Zaterdag 10/06/2023

> Vervolg van pagina 32

Mark Cavendish is anders. De jongen straalt niets aristocratisch uit, ook niet in voorkomen. Cavendish is een kleine Britse working class hero. Een type dat meer past in Frost dan in Midsummer Murders. Meer in The Lakes dan in Brideshead Revisited. Hij is minstens een kop kleiner dan zijn Italiaanse voorgangers. En nog succesvoller. Met Cavendish bereikte een sprintersploeg immers de bijna perfecte synthese tussen beide oude systemen. Mark Cavendish is minstens zo snel en explosief als Robbie McEwen was. En hij beschikt vandaag over een minstens zo geoliede machinerie die hem op gang trekt als de treinen van Cipollini of Petacchi destijds. Machtssprinters als die Italiaanse signori konden / kunnen een zeer hoge snelheid zeer lang aanhouden - vandaar dat ze zo moeilijk te kloppen waren zodra ze op snelheid gekomen waren -behalve door een allerbeste McEwen. Cavendish wordt op dezelfde snelheid gebracht als zijn voorgangers, houdt ook vol, maar versnelt in volle sprint dan nog eens van de kop af. Dat was in La Grande-Motte misschien wel het best zichtbaar. Hij rijdt vooraan, Thor Hushovd in het wiel, en in de laatste tientallen meters rijdt Cavendish zo van zijn voornaamste belager weg. In de regel is dat omgekeerd: komt de belager uit het wiel en haalt met een jump achterstand op, al dan niet voldoende om te winnen. Meestal jumpt Cavendish van de kop wég van de tegenstand. Het is een absoluut nieuwe en onweerstaanbare techniek om de tegenstand te temmen.Maar de trein op sporen zetten en laten rijden is één zaak, de mechaniek fijn afstellen nog een andere. En dan komt Erik Zabel in beeld. De vijfvoudige groene trui is wel renner-af, hij kan een sprint natuurlijk inschatten. Eergisteren, in Issoudun, stapte Zabel drie keer de laatste kilometer te voet af, elke specificiteit inschattend en in zich opnemend, voor hij per gsm een uiterst gedetailleerd rapport gaf aan ploegleider Valerio Piva. In Saint-Fargeau deed Zabel niet anders: verkennen, en vanuit zijn expertise uitleggen hoe het best gesprint wordt. In dit geval: waar precies ultiem moest worden versneld. Geen vijftig meter te vroeg, geen tien te laat. Tegen andere topsprinters winnen, dag na dag, betekent het beheersen van het allerkleinste detail.

