ColumnDe Megastad
Voor geen goud ga ik weg uit het centrum van Rio
Metropolen bieden een groeiend deel van de wereldbevolking onderdak. Hoe houden de mensen het daar leefbaar? Correspondenten doen wekelijks verslag vanuit hun eigen megastad. Deze week: Wies Ubags in Brazilië.
“Hij gaat zeker in een duur hotel zitten”, sneert een vriendin op de groepsapp. “Nou, een bakker gaat hij niet vinden”, gnuift een ander. En een derde herinnert ons eraan dat nieuwe woningen in het centrum alleen in een peperdure fancy torenflat in de rua Visconde de Inhaúma te koop staan, die gewone stervelingen voor geen meter kunnen betalen.
Schepen van ruimtelijke ordening Washington Fajardo gaat een week in het centrum van Rio de Janeiro wonen om met bewoners te praten en de sfeer te proeven. Doel: hij wil het verkommerde en verkrotte centrum weer leefbaar maken. In tegenstelling tot mijn cynische vrienden vind ik het een prima plan. Zeker nu door de coronacrisis veel winkels en barretjes in het centrum het loodje hebben gelegd is de leegstand alleen maar erger geworden.
Terwijl het centrum van Rio zo mooi is! Er staan nog veel panden van rond 1900 met hoge houten openslaande ramen en mooie versierde gevels. Veel ervan zijn onderhouden en staan goed in de verf, maar ook veel ervan staan op instorten. Achter de afbrokkelende gevels groeit een jungle, van het huis is niets meer over. Maar het is nog niet te laat om aan dat oude centrum een boost te geven.
Rio heeft last van wat heel veel grote steden in Latijns-Amerika doormaken: ze groeien van het centrum af. De financieel beter gesitueerden vestigen zich in veiligere nieuwbouwwijken en in het centrum zitten alleen nog de overheidsinstellingen en de banken. De bedrijvigheid daaromheen is uitsluitend gericht op de werknemers van deze instellingen: restaurants voor de lunch en dergelijke. ‘s Avonds valt het centrum van Rio de Janeiro stil. Over straat lopen is dan gevaarlijk, net als in het weekend.
Toen ik me in 2013 in Rio vestigde, besloot ik in het centrum te gaan wonen, omdat het goedkoper was. Mijn collega-correspondenten verklaarden me voor gek. “Veel te gevaarlijk”, was hun gemeenschap- pelijke oordeel. Ik woon er nu nog steeds en voor geen goud ga ik weg. Ik ben dol op de smalle straatjes met die oude gevels en heb geen zin om in een met schrikdraad afgeschermd appartementencomplex elders in de stad te gaan wonen. Natuurlijk is het centrum niet dood, je moet de plekjes weten.
Maar dat er iets moet gebeuren, staat vast, en dat de schepen – nog geen maand in functie – daar werk van wil maken, is alleen maar toe te juichen. Hij wil een werkgroep oprichten waarin ook centrumbewoners zitten die binnen 120 dagen met plannen komt voor verbetering. Daarin moet volgens hem ruimte zijn voor bewoning en dat is waar het centrum van Rio behoefte aan heeft: mensen die er ook ’s avonds rondlopen, van en naar hun huis, mensen die naar de bakker gaan en een biertje drinken op een terras. Fajardo wil dat zo veel mogelijk gebruik wordt gemaakt van oude panden om het centrum te bevolken.
Nu nog mensen vinden die daar interesse in hebben. Dat zal na jaren van verkommering niet meevallen. Maar ik moet denken aan een van mijn favoriete boekhandels: Al-Farabi in de rua do Rosário. Een paar jaar geleden ging Al-Farabi dicht en er kwam niets voor in de plaats. De ramen werden dichtgetimmerd met planken, alleen het uithangbord herinnerde nog aan het verleden. Onlangs kondigden twee vriendinnen op Facebook de heropening van Al-Farabi aan. Als er twee schapen over de dam zijn, moeten er meer volgen.