Vrijdag 09/06/2023

Verbeter de wereld, begin bij de mens

De Duitse filosoof Peter Sloterdijk en de Franse romancier Michel Houellebecq hebben, ieder op hun manier, het afgelopen jaar een debat over gentechnologie doen ontbranden. Hun belangrijke en gevaarlijke teksten koppelen het debacle van het humanisme aan een genetische Endlösung. Politiek en intellectueel Vlaanderen heeft deze twee bombrieven ongeopend in de brievenbus laten liggen. Het valt te vrezen dat ze binnenkort in ons gezicht zullen openspatten.

door Bert Bultinck

Peter Sloterdijk

Suhrkamp Verlag, Frankfurt, 60 p., 7 mark. (Peter Sloterdijk op het internet: http://www.archiv.ZEIT.de/daten/pages/199938. sloterdijk3_.html.)

Michel Houellebecq

Uit het Frans vertaald door Martin de Haan, De Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen, 360 p., 900 frank.

De inmiddels beruchte Elmau-lezing van de Duitse kritische filosoof Peter Sloterdijk, waarin die het probleem van de gentechnologie acuut aan de orde stelde, heeft in Vlaanderen weinig stof doen opwaaien. Stefan Hertmans publiceerde er een zeer degelijke samenvatting van in De Standaard en Knack brengt deze weken een reeks gesprekken met medische en biologische experts. Dat is dan dat: een bijtende polemiek lijkt niet echt op komst. Nochtans zouden Sloterdijks vragen ons allemaal bezig moeten houden. Meer nog: we zouden er ons zorgen over moeten maken. Waarover gaat het precies? In de lezing wijst Sloterdijk de brave humanisten (u en ik, met andere woorden) er op dat het hoog tijd wordt om eens na te denken over de hoge vlucht die de biomedische wetenschap heeft genomen. Hij wil dat we ons ernstig bezinnen over "regels voor het mensenpark". Geen mens die daar aanstoot aan neemt, zou je zo denken: de onwaarschijnlijk snelle evolutie in wat Sloterdijk de "antropotechniek" noemt, roept inderdaad vragen op. Maar de vlam sloeg in de pan toen Sloterdijk hardop begon te mediteren over de wenselijkheid van de eugenetica, het verbeteren van de erfelijke eigenschappen van de mens, en zeker toen hij, in één moeite door, ook nog eens het woord Übermensch en andere hoogst besmette begrippen ('kweek', 'selectie') in de mond nam. Intellectueel Duitsland reageerde furieus: Sloterdijk werd uitgemaakt voor rechtse zak, fascist, nazi. In een recent interview zei hij verbaasd te zijn dat nog niemand op hem geschoten heeft.

De afzender van de andere bombrief is Michel Houellebecq. Zijn boek Elementaire deeltjes, dat net als Sloterdijks lezing het verval van het humanisme aan een genetische Endlösung koppelt, veroorzaakte wel een rel, zij het een typische mediarel, die de Franse auteur in één klap bekend maakte. Zozeer zelfs dat hij een van de publiekstrekkers is van de nieuwe Saint-Amour-tournee, die van 13 tot 20 februari door Vlaanderen trekt. Die plaats op het affiche heeft hij beslist verdiend - zijn boek is, zeker inhoudelijk, explosief. Maar de rel errond is een constructie, die symptomatisch is voor de hele cultuurindustrie en de impasse in de culturele berichtgeving pijnlijk duidelijk maakt. De publicatie van een overrompelend boek of het uitbrengen van een belangrijke film wordt zelden als belangrijk nieuws gepresenteerd. Die dingen worden gerecenseerd, en dat is iets helemaal anders. Je zou zelfs kunnen zeggen dat een recensie een boek of een film onmiddellijk van zijn potentiële subversiviteit ontdoet: het genre van de recensie geeft aan dat het hier slechts om 'cultuur' gaat; iets voor in de vrije tijd dus. Een kunstwerk kan blijkbaar alleen nieuws zijn als er sprake is van astronomische verkoopscijfers, wraakroepend plagiaat of ontoelaatbare censuur. Als een boek de pech heeft niets met deze dingen te maken te hebben, dan is er maar één redding: een heuse 'rel'.

