InterviewNoëmi (26) en Anéline (22) Plateau
‘Véél adoptiekinderen vinden niks: die realiteit wil ik in ‘We Are Family’ niet vertekenen’
Toen Noëmi (26) Plateau in Waar is Mark? VRT-reporter Lidewij Nuitten zag speuren naar haar jeugdliefde, ging het ook bij haar kriebelen. Samen met zus Anéline (22) schreef ze Lidewij een brief. Voor ze het wist, zaten ze met z’n drieën DNA-stalen te gorgelen, in een poging eens en voor altijd een antwoord te vinden op de vraag: waar kom ik vandaan?
Noëmi Plateau: “Mijn adoptie houdt me al mijn leven lang bezig. Soms heel erg op de voorgrond, andere momenten vervaagt het wat.”
Anéline Plateau: “Je wilt die hele kwestie af en toe gewoon even vergeten. Ik weet nog dat ik als tiener voor de zoveelste keer door mijn adoptiedossier zat te bladeren. Opeens kwam het besef keihard binnen: ik weet niet wie mijn ouders zijn. Dat is zo heftig dat je er onmogelijk elke dag bij kunt stilstaan, dus duw je het weg. Je wilt toch het liefst normaal zijn, een leven hebben zoals iedereen.”
Noëmi: “Eigenlijk wil je de zoektocht achter de rug hebben. Dan pas kun je verder met je leven, denk je. Maar zolang je er niet aan begint, blijft het een open wonde.”
Dus schakelden jullie de hulp in van Lidewij Nuitten en de VRT.
Noëmi: “De moeder van Mark – eigenlijk Rafael – uit Waar is Mark? is een oud-leerkracht van me. Rond mijn vijftiende ben ik met haar gaan praten.”
Ze was erin geslaagd Rafaels biologische moeder op te sporen in Brazilië.
Noëmi: “Dat niet alleen: ze had ook de moeder van Rafaels Koreaanse adoptiezus gevonden. Het is toen bij dat ene gesprek gebleven: mijn zin om op zoek te gaan is weer gaan liggen. Maar toen ik Rafael op tv zag, was ik net weer helemaal in mijn adoptie gedoken voor mijn masterproef illustratie aan het KASK. Die samenloop van omstandigheden vatte ik op als een teken: dit is het moment, het is nu of nooit.”
Jullie zijn geen biologische zussen. Was jullie drang om te zoeken even groot?
Anéline: “Onze ouders hebben ons altijd ingeprent: het is zoeken naar een speld in een hooiberg, verwacht er niet te veel van. Ik ben iemand die alle hoop dan meteen de kop indrukt. Maar jij kunt dat niet, hè Noëmi? Ik had die brief naar Lidewij nooit geschreven, maar ik ben wel blij dat zij het heeft gedaan.”
Noëmi: “We houden elkaar mooi in balans. Als Anéline weer eens zegt: ‘Je moet niet te veel hopen, anders komt de teleurstelling te hard aan’, dan werp ik tegen: ‘Oké, maar hopen mág.’ Anéline is rationeler, ik een tikje meer zweverig.”
Lees ook
DM Zapt: Godmiljaar, wat kan Lidewij Nuitten tv maken!
Op zoek naar biologische ouders van Noëmi en Anéline: ‘Een programma als dit is gekkenwerk’
Jij had als kleuter voor kerst een zusje gevraagd.
Noëmi (lacht): “Ik denk dat Anéline er ook wel was gekomen zonder mijn kerstwens. Maar ja, ik wilde graag een zus. Ik was vier toen ze kwam. Ik herinner me dat mama met haar in de buggy naar de kleuterklas kwam en niemand haar mocht aanraken: ‘Dat is mijn zus!’ Ik was zo trots.
“Ik was anderhalf toen ik naar hier kwam. Normaal zou ik vroeger zijn overgekomen, maar het was de tijd van Marc Dutroux en China vertrouwde België niet meer. Ze hebben alle adopties toen een halfjaar stopgezet. Een typisch Chinese reactie: zodra er iets gebeurt, gooien ze alles radicaal dicht. Voor onze ouders moeten die zes extra maanden wachten zwaar zijn geweest.”
Anéline: “Noëmi werd te vondeling gelegd in Hefei, ik in Changde. Als je de kaart van het hele land bekijkt, liggen die twee steden niet heel ver uit elkaar, maar China is groot.”
Noëmi: “Ik denk niet dat we elkaar ooit waren tegengekomen als we daar waren opgegroeid.”
Jullie werden allebei gevonden langs de kant van de weg. Jij in een mandje, Anéline.
