Onze man belde zijn vrienden in Zuid-Italië. Ze zaten thuis pasta te eten. ‘Als we hier levend uitkomen, zullen we tien kilo zwaarder zijn.’
Mijn vrouw noemt de Basso Salento, het stukje Puglia beneden Lecce, altijd Het Beloofde Land. Haar moeder is er geboren, ze heeft er de zomers van haar jeugd gesleten, en nog steeds brengen we er al onze vakanties door. De mooiste kusten en de meest verfijnde keuken van Italië vind je daar. En Lecce, het Firenze van het zuiden, is met voorsprong de coolste provinciehoofdstad. Daar kan niet over gediscussieerd worden. De maffia heeft altijd moeite gehad om er voet aan de grond te krijgen. En het coronavirus nu ook.
Lucio Pappaccogli is een van onze vrienden ter plaatse. Winter en zomer is hij aan zee te vinden. Hij is de man die de ricci – zeeëgels – opduikt. Lucio vindt dat je die lekkernij niet op restaurant moet consumeren, maar in het water.
In het ziekenhuis van Tricase, een stadje met iets minder dan twintigduizend inwoners, is hij verpleger. Ik bel hem in de verwachting dat hij overwerkt is. Of, wie weet, zelf besmet met het virus, zoals niet weinig van zijn Italiaanse collega’s. Maar hij is aan het werk in zijn tuin. “Ik ben technisch werkloos”, zegt hij. “Bij ons wordt alles in gereedheid gebracht om coronapatiënten op te vangen, maar voorlopig hebben we nog niemand gezien.”
Domenico ‘Mimmo’ Balestra is altijd overwerkt. Hij is een van de twee huisdokters in Andrano, een dorp met een kasteel, een marina en vijfduizend inwoners. Daarnaast zetelt hij ook in het gemeentebestuur, waar hij verantwoordelijkheid is voor gezondheid, hygiëne en sociale zaken.
“Er zitten in Andrano nu vijf mensen in verplichte quarantaine”, zegt hij. “Maar voorlopig vertoont niemand symptomen van corona. Twee van hen zijn mariniers die in de haven van Brindisi een cruiseschip hebben gecontroleerd met besmette passagiers aan boord. We hebben hen geïsoleerd uit voorzorg.”
Koppige oudjes
Quarantaine betekent in Italië nog iets anders dan gewoon thuisblijven. De ‘patiënt’ moet in een geïsoleerde kamer verblijven, met eigen sanitaire voorzieningen. Hij of zij mag dus ook geen contact hebben met familie of huisgenoten.
“Ik heb geen schrik van het virus,” zegt dokter Mimmo Balestra, “ik heb schrik van de mensen. Omdat er hier nog maar weinig besmettingen zijn, denken velen dat hen niets kan overkomen. Ze blijven doen wat ze deden. Ze tuffen vrolijk door het dorp op hun Vespa of in hun Ape (het minivrachtwagentje op drie wielen, red.), of ze spreken gezellig met elkaar af aan zee. Tot enkele dagen geleden was het mooi weer, iedereen wilde naar buiten. Daarom zien we ons nu verplicht om zware boetes uit te delen aan wie zich zonder dwingende reden op straat waagt. Hopelijk helpt het. Want als het coronavirus hier doorbreekt zoals in het noorden, zijn we gezien. Onze gezondheidsinfrastructuur en onze hospitalen zijn daar absoluut niet op berekend. We hebben veel te weinig bedden op intensieve zorg.”
De recalcitrante elementen in de Basso Salento zijn overigens niet de jongeren. Al was het maar omdat er in het zuiden van Italië nog maar weinig jongeren rondlopen. Die studeren of werken allemaal in het noorden. Nee, het zijn de koppige oudjes die zich niet zonder slag of stoot van hun vaste gewoontes laten afbrengen.
“Sommigen zijn heel bang, maar de meesten worden knettergek van opgesloten te zitten in hun eigen huis”, zegt Mimmo Balestra. “Je moet weten: de mensen wonen hier klein, velen hebben geen tuin. Ze hebben wel een lapje grond dat ze bewerken, maar dat ligt buiten het dorp, in de campagna. En daar mogen ze niet naartoe. Het enige wat ik voor die mensen kan doen, is kalmeermiddelen voorschrijven.”