Euvel van Boonen

Misschien is dat een van de oorzaken waarom Tom Boonen er voorlopig niet aan te pas komt. Hijzelf houdt het erop dat hij banger is geworden voor de dolle risico’s van de sprint. Op zijn Boonens uitgelegt klinkt dat als: “Ik ben niet meer zo dom om zomaar mee te sprinten”, maar het zou verstandig van Boonen zijn indien hij ook andere factoren in rekening zou brengen. Hoe irrelevant de door Dag Allemaal op gang getrokken vaudeville ook is voor de mens Tom Boonen, aan het verhaal zit een kant die wel veel leert over de sporter Boonen - maar daar hebben de boekskes natuurlijk geen oren naar. Namelijk dat hij tijdens een trainingskamp een avondje op stap ging, in plaats van te rusten. Zoals dat hoort voor een topsporter. Natuurlijk kan Boonen repliceren: “Heren, ik bereidde mij in Gent voor op het nationaal kampioenschap, ik heb die titelstrijd verdomme gewonnen ook. Wat willen jullie nog meer?” Maar leg het oor te luisteren bij ex-profs - en dan niet bij de generatie van ‘vroeger was het beter’, maar bij al die voormalige wielrenners die heus weten wat de stiel vereist - en zij zullen uitleggen dat de topper die zijn conditie niet tot in de kleinste perfectie opbouwt en dus te snel en te vaak in zijn reserves moet tasten, net te kort komt in topevenementen, of zijn carrière inkort. De Deen Rolf Sörensen was geen absoluut toptalent, hij hij deed en vooral liet alles voor zijn job. Bijvoorbeeld: vanaf het moment dat hij prof werd, at hij nooit nog chocolade. Sörensen had een extreem lange en tot het einde redelijk succesvolle carrière (hij won de Ronde van Vlaanderen nog toen hij al ver voorbij de dertig was). Jan Ullrich kon in zijn topjaren geen hotelkamer binnenkomen of hij graaide in de minibar alle vindbare Toblerone-repen mee. Hap-slik weg. Jan Ullrich is zijn loopbaan lang - correctie: zijn carrière kort- gehinderd door kwetsuren. Was Ullrich fysiek de mindere van Sörensen? Zeker niet. Het verschil zit hem in dat ouderwetse woord: verzorging.En dat lijkt andermaal het euvel van Tom Boonen en, bij uitbreiding, zijn QuickStepmaats in de Tour. Niet goed genoeg, want niet goed genoeg voorbereid. Onvoldoende verzorgd. Een gebrek aan mentale hygiëne ook, voor een topprof. En dus zag men in Saint-Fargeau dat Tom Boonen zei dat hij wel had willen meesprinten, maar dat hij dit keer zelfs niet bij zijn eigen QuickSteptreintje raakte. De ploegmaats reden links, Boonen zat rechts. Het werd zelfs als excuus ingeroepen. Maar is het niet eerder een professionele fout?

Puristen

En zo zit niet Tom Boonen, wel Mark Cavendish nu al bij de grootste sprinters uit de Tourgeschiedenis. Ach ja, er zijn er natuurlijk een hele rij topsprinters die ook al vier etappes wonnen in één Tour - de grote André Darrigade deed dat bij herhaling, de te verguisde Freddy Maertens deed dat ook twee keer (in drie Tourdeelnames won Fast Freddy vijftien etappes: acht ritten in 1976 (daar waren ook tijdritten bij), twee in 1978, vijf in 1981, de laatste zeven allemaal massasprints). In recentere tijden bleken Jean-Paul Van Poppel (1988), Tom Steels (1998), Mario Cipollini (1999) en Alessandro Petacchi (2003) absolute top. En er zijn nog meer snelle mannen die meer dan acht keer juichend over de streep kwamen - ook Rudi Altig (acht zeges) Walter Godefroot (tien), Erik Zabel (twaalf) en Robbie McEwen (twaalf) hebben in hun tijd sterrren en strepen verdiend. En het absolute record van André ‘Dédé’ Darrigade, die tussen 1953 en 1964 al sprintend niet minder dan 22 ritten binnenhaalde, is ook voor Mark Cavendish nog héél ver verwijderd. Maar toch heeft Cavendish een aura dat elke andere renner ontbrak. Cav kwam, zag en won. En verloor nooit - niet één massasprint in de Tour waaraan hij sinds zijn debuut vorig jaar meedeed. Puristen kunnen zeuren over de sprint naar Montjuïc, of kunnen zijn masasprints afkloppen op ‘maar” zeven, plus één gewone rit (in La Grande-Motte won hij van een kopgroep, zij het dat daarin ook sprinters als Thor Hushovd meereden). En gelukkig nam Mark Cavendish de groene trui over van Thor Hushovd. Gelukkig, omdat de groene trui toch de trofee is voor de beste sprinter, eerder dan ‘de puntenprijs’. Wie vier ritten wint, en zeker op de veelzijdige wijze waarop Cavendish dat deed, is de beste sprinter. Hushovd zal hem nog wel tot Parijs het leven zuur maken in de strijd om het groen, maar de morele winnaar van dat klassement is al bekend, net nu de Tour halfweg is.

De morele winnaar van het groen is al bekend

Nu belangrijker dan ooit: steun kwaliteitsjournalistiek.

Neem een abonnement op De Morgen


Op alle artikelen, foto's en video's op demorgen.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar info@demorgen.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234