Anéline: “Zo zit het in mijn hoofd, maar ik weet niet of dat beeld klopt.”
Noëmi: “Ik denk dat ik gewoon in een dekentje lag. Het was in de tijd van de éénkindpolitiek helemaal niet abnormaal om op straat een kind te vinden.”
Hoe was jullie kindertijd? Adoptiekinderen kampen vaak met verlatingsangst.
Noëmi: “We zijn in een warm gezin terechtgekomen. Dat geluk hadden we, want adoptie brengt altijd problemen met zich mee. Bij mij begon er iets te wringen in mijn puberteit. Ik zag er anders uit, voelde me minder dan de rest. Ik dacht: al mijn vriendinnen zullen wel snel een vriendje hebben, maar ik niet, want ik ben ‘de Chinees’.
“Een tijdlang heb ik geworsteld met een eetstoornis. Ik maakte ruzie over elk druppeltje olie in de pan, woog iedere kruimel af en telde elke calorie. Mijn diëtiste was de eerste die de link legde met adoptie. Eerst was ik nog stellig: ‘Oh nee, ik heb dat allang verwerkt.’ Pas toen ik naar een psycholoog ging, besefte ik hoeveel verdriet er in me zat. Omdat ik als baby gescheiden ben van mijn ouders, omdat ze me hebben achtergelaten, omdat ik hen niet ken. Ik wist dat allemaal wel, maar ik had mezelf nooit toegelaten het te voelen. Ik had een pantser opgeworpen. In die sessies kon ik soms niet stoppen met huilen. Mijn psycholoog zei: ‘Dat is het kleine kind in jou dat een trauma heeft.’”
Dat trauma is er volgens jou al ingeslopen nog vóór de geboorte.
Noëmi: “In de buik kan een ongeboren kind de stress van z’n moeder overnemen. Daarom waren baby’s die in de lockdownmaanden geboren werden rustiger: hun moeders hadden de hele tijd thuisgezeten. Maar denk eens aan de stress die onze moeders moeten hebben gevoeld: zij wisten dat ze, als ze een meisje baarden, het kind moesten afstaan.”
Anéline: “Voeg daar het trauma aan toe dat we zelf opliepen in onze eerste duizend dagen, toen we opeens in een weeshuis terechtkwamen. Als baby heb je daar de woorden nog niet voor, maar je neemt dat onveilige gevoel wel mee.”
Waren jullie vertrouwd met de Chinese éénkindpolitiek?
Noëmi: “Onze ouders hadden erover verteld, maar altijd op een lieflijke manier: Chinezen mochten maar één kind houden, dus wilden ze liever een jongen. De realiteit was veel gruwelijker. We zijn samen naar de documentaire One Child Nation gaan kijken. Daarin zit één beeld van een straat vol vuilniszakken met lijkjes van meisjesbaby’s. Ik was in shock. Sindsdien kijk ik met meer mildheid naar mijn adoptie: ik leef tenminste nog.”
Anéline: “In 2015 werd de éénkindpolitiek vervangen door een tweekindpolitiek, intussen mogen Chinezen drie kinderen hebben. Telkens als de wet verandert, worden nieuwe propagandafilmpjes gemaakt en verandert het perfecte gezinnetje dat iedereen opgedrongen wordt. Dat is zo absurd.”
Noëmi: “Als ik voor iets wil pleiten, dan is het wel deftige nazorg voor adoptiekinderen en hun ouders. Nu is de weg naar een adoptie lang en moeizaam, maar als het kind er eenmaal is, trekt iedereen z’n handen ervanaf. Misschien moet elk adoptiekind bij voorbaat al bij een psycholoog terecht kunnen, vóór een eetstoornis of erger de kop opsteekt.”
BOOMING BUSINESS
Jullie hadden geen idee waar te beginnen met jullie zoektocht, al staat er wel wat informatie in jullie dossiers.
Noëmi: “Maar alles in dat dossier kan vals zijn.”
Anéline: “Het is China, hè. Ze willen dat het er officieel uitziet, maar je weet niet wat ervan klopt.”
Noëmi: “De namen in onze dossiers zijn sowieso niet onze echte namen. Shen, mijn familienaam, is die van de directeur van het weeshuis – alle gevonden kinderen kregen zijn naam. Mijn ouders hebben mijn voornaam, Yuanchun, behouden als tweede naam. Noëmi betekent ‘lieflijke’, Yuanchun is ‘zonder vrees’, en Plateau is… tja, ‘plateau’ (lacht).”
