AchtergrondOnderwijs
Vlaams onderwijs beraadt zich over chatbot die huiswerk maakt: ‘De toekomst van professioneel schrijven’
Leerlingen van publieke scholen in New York mogen ChatGPT niet langer gebruiken. De artificieel intelligente tool kan snel teksten schrijven en vragen oplossen, waardoor leerkrachten voor bedrog bij huiswerk vrezen. Het Vlaamse onderwijs beraadt zich over de tool, al pleiten experts ervoor om ChatGPT te omarmen.
Een boekbespreking maken, een opstel schrijven of de structuur van een essay uitdenken. Het zijn opdrachten waar scholieren en studenten zich wekelijks heel wat uren mee bezighouden, maar met ChatGPT hebben ze sinds eind vorig jaar een handig hulpmiddel. De chatbot van het Amerikaanse technologiebedrijf OpenAI kan in een mum van tijd teksten schrijven die van een bijzonder hoog niveau zijn. De tool betekent een doorbraak binnen het domein van de artificiële intelligentie en wordt al door miljoenen mensen gebruikt.
Alleen is niet iedereen binnen het onderwijsveld enthousiast over de chatbot. Het educatieve departement van New York verbiedt leerlingen om er gebruik van te maken. De argumentatie daarvoor herinnert wat aan het discours uit de begindagen van Wikipedia en digitale spellingcorrectors. De angst dat digitale hulpmiddelen minder kritisch of lui zouden maken, is sterk aanwezig.
Binnen het Vlaamse onderwijsveld heerst er eveneens onduidelijkheid over de manier waarop scholen met de artificieel intelligente tool moeten omgaan. Voorlopig krijgen de onderwijskoepels er weinig vragen, maar het is duidelijk dat de technologie niet zomaar zal verdwijnen. Na de kerstvakantie zullen de pedagogische diensten van het katholiek onderwijs en het Gemeenschapsonderwijs (GO!) zich daarom over de zaak beraden. “Artificiële intelligentie is niet meer weg te denken uit de samenleving”, zegt GO!-woordvoerder David Janssens. “We willen graag handvaten aanreiken over hoe de technologie naast de klassieke middelen gebruikt kan worden.”
Het kan daarbij interessant zijn om leerkrachten een groter bewustzijn over de impact van de innovatie bij te brengen. Identificeren of een opstel door een middelbare scholier of door ChatGPT geschreven werd, is moeilijker dan het lijkt. Edward Tian, een student computerwetenschappen aan de Amerikaanse Princeton University, ontwikkelde daarom een programma dat teksten analyseert en inschat of ze van de hand van een menselijke auteur zijn. Het houdt daarbij rekening met hoe complex en uniform zinnen zijn.
Een efficiënt en Nederlandstalig equivalent van het programma is er niet, maar volgens professor computerlinguïstiek Walter Daelemans (UAntwerpen) wordt daar wel aan gewerkt. “Een systeem zou ieder opstel kunnen vergelijken met teksten waarvan je als leerkracht zeker bent dat de leerling ze zelf schreef. Zo kan je inschatten wie de auteur is.” Al vertelt hij daarbij wel dat zoiets heel wat tijd én moeite kost.
Als alternatief voor de New Yorkse nultolerantie kan het onderwijsveld er ook voor kiezen om zich aan de nieuwe realiteit aan te passen. Daarbij moet er wel aandacht zijn voor de sterktes én de zwaktes van de technologie. Zo heeft ChatGPT het momenteel nog moeilijk om uitgebreide academische papers te schrijven en is de tool niet volledig betrouwbaar. “Het systeem kan zodanig mooi formuleren dat je er snel door misleid kan worden”, zegt professor en hoofd van de onderzoeksgroep Digital Mathematics Ann Dooms (VUB). Zelf ontdekte ze onlangs dat het systeem nog steeds moeite heeft om met wortels te rekenen. Ook aantonen dat de formule voor een kwadratische vergelijking klopte, bleek onmogelijk te zijn. “Het blijft een taalmodel. Puur uit de taal afleiden wat een wortel is of hoe een wiskundige logica werkt, is blijkbaar lastig”, zegt ze.
Artificieel intelligente systemen maakten de voorbije jaren een bijzonder snelle ontwikkeling door. De kans is niet gering dat de ontwikkelaars van ChatGPT de huidige problemen straks oplossen of een samenwerking aangaan met modellen die op wiskundig vlak sterker staan. Hoe dan ook gelooft zowel Daelemans als Dooms dat de technologie een goed hulpmiddel kan zijn.
Dooms verwijst daarbij naar de Duitse leerkracht Hendrik Haverkamp. Hij besloot om zijn leerlingen actief bij te staan terwijl ze artificieel intelligente tools als ChatGPT gebruikten. Ze moesten daarbij kritisch met de output omgaan en aangeven welke elementen ze al dan niet wilden behouden. Het is een aanpak die Dooms inspireert, ook zij wil haar studenten in het komende semester graag met de technologie laten kennismaken. “Voor wiskundigen is het heel interessant om te achterhalen waar de redenering van zo’n systeem misloopt. Daar kan je zelf ook veel uit leren.”
Het is ten slotte best mogelijk dat bepaalde leerlingen een hulpmiddel als ChatGPT gebruiken om ‘vals te spelen’ wanneer ze hun huiswerk maken, maar voor zulke mensen waren er eerder ook al manieren om hun werk te vergemakkelijken. In het lager en secundair onderwijs helpen ouders graag een handje mee, in het hoger onderwijs worden schoolopdrachten soms tegen betaling gemaakt door derden. “Je kan sowieso moeilijk iets beoordelen dat thuis gemaakt werd”, zegt Dooms. De populariteit van ChatGPT kan daarom een aanleiding zijn om over moderne evaluatievormen na te denken. “We moeten studenten leren hoe ze de technologie met creatieve inbreng kunnen gebruiken. Het is de toekomst van het professioneel schrijven”, besluit Daelemans.