Over de constructie van de Houellebecq-rel schreef Jeroen de Preter een erg nuttig stuk in het NWT, waarin hij aantoonde dat de drukte over het boek eigenlijk berustte op een handige uitvergroting van de schaarse verontwaardigde reacties in de Franse linkse pers. Hier werd het boek vervolgens in recensies, interviews en ook op het omslag van de Nederlandse vertaling als dè Franse schandaalroman aan de man gebracht.

Afgezien van de vrij evidente inhoudelijke parallel lijken de twee teksten dus ook op elkaar in de ontvangst die ze hebben gekregen: als er al aandacht voor was, dan om de verkeerde redenen. Sloterdijks nogal meditatieve Elmau-lezing werd (tot grote verrassing van de filosoof zelf) verketterd, voornamelijk omdat hij enkele foute woorden had gebruikt. Houellebecqs boek (dat wel veel meer dan Sloterdijks lezing de controverse zelf opzocht) kreeg, hoogst ongewoon voor een roman, veel aandacht, maar dan wel uitsluitend vanwege de opgeblazen verontwaardiging erover - een soort meta-aandacht dus. Verontwaardiging, woede en scheldpartijen zijn echter alleen nuttig als ze een groter debat op gang brengen, en daar leek niemand in Vlaanderen zin in te hebben. De media, van hun kant, deden wat van hen te verwachten viel: toen het smeuïge verhaal over de rel eenmaal was verteld, zwegen ze.

Natuurlijk kun je de media niet beschuldigen van desinteresse voor de gentechnologie in het algemeen: Dolly is voor iedereen een begrip geworden, er zijn regelmatig berichten over de ontwikkelingen in het wetenschappelijk onderzoek en af en toe schrijft iemand zelfs een eenzaam opiniestuk over de gevolgen van de kloontechniek. Maar wat de teksten van Houellebecq en Sloterdijk zo giftig, gevaarlijk en belangrijk maakt, is dat ze die gentechnologie in verband brengen met wat zij beschrijven als het debacle van het humanistisch project. De eugenetica wordt vervolgens nogal onverwacht gepromoveerd van taboe tot oplossing. De panacee voor een doodzieke samenleving.

De eerste stap van de redenering is in beide verhalen dezelfde: Houellebecq en Sloterdijk schilderen een bijzonder zwart beeld van de huidige samenleving en vragen zich af hoe het in hemelsnaam zover heeft kunnen komen. Houellebecq doet heel hard zijn best om de hatelijkheid van onze wereld zo concreet mogelijk voor te stellen: het verhaal van Bruno, een door en door ongelukkige seksverslaafde, en zijn halfbroer Michel, een geniale, maar ijskoude geneticaspecialist, voert van ontgoocheling naar liefdeloosheid, van ellende naar pijn, van gefrustreerde verwachtingen naar verlies. De weinige mensen die nog iets als liefde of belangeloosheid kunnen opbrengen, worden ontmaskerd als naïevelingen.

Houellebecq doet dat overigens ook stilistisch allemaal erg rechttoe rechtaan. Van subtiliteit hoeft hij nauwelijks verdacht te worden. De term style zéro, in Frankrijk vaak gebruikt in verband met Elementaire deeltjes, vat het goed samen: de auteur gebruikt kale, sobere, affirmatieve zinnen, wars van elk ornament. Zo wisselt hij constateringen over het leven van de broers abrupt af met resultaten van wetenschappelijk onderzoek over de mandril. De auteur is niet voor niets een fan van Auguste Comte, de held van het positivisme. Maar ook zijn karaktertekeningen zijn recht voor de raap, zelfs een beetje tè. Het past allemaal in Houellebecqs uitgesproken machoschriftuur en die past dan weer wonderwel bij het onderwerp: zoals Michel Djerzinski (de wetenschapper van de broers) de fundamenten legt voor een absolute beheersing van de mens, gebruikt Houellebecq zijn personages om de ontwikkeling van zijn ideeënroman binnen zijn stramien te houden. De antropotechniek is voor de mens wat Houellebecqs vertelstijl is voor zijn personages.