De dokter zucht. Hij heeft een dochter die ook arts is. Ze werkt op een spoeddienst in Piemonte en loopt nu ook wachtdiensten in Lombardije, de ergst getroffen regio. Zeventien, achttien uur per dag is ze in de weer. “Het is niet om te lachen,” zegt Mimmo, “het is om te huilen. (bedrukt) Mensen die moederziel alleen sterven. Families die hun doden niet mogen zien en zelfs niet mogen begraven. (herpakt zich) Vertrouwen en moed, dát hebben we nu nodig. Fiducia e coraggio! Vertrouwen in onszelf, in ons vernuft en onze kracht. De mens is al ergere kwalen te boven gekomen. De moed om individueel te doen wat moet, zodat we er samen doorheen komen. Ja, we hebben nu allemaal even huisarrest. Omdat het niet anders kan. Non dobbiamo lamentarci. We moeten niet zagen.’
Penne lisce
“Snel, want Commissario Montalbano begint over twintig minuten”, zegt Rocco Micocci wanneer ik hem op maandagavond bel. De RAI onderbreekt dezer dagen voortdurend haar reguliere uitzendingen met breaking news over de coronacrisis, maar schuiven met een episode van Montalbano (van de legendarische, afgelopen zomer overleden schrijver Andrea Camilleri), daar past de omroep wel voor op, dat zouden de Italianen niet pikken.
Rocco Micocci is geboren en getogen in de Salento maar woont nu in Bologna. Zijn werk als chef van de voedselinspectie van de warenhuisketen Coop brengt hem echter regelmatig terug naar Puglia. “De bevoorrading is verzekerd”, zegt hij. “De grote bedrijven blijven draaien, de transporteurs maken overuren. Ook de professionele landbouw werkt gewoon door. Ik heb horen waaien dat sommige landbouwbedrijven in Sicilië in de problemen zitten omdat hun Noord-Afrikaanse landarbeiders op de loop zijn gegaan voor het coronavirus, maar dat heb ik zelf nog niet bevestigd gekregen. Hamstergedrag was in het begin van de crisis een issue in sommige warenhuizen van onze keten, maar nu al veel minder. (lacht) De penne lisce blijven als vanouds in de rekken liggen.” Penne lisce, gladde penne, zijn een running gag in Italië. Doordat er geen groeven in de pasta zitten neemt die de saus niet goed op; wie penne lisce eet wordt beschouwd als een culinaire plebejer.
Wordt de voedselveiligheid dan even streng gecontroleerd als voorheen?, vraag ik hem, een beetje bezorgd. Micocci: “Het is niet omdat ik van thuis uit werk, dat mijn inspecteurs niet op pad zijn, hè. Die doen hun werk zelfs met meer toewijding dan ooit, daarbij de strengst mogelijke veiligheidsvoorschriften in acht nemend. We moeten nu allemaal senso civico, burgerzin, aan de dag leggen. In een stad als Bologna lukt dat behoorlijk. Hier krijg je aan de mensen wel uitgelegd wat er op het spel staat. In de meer landelijke gebieden ligt het soms wat moeilijker. Je hoort en leest de gekste verhalen.
“In een dorp hier in de buurt zijn 19 oudjes besmet geraakt met het coronavirus. Ze waren allemaal lid van dezelfde petanqueclub. Ze hadden het uitgaansverbod straal genegeerd en waren vrolijk een balletje gaan gooien. De burgemeester van het dorp heeft hen een fikse uitbrander gegeven: ‘Laten we de schaarse bedden op intensieve zorg voorbehouden voor mensen die tegen hun wil met het virus in aanraking zijn gekomen,’ zei hij, ‘en niet aan wie het zelf is gaan zoeken.’ De petanqueclub werd gesloten. (lacht) Het dorp waar de club gevestigd was heet trouwens Medicina – medicijn.
“Ook in het zuiden gebeuren zulke dingen: mensen die nog elke dag bijeenkomen in een bejaardencentrum om met de kaarten te spelen, het achterafzaaltje van een bar waar men in het geniep gaat aperitieven... Terwijl het zo cruciaal is dat met name oudere mensen zich afschermen.”