Anéline: “In mijn dossier staat de naam Qiqi Chang – je spreekt hem uit als Chichi, niet Kiki. Het is een mysterie waar die naam vandaan komt. Ik heb er echt niks mee. Integendeel, lange tijd wilde ik hem liever van mijn identiteitskaart. Ik kreeg er altijd opmerkingen over.”
Terwijl je ouders het goed bedoelden: ze wilden dat deel van je roots niet negeren.
Noëmi: “En ik dacht: hak die naam eraf, tjak. Het confronteerde me met het feit dat ik uit China kom, in een periode dat ik dat liever wilde vergeten. Ook omdat China hier vaak negatief in beeld komt. Dat maakt het moeilijk trots te zijn op dat deel van mijn identiteit.”
In We Are Family zit een kinderfoto waarop jullie in van die typische Chinese pakjes staan.
Anéline: “Onze ouders vonden het prachtig. Ze stonden allebei te smelten tijdens die fotoshoot.”
Noëmi: “Ze zijn destijds in China geweest en vonden het een mooie cultuur. Heel subtiel hebben ze die aan ons proberen door te geven. Onze namen staan bijvoorbeeld in het Chinees op ons huis.”
Anéline: “Op het behang in de woonkamer stonden Chinese tekens.”
Noëmi: “Ze hebben ooit ook twee Chinese vrouwen thuis uitgenodigd om authentiek Chinees voor ons te koken. Lekkere soep, maar ons interesseerde het toen niet.”
Anéline: “Als puber heb ik lang gedacht: waarom kan ik niet gewoon het biologische kind van mijn ouders zijn? Ik zat te fantaseren over hoe ik eruit zou zien, hoe hard ik op hen zou lijken.
“Al op jonge leeftijd word je geconfronteerd met die blanco pagina in je verleden. In de kleuterschool vragen ze je je stamboom te tekenen. Terwijl je klasgenootjes het precieze uur weten waarop ze zijn geboren, weet ik niet eens de juiste dag.”
Noëmi: “Ik kon me heel eenzaam voelen als kind. Soms dacht ik: kom ik wel érgens vandaan? Alsof ik los van alles en iedereen rondzweefde op deze wereld.”
Je enige houvast is je DNA. Dat verankert je wel ergens op deze wereldbol.
Anéline: “Nog voor Lidewij met het voorstel kwam, waren we al van plan ons DNA ooit in zo’n databank te stoppen.”
Noëmi: “Onze ouders vonden het meteen goed. Zij willen onze biologische ouders ook graag vinden.”
Jullie volgden ook een webinar: ‘Hoe zoeken naar mijn familie in China’.
Noëmi: “De Nederlandse stichting Adoptiepedia organiseerde die webinar. Ze is opgericht door Nikwi Hoogland, een jonge vrouw die haar biologische ouders vond via posters die ze liet ophangen in China. Haar biologische vader lag in bed te scrollen op zijn telefoon. Opeens kwam hij haar poster tegen en zei hij tegen zijn vrouw: ‘Tiens, die lijkt op jou.’ Ze hebben een DNA-test gedaan en het bleek een match. Op amper drie maanden hadden ze elkaar gevonden. Dat soort verhalen geven je hoop: het is mogelijk om die speld in de hooiberg te vinden.”
Zoeken naar je roots is een booming business.
Noëmi: “Voor een DNA-test betaal je tussen de 100 en 200 euro. Je moet er verschillende doen om een voldoende groot bereik te hebben. Online posters zijn gratis, maar als je ze aan een muur in China wilt, heb je een zoeker nodig. Die vraagt dan per opgehangen poster ook nog een bedrag.”
Anéline: “Ik heb het moeilijk met die commercie. Met de zoekers heb je ook geen contact, je moet er maar van uitgaan dat ze hun job naar behoren doen.”
Noëmi: “Er zijn er die je geld opstrijken zonder iets te doen. Ze weten dat er aan de andere kant van de wereld hopeloze mensen zitten met veel geld, die er alles voor over hebben om te weten waar ze vandaan komen.”
Chinese weeshuizen vragen tegenwoordig 1.000 euro voor een bezoek.
Anéline: “Dat maakt meestal deel uit van wat ze een rootsreis noemen. Je hebt reisbureaus die een hele reis voor je uitstippelen, langs alle plekken van je adoptie.”
Noëmi: “‘Dit is jouw verhaal’, zo verkopen ze het. De commercie druipt eraf. Wij willen graag naar onze roots reizen, maar dan liever op onszelf.”
Aanvankelijk leverden jullie DNA-tests maar een flauw resultaat op: jullie vonden elk een third cousin.
Anéline: “Dat klinkt als een prestatie, maar teken het op een stamboom en je ziet hoe ver verwijderd die is. Je deelt er minder dan één procent DNA mee.”
