hij er dan nog zit, spreken we hem aan."
In zekere zin horen daklozen bij Parijs. Van verlopen oudere clochards die in al dan niet beschonken toestand om kleingeld vragen, kijkt geen Parijzenaar op. De stad heeft relatief veel voorzieningen voor daklozen en trekt hen dan ook als een magneet aan. Maar het aantal 'SDF' (sans domicile fixe, 'zonder vaste woning') is de afgelopen decennia zienderogen toegenomen. "Hele families in tentjes of onder viaducten, dat zag je vroeger niet", zegt Gontier.
Gewapend met enquêteformulieren en zaklampen en gehuld in lichtblauwe hesjes trekken vierhonderd teams - bestaande uit drie à vier vrijwilligers en een professionele begeleider - door de straten. Het totale aantal getelde daklozen - dit jaar 3.552, ietsje minder dan vorig jaar - zegt niet zo veel; willekeurige factoren als het weer kunnen de telling beïnvloeden. De gemeente hoopt vooral de specifieke noden van de personnes en situation de rue in kaart te brengen.
"Hebben we deze straat al gehad?" Sociaal werker Fany Piesseau (49) tuurt naar het kaartje van 'haar' gebied, een arme buurt in het noordoosten van de stad. Om doublures te voorkomen moeten de tellers zich nauwgezet aan de voorgeschreven route houden. Piesseau was aanvankelijk sceptisch. Mensen tellen alsof het tuinvogels betreft, dat klonk bedenkelijk. Maar toen ze zag dat de gemeente de uitkomsten van de eerste telling gebruikte voor concrete beleidsmaatregelen, zoals meer opvanglocaties voor vrouwen, ging ze overstag.
Rugzak gejat
Voor de rolluiken van een beautysalon zit een man met een thermomuts en twee jassen over elkaar. Als Gontier hem vraagt waar hij de nacht gaat doorbrengen, kijkt hij haar glazig aan. "English?" De man knikt. Hij komt uit Bangladesh en is via Italië in Frankrijk beland, vertelt hij in gebroken Engels. Het tentenkamp waar hij verbleef, is drie dagen geleden door de politie ontruimd. Sindsdien zwerft hij door de stad. "Weet u waar u zich kunt wassen?" vraagt Gontier in het Frans. Ze wrijft haar handen over elkaar, alsof ze zich wast. "Wash?"
Hoeveel ongedocumenteerde asielzoekers er onder de daklozen zijn, blijft onbekend. De enquêtes worden anoniem afgenomen; naar afkomst wordt niet gevraagd. De leeftijd en het geslacht van de ondervraagde daklozen worden wel genoteerd. De eerste telling bracht aan het licht dat het aantal vrouwen op straat veel hoger is dan werd aangenomen, zo'n 12 procent van de daklozenpopulatie.
Waar hij behoefte aan heeft? De 38-jarige Stéphane moet er lang over nadenken. Sinds oktober is hij dakloos. In de opvang waar hij belandde, werd al na één nacht zijn rugzak gejat. Sindsdien woont hij in een eenpersoonstentje op een smalle modderstrook, omringd door verfomfaaide plastic tassen en platgetrapte bierblikken. Voor de tent ligt een crackpijpje.
Stéphane heeft af en toe moeite om aan voldoende eten te komen, vertelt hij schoorvoetend. Nadat hij drie keer beleefd heeft afgeslagen, neemt hij het verpakte madeleine-cakeje aan dat Gontier hem aanbiedt. Of hij verder nog iets zou willen? Tja, een huis, zegt Stéphane lachend. En beetje geld zou ook niet verkeerd zijn. "Maar dit is de straat, hè. Hier heb je niet veel te willen."