Dertig kilometer per uur moet het nieuwe normaal worden in de bebouwde kom. Dat zeggen verkeersorganisaties naar aanleiding van een internationale top waarop de ambitieuze doelstelling werd aangenomen. Vlaams mobiliteitsminister Lydia Peeters (Open Vld) aarzelt.
Tergend traag door het dorp bollen, terwijl een groepje wielrenners met de vingers in de neus voorbij komt gevlamd. Weinig automobilisten scheppen er plezier in om tegen 30 kilometer per uur door de bebouwde kom te rijden. De meerderheid van de Vlamingen interpreteert de zone 30 dan ook als een ‘zone 40 à 45'. Omdat de politie een oogje dichtknijpt. De kans dat u in Vlaanderen wordt geflitst aan een snelheid lager dan 50, is klein.
Maar hoelang nog? Ministers en vertegenwoordigers van 140 landen kwamen vorige week samen in Stockholm voor een internationale verkeersveiligheidstop. Daar plaatsten ze hun handtekening onder de ‘Stockholm Declaration’, een plan om het aantal verkeersdoden tegen 2030 te halveren. De meest opvallende maatregel: een snelheidslimiet van 30 per uur invoeren op plaatsen waar automobilisten, fietsers en voetgangers elkaar kruisen.
Concreet moeten straten binnen de bebouwde kom aangepast worden aan een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur, die ook echt afgedwongen moet worden. “Verkeersongevallen zijn de belangrijkste doodsoorzaak van jonge mensen. Als we daar iets aan willen doen, dan moeten we drastische maatregelen durven nemen”, zegt Adina Valean, eurocommissaris voor Transport, die zich namens de EU engageerde.
Brussel gaat ervoor
De Vlaamse Stichting Verkeerskunde (VSV), het Belgisch verkeersveiligheidsinstituut Vias, de Voetgangersbeweging en de Fietsersbond roepen de Vlaamse regering op om de internationale aanbeveling zo snel mogelijk om te zetten in beleid. Ze eisen dat 30 per uur de regel wordt binnen de bebouwde kom, en niet langer de uitzondering. Net zoals de snelheid op de gewestwegen drie jaar geleden werd vastgelegd op 70 kilometer per uur, in plaats van 90.
In 1992 werd de algemene snelheid in de bebouwde kom al verlaagd van 60 naar 50 kilometer per uur. In 2005 doken de eerste zones 30 op aan de schoolpoorten. Sindsdien schieten ze als paddenstoelen uit de grond. Vlaamse steden zoals Antwerpen en Gent breiden hun zones 30 vrijwillig uit. Omdat ze de veiligheid verhogen, maar ook omdat ze een gunstige impact hebben op de luchtkwaliteit, de geluidsoverlast en de doorstroming.
Het Brussels Gewest waagt op 1 januari 2021 de sprong. Dan wordt 30 de norm in het hele gewest. Enkel op bepaalde in- en uitvalswegen is 50 of 70 per uur nog mogelijk, maar dan zal dat expliciet aangegeven zijn met een verkeersbord. Zo hoopt Brussel zich op termijn in het rijtje te scharen van Oslo en Helsinki, de enige twee Europese hoofdsteden waar vorig jaar geen fietsers of voetgangers stierven in het verkeer. Ook zij hebben de snelheid al drastisch verlaagd.
Minder ongevallen
De cijfers spreken voor zich. In een zone 30 wordt er niet alleen minder gebotst, maar zijn de botsingen ook minder dodelijk. “Wanneer een voetganger wordt aangereden tegen 50 kilometer per uur, heeft die ongeveer 10 à 15 procent kans om te sterven. Tegen 30 kilometer per uur is dat 5 procent”, zegt Stef Willems van Vias. Studies in Nederland, Groot-Brittannië, Scandinavië en Zwitserland rapporteren een daling van 15 à 25 procent van het aantal ongevallen.
Toch wil het kabinet van Vlaams mobiliteitsminister Lydia Peeters (Open Vld) voorlopig niet spreken van een aanpassing van de snelheidsregels. Dit is iets dat eerst grondig moet worden bekeken door de administratie, klinkt het.
Dat de Vlaming moeilijk te overtuigen valt, blijkt uit een recente verkeersenquête van Vias. Amper 39 procent is voor een algemene zone 30. “Het probleem is dat het wegbeeld niet overeenstemt met de opgelegde snelheid”, zegt Werner De Dobbeleer van de VSV. “Op een brede, rechte baan lijkt 30 soms onredelijk traag. Maar dat kan je als overheid verhelpen met de aanleg van groenperkjes, bomen of bochten.” Vias pleit voor extra sensibilisering.