Noëmi: “En toch heb ik gehuild toen ik hem vond. Die eerste persoon met wie ik DNA deelde, zelfs al was het maar een fractie, gaf me het gevoel: ik ben niet alleen op de wereld.”
KURKDROOG BERICHT
Noëmi: “Terwijl wij hier aan het zoeken waren, was mijn biologische vader ook aan een zoektocht begonnen. In China heb je zoekers die van dorp tot dorp gaan om mensen die ooit een kind hebben afgestaan, aan te sporen hun DNA in een databank te droppen. Zo is ons DNA opeens in dezelfde databank terechtgekomen. Ergens moet toen een rode vlag zijn verschenen: deze twee mensen delen wel erg veel DNA.”
Maar die rode vlag kwam niet bij jou terecht.
Noëmi: “Nee, de mail liep binnen bij Lidewij: ‘Congratulations! We found your birth parent.’ Daar ben ik blij om. Ik heb geen idee wat ik had gedaan als ik zo’n nieuws op mijn werk had gekregen.
“Lidewij belde me op: ‘Kun je straks naar hier komen? Er is iets.’ Lidewij wist intussen in grote lijnen hoe het zat maar wilde het me liever persoonlijk vertellen. Er gingen allerlei scenario’s door mijn hoofd. Ik ken een meisje dat een biologische tante vond, van wie ze te horen kreeg dat haar ouders al waren overleden. ‘Straks moet ik gaan rouwen’, dacht ik.”
Het was beter nieuws: je hebt een vader en hij leeft.
Noëmi: “Het nieuws drong niet meteen tot me door. Ik heb twee dagen dolblij rondgelopen, de rest van de week stond ik elke ochtend huilend op. Door de ontlading, maar ook omdat het zo’n moeilijk verhaal bleek.”
Je vader was op zoek naar vier dochters die hij met zijn huidige vrouw had afgestaan. Van jouw bestaan wist hij niets af.
Noëmi: “Dat kwam hard binnen. Naast die vier verloren dochters heeft mijn vader nog twee dochters en een zoon met zijn vrouw. Zij wonen wel bij hen.”
Ook al wist je vader niet dat je bestond, hij heeft wel vier keer bewust een kind afgestaan. Neem je hem dat kwalijk?
Noëmi: “Nee. Ik ben nooit boos geweest. Onze ouders zijn ook slachtoffers van de éénkindpolitiek: als overtreders werden betrapt, werd hun huis vernietigd en verloren ze hun job. Ik weet niet wat ik had gedaan als ik in zo’n regime had geleefd, ik kan hun dus niets verwijten. Maar misschien had ik die boosheid wel gevoeld als ik hier niet in zo’n warm gezin was beland.”
Anéline: “Ik vind het moeilijk om boos te zijn op iemand die je niet kent. Je mist context. Op wie ben je dan boos?”
Wat voelde jij toen Noëmi het je vertelde?
Anéline: “Ze stuurde me een kurkdroog bericht: ‘Ze hebben mijn biologische vader gevonden.’ Ik wist niet goed hoe te reageren. Wat zeg je op zo’n moment?”
Noëmi: “Ik was wel bang dat het je zou kwetsen. Omgekeerd had ik het er moeilijk mee gehad.”
Anéline: “Ik was net blij dat jij iets gevonden had en niet ik! Andersom had ik het niet eerlijk gevonden, omdat jij er veel meer mee bezig was. Het heeft emotioneel ook meer van jou gevergd het afgelopen jaar. Ik heb het minder toegelaten.”
Noëmi: “Terwijl ik het jou ook zo hard gun.”
Anéline: “Ik ben nadien nog wel gaan kijken op alle databanken of er iets nieuws was binnengekomen, maar ik zit nog altijd aan mijn third cousin, Katrina. Misschien komt er voor mij ook nog iets – over een week, vijf jaar, tien jaar – maar in het kader van We Are Family vind ik het wel goed zo: veel adoptiekinderen vinden niks, dat is de realiteit. Ik wil geen vertekend beeld schetsen, zoals in opsporingsprogramma’s met alleen maar happy ends.”
Noëmi: “Op het ogenblik dat het bij mij gebeurde, had ik de zoektocht al losgelaten. We hadden alles geprobeerd wat je vanuit België kunt doen, ik had er vrede mee. En dan opeens…”
Rest nu de kwestie: wie is je moeder?