Hoe schetst Sloterdijk de ondergang van het avondland? Op een heel andere manier: filosofischer, rustiger, maar ook veel complexer. De hele lezing is opgevat als een antwoord op Heideggers Brief over het humanisme uit 1946, en heeft zelfs hier en daar te lijden onder een heideggeriaanse woordspelerigheid. Niettemin toont ze overtuigend aan hoe ons idee van de maatschappij onlosmakelijk verbonden is met alfabetisering en een literaire canon: we zijn een gemeenschap van gelijkgezinden die het beest in onszelf temmen (denk aan de typische definitie van de mens als rationeel dier) door een cultuur van "brieven" (inclusief romans) onder "vrienden". Maar met de komst van de nieuwe media (radio, tv, internet) is niemand nog bij machte om liefdesbrieven te schrijven: "moderne maatschappijen kunnen hun politieke en culturele synthese enkel nog marginaal via literaire, epistolaire, humanistische media produceren". Literatuur sorteert alleen nog effect in één specifieke subcultuur. Bij Sloterdijk is het cultuurpessimisme dus expliciet verbonden met de opkomst van de nieuwe media, een voor de Duitse filosoof niet onkarakteristieke denkwijze. Ook in eerdere geschriften, bijvoorbeeld in Eurotaoïsme, krijgt zijn ethische reflectie vorm als een rigoureus doordenken van de consequenties van onze technologiedrift.

Daartegenover staat Houellebecq, die het herhaaldelijk heeft over metafysische omwentelingen, maar tegelijk vooral getuigt van een cultuurpessimisme tout court: de mens is slecht en daarmee uit. Het echec van de twintigste eeuw heeft duidelijk aangetoond dat de ethiek niet volstaat om de ingeschapen menselijke wreedheid in toom te houden. In de magistrale epiloog bereikt Elementaire deeltjes zijn twijfelachtige hoogtepunt. De verteller prijst, ondanks alles, de menselijke soort: "Die gekwelde, tegenstrijdige, individualistische en twistzieke soort met zijn grenzeloze egoïsme, die soms tot enorme geweldsuitbarstingen in staat was maar toch altijd in goedheid en liefde bleef geloven. De soort ook die voor het eerst in de geschiedenis van de wereld in staat was de mogelijkheid van zijn eigen opheffing in overweging te nemen, en die opheffing een aantal jaren later ook in praktijk wist te brengen." De kloonmens, in een buitengewoon wrang moment dat alle ironie en cynisme overstijgt, besluit zijn meevoelend betoog met een opdracht: "Dit boek is opgedragen aan de mens." Zelfs in een tijd waarin metaforische doodverklaringen schering en inslag zijn, komt deze autopsie nog bijzonder hard aan.

Sloterdijk is iets dubbelzinniger, vooral wanneer hij afstand lijkt te nemen van het humanistische project, dat volgens hem gedefinieerd is als "anti-barbarisering". Hij toont aan hoe de humanistische mens zich verstrikt in zijn eigen contradicties, bijvoorbeeld wanneer ook de geciviliseerde Romein naar de gladiatoren gaat kijken omdat "niets menselijks hem vreemd is". De mens is meer mens naarmate hij minder dier is, maar tegelijk lijkt het dierlijke in de mens ook het menselijkste in hem. Op zulke momenten verwijst Sloterdijk gretig naar Heidegger, misschien wel zijn grootste inspiratiebron: volgens Heidegger verschilt de mens ontologisch van het dier, en niet louter specifiek of generisch. Niettemin komt Sloterdijk toch snel bij dezelfde vraag als Houellebecq terecht (al is het bij de laatsteveeleer een stelling): als we er dan toch al meer dan twee millennia van uitgaan dat we moeten temmen en tuchtigen, en als blijkt dat dat allemaal weinig oplevert (met als dieptepunt de Tweede Wereldoorlog), moeten we het dan niet op een andere manier proberen? Moeten we niet, nu de biomedische wetenschap ons die mogelijkheid geeft, het heft in eigen handen nemen? Als God dan toch al zo lang dood is, moeten we dan niet zelf God gaan spelen?