Rode zone
Met een beetje geluk was Zuid-Italië gevrijwaard gebleven van het coronavirus. Dat was toch de bedoeling toen de regering van premier Giuseppe Conte op 9 maart elf Noord-Italiaanse provincies uitriep tot ‘rode zone’. Het gebied waar het virus was beginnen woekeren – Lombardije, Veneto en omliggende – ging gedeeltelijk in lockdown en werd hermetisch afgesloten van de rest van het land. In zuidelijke regio’s als Puglia, Campanië, Calabrië, Basilicata, Sardinië en Sicilië was toen nog maar weinig aan de hand.
Maar het decreet van de regering-Conte lekte voortijdig uit. Sommigen vermoeden dat de extreemrechtse partij Lega van oppositieleider Matteo Salvini daar de hand in had. Conte was zo elegant geweest zijn plannen op voorhand te overleggen met de oppositie.
Het werd een totale ramp. In het weekend van 7 en 8 maart sprongen legioenen zuiderlingen op de eerste trein terug naar hun geboortegrond. Het weekend daarna volgde nog een tweede golf. Men schat dat in totaal 23.000 mensen – studenten, arbeiders, gezinnen – uit Lombardije en Veneto zijn teruggekeerd naar Puglia.
De overheid reageerde door eerst alle nachttreinen vanuit Milaan en Turijn naar Bari en Lecce af te schaffen. Wie in het weekend van 14 en 15 maart nog arriveerde, kreeg op de perrons een thermometer op zich gericht. Maar liefst 15 procent van de reizigers uit het noorden bleek koorts te hebben. Zij werden onmiddellijk in quarantaine geplaatst. Nu ligt alle treinverkeer tussen Noord- en Zuid-Italië stil.
Maar het kwaad was geschied. Nagenoeg alle ‘besmette personen’ die zich sindsdien hebben aangemeld in ziekenhuizen in het zuiden, zijn ‘terugkeerders’ uit het noorden. Velen hebben ondertussen ook familieleden en vrienden besmet. Halverwege maart waren er in heel Puglia 350 besmettingen. Een week later was dat aantal verdubbeld. Op 24 maart overschreed het de 1.000. In vergelijking met Lombardije stelt het weinig voor, maar niemand kan voorspellen waar het gaat eindigen. Het ziekenhuis van Copertino bij Lecce werd afgesloten van de buitenwereld omdat een ‘terugkeerder’ uit Milaan een aantal dokters en verplegers van de spoeddienst heeft besmet.
Hel van het noorden
Er is in Puglia enig begrip voor wie ontsnapt is uit de hel van het noorden. “Stel je voor dat onze kinderen nu lagen te creperen in een ziekenhuis in Lombardije of Veneto, ver van huis en haard, van god en iedereen verlaten”, is de redenering. “Of, erger nog, dat ze daar ergens in een tijdelijk graf worden gelegd.”
Maar er is ook veel boosheid. En die richt zich op Matteo Salvini. De leider van de Lega heeft de jongste weken geen goeie beurt gemaakt. “Dat is misschien het enige voordeel van deze crisis,” zegt een overheidsfunctionaris die zo kwaad is dat hij wijselijk verkiest anoniem te blijven, “dat hierna hopelijk niemand nog zal luisteren naar Salvini. Eerst vond hij dat alle winkels, restaurants en bedrijven open moesten blijven zodat de economie kon blijven draaien. Een paar dagen later vond hij dat de maatregelen van Conte niet ver genoeg gingen, dat die beter ineens de noodtoestand had uitgeroepen. En nu hoor je Salvini niet meer. Vorige week werd hij in Rome betrapt terwijl hij over straat liep met zijn vriendin, hand in hand. Aan alle Italianen wordt met aandrang gevraagd om geen handen te geven, minstens anderhalve meter afstand te bewaren en buiten een mondmasker te dragen. Salvini veegt daar natuurlijk zijn voeten aan. ‘Ik mag toch nog buiten komen om boodschappen te doen en naar de apotheek te gaan?’, pruttelde hij. Nu moet je weten dat iederéén hier ondertussen alleen gaat winkelen. Iedereen, behalve die testa di cazzo – eikel – van een Salvini.”