Het is Sloterdijks verdienste dat hij die vraag opnieuw opwerpt, en nog meer dat hij ze ook probeert te ontdoen van haar donkerbruine connotaties - al is ook dat bij Sloterdijk heel dubbelzinnig, omdat hij, zoals gezegd, een discours gebruikt dat meer dan een beetje aan dat van dokter Mengele herinnert. De Duitse filosoof betoont zich hier ook een retoricus: hij gebruikt eerst de nazistische terminologie om de aandacht te trekken, en benadrukt dan (vooral in interviews achteraf) dat de eugenetica ten onrechte een taboe is geworden, en dat de discussie over de gentechnologie volledig van het fascistische gedachtengoed losgekoppeld en onafhankelijk en ondogmatisch bekeken moet worden. Ja, dat het misschien wel de enige logische consequentie is van ons humanistische wereldbeeld.

Maar zoals Houellebecq al suggereerde: is de eugenetica dan eigenlijk geen vernietiging van de mens? Als de vrije wil, nog steeds aangezien als een definiërend kenmerk van de mens, verdwijnt, verdwijnt dan ook niet de mens? En wat blijft er nog over van de menselijke individualiteit? Michel Djerzinski antwoordt dat "de genetische individualiteit waarop wij door een even tragische als belachelijke omkering zo trots waren, nu juist de oorzaak van onze ellende was". Hij vergelijkt het met geperfectioneerde eeneiige tweelingen: door hun individuele geschiedenis ontwikkelen die toch een eigen persoonlijkheid, terwijl ze tegelijk "een raadselachtig gevoel van verbondenheid" behouden, het soort verbondenheid, zo stelt hij, die de huidige mensheid zo pijnlijk ontbeert. Dat het humanisme inderdaad minstens problematisch te noemen is en historisch ook niet echt veel succes heeft gehad in het uitbannen van oorlog en geweld maakt de vraag alleen maar urgenter.

Maar Houellebecqs 'oplossing' is natuurlijk lang niet de enige. Zo zouden we ook doodleuk kunnen besluiten geen kinderen meer te maken. Het blijft een groot mysterie waarom we dat überhaupt nog zouden doen. Het gangbare antwoord is een verwijzing naar de Darwiniaanse 'voortzetting van de soort'. Dat is de kwestie verschuiven - want waarom zouden we in godsnaam de soort voortzetten?

Minder radicale oplossingen zouden erin kunnen bestaan de gentechnologie 'gematigd' te gebruiken, ter voorkoming van ziekten of handicaps bijvoorbeeld. Natuurlijk zouden we - maar dan alleen in theorie, vrees ik - ook alle gentechnologie kunnen verbieden. En al bij al is het, strikt genomen, nog niet zover: de zuivere reproductie van een superras à la Houellebecq ligt toch nog niet binnen de mogelijkheden. Maar één ding kan in elk geval niet: doen alsof onze neus bloedt. Bombrieven maak je normaal gezien beter niet open, maar je kunt ze ook niet negeren. We kunnen ons maar beter goed voorbereiden.

Michel Houellebecq is binnenkort te zien en te horen tijdens de Saint Amour-tournee (samen met onder meer John Bayley, Arnon Grunberg, Herman Brusselmans en Alan Hollinghurst). De reeks begint op zondag 13 februari (in Aalst) en loopt tot en met zondag 20 februari (in Mechelen). Het volledige programma leest u morgen in Metro.

Als God dan toch al zo lang dood is, moeten we dan niet zelf God gaan spelen?

Nu belangrijker dan ooit: steun kwaliteitsjournalistiek.

Neem een abonnement op De Morgen


Op alle artikelen, foto's en video's op demorgen.be rust auteursrecht. Deeplinken kan, maar dan zonder dat onze content in een nieuw frame op uw website verschijnt. Graag enkel de titel van onze website en de titel van het artikel vermelden in de link. Indien u teksten, foto's of video's op een andere manier wenst over te nemen, mail dan naar info@demorgen.be.
DPG Media nv – Mediaplein 1, 2018 Antwerpen – RPR Antwerpen nr. 0432.306.234