Maar het coronavirus was al in Puglia gearriveerd voor Conte met zijn plan kwam om het noorden op slot te doen, zo is ondertussen gebleken. En wel op zondag 1 maart, waarschijnlijk ergens rond de middag. In Lecce scheen de zon. Om drie uur zou in het Stadio Via del Mare de voetbalwedstrijd US Lecce – Atalanta Bergamo beginnen. Daar was een hele controverse aan voorafgegaan. Onder anderen de gouverneur van de regio Puglia, de socialist Michele Emiliano, vond het niet kunnen dat die match mét publiek werd gespeeld, en dat er supporters van Atalanta waren mogen overkomen uit Lombardije, het epicentrum van de corona-uitbraak.
Om de innerlijke tifoso te versterken ging een groepje Atalanta-aanhangers nog gauw een hapje eten in een pizzeria in de stad. Atalanta won de wedstrijd tegen Lecce met 2-7. Een regelrechte blamage voor de enige club uit de Salento in de Serie A. En het werd nog erger: bij de uitbater van de pizzeria werd een paar dagen later corona vastgesteld. Volgens de onderzoekers die de gezondheidssituatie in Puglia monitoren, was hij paziente uno in de provincie Lecce – de eerste vastgestelde besmetting. De pizzeria-uitbater werd afgevoerd naar het ziekenhuis van Galatina, maar is inmiddels aan de beterhand. De smadelijke nederlaag tegen Atalanta hebben ze in Lecce nog altijd niet verteerd.
Schepen van Feestelijkheden
Donato Accoto werkt op de personeelsdienst van de Azienda Sanitaria, het zorgbedrijf van de provincie Lecce. “Vandaag hebben we 400 telegrammen de deur uit gedaan om extra personeel op te vorderen, medici en verpleegkundigen”, zegt hij. “We proberen ons voor te bereiden op het ergste, in de hoop dat het ons bespaard blijft.”
Maar Donato is vooral de schepen van Cultuur en Feestelijkheden van Andrano, ons dorp in de Salento. Zijn favoriete bezigheid is eten. Zijn favoriete gespreksonderwerp ook. Noem een dorp of stad in de Salento en ver daarbuiten, en hij weet je feilloos te zeggen wat de lokale culinaire specialiteit is en welke kok in welk restaurant ze het beste bereidt. Hij heeft een brede smaak, maar zijn persoonlijke voorkeur gaat uit naar schaaldieren, vis, vlees, vegetarisch, pasta, kazen, charcuterie, patisserie en ijs. Wie een onbestemde honger voelt opkomen, vraagt raad bij Donato. En nu maakt iedereen zich zorgen over hem.
Waar eet je nu, Donato?
Accoto: “Thuis, waar anders? Alles is gesloten. Zelfs een pizza afhalen is verboden. Er zijn nu mensen die elke dag een uitgebreid kerstmaal bereiden voor zichzelf. Ze hebben toch niks anders te doen. (lacht) Als we hier levend uitkomen, zullen we tien kilo zwaarder zijn! Mangio poco ma bene – ik eet weinig maar goed.”
Als schepen van feestelijkheden ben je waarschijnlijk werkloos?
“Het is een catastrofe! Over het toeristisch zomerseizoen kunnen we nu al een kruis maken. Alle boekingen bij hotels, B&B’s en agriturismo’s worden geannuleerd. Alleen de mensen die al een voorschot hebben betaald kijken nog even de kat uit de boom. Bars en restaurants hebben geen vooruitzichten. De provincie Lecce heeft berekend dat de economische schade 7 miljard euro zou kunnen belopen. Hopelijk eindigen we niet zoals onze olijfbomen (die massaal ten prooi vallen aan de mysterieuze bacterie Xylella fastidiosa, red.) – virus di merda!”
Hopelijk zien we elkaar in de zomer.
“Se Dio vuole – als ’t God belieft. Maar wie zegt dat het ooit nog wordt zoals vroeger?’