Noëmi: “Dat is de grote vraag. Volgens de zoeker die met mijn vader ging praten, vond hij het moeilijk te geloven dat ik bestond. Ik denk dat mijn moeder is weggegaan toen ze zwanger was, zonder het hem te vertellen. Ergens moet hij toch wel weten wie ze is. Hoe erg van de wereld kun je zijn, als je een kind met iemand maakt? (lachje)
“Voor elk antwoord dat ik heb gekregen, heb ik er duizend nieuwe vragen bij. Nu is het voor mij nog belangrijker om mijn biologische moeder terug te vinden. En toch heeft het me ook rust gebracht. Voor het eerst kan ik zeggen: ik kom ergens vandaan.”
Hoe moet het nu verder?
Noëmi: “Voorlopig heb ik nog geen contact met hem opgenomen. Hij wilde eerst nog een tweede DNA-test. Dat begrijp ik wel, als je opeens hoort van een verloren dochter in België. Op die resultaten is het nu weer wachten. Misschien is dat niet slecht: het geeft me de tijd om het te verwerken.
“Ik heb wel al wat foto’s gezien van hem en zijn gezin. (Toont een foto van een man met een viool) Op deze lijkt zijn lach wat op de mijne, vind ik. Op een andere foto staan twee oudere mensen: zijn ouders, veronderstel ik. Dat komt wel hard binnen: voor die mensen ben ik evenzeer een kleinkind als de andere kinderen op de foto.”
Heeft het je eenzaamheid verholpen?
Noëmi: “Ja. Raar, hè: simpelweg het gevoel ergens vandaan te komen heeft de eenzaamheid al een beetje weggenomen. Ik had nooit verwacht dat dat zou kunnen.”
FETISJ
Noëmi: “De grootste stap zal komen als we naar China gaan, met of zonder biologische ouders.”
Anéline: “Voorlopig kan het nog niet door corona, maar we zitten er wel op te wachten. Het mag nu echt wel gaan gebeuren. Het zal raar zijn opeens omringd te zijn door allemaal Chinezen. Ga ik een connectie voelen? Hier blijf ik toch altijd ‘dat Chineesje’, ik hoor er nooit helemaal bij.”
In We Are Family praten jullie over onderhuids racisme. Wordt racisme tegenover Aziaten onderschat?
Anéline: “Toch wel. Telkens als China met iets negatiefs in het nieuws komt, voel ik de blikken. Alsof ik mij moet verantwoorden voor wat China mispeutert.”
Noëmi: “Zo ging het ook met corona. Aan het station kwam een man naar me toe. Ik dacht: die komt de weg vragen. Maar hij zei botweg: ‘I think it’s better you go back to your own country, and take your diseases with you.’ Ik heb geantwoord: ‘Ook een fijne dag.’
“Natuurlijk hebben sommige andere bevolkingsgroepen het nog moeilijker: wij hoeven niet bang te zijn voor de politie. Mensen zien ons niet als gevaarlijk, eerder als harde werkers en slimmeriken. Het zit hem eerder in ‘onschuldige’ denigrerende grapjes over onze afkomst, die we vaak moeten weglachen.”
Anéline: “Die clichés brengen ook druk mee. Ik heb vaak het gevoel dat ik het onderste uit de kan moet halen, zodat mijn ouders blij zijn dat ze mij hebben geadopteerd en niet een ander Chinees meisje. Ik heb veel last van bewijsdrang. Ik studeer nu film aan het RITCS, maar eerst ging ik voor ingenieur-architect in Leuven. Dat leek een logische stap na het aso, maar het was niks voor mij. In film kan ik meer van mezelf kwijt.”
Noëmi: “Ons wordt altijd gezegd dat we dankbaar moeten zijn. Maar waarom wij meer dan een ander? We zijn hier allemáál maar toevallig terechtgekomen. Ik ben ook dankbaar dat ik nu niet in oorlogsgebied zit, maar ik kan toch niet elke seconde van de dag dankbaar lopen te wezen?
“Je mag niet onderschatten hoe hard adoptie alle aspecten van je leven beïnvloedt. Je roots zijn je basis. Als die wankel staat, kan al de rest ook zomaar instorten. Ik voel dat in relaties: daten lukt, maar zodra iemand te dichtbij komt, zet ik het op een lopen.”
Anéline: “Ik laat relaties zelfs amper toe. Waarom zou je mensen dichtbij laten komen als je weet dat ze zo weer kunnen verdwijnen? Ik ben daar cynischer in dan Noëmi.
“Wat ook speelt, is dat ik niet voldoe aan het ideaalbeeld van de westerse vrouw. Ik zal altijd op mijn hoede zijn voor een fetisj.”
Noëmi: “Dat heb ik ook. Als iemand me exotisch vindt of ook al een relatie heeft gehad met iemand met Japanse roots, dan denk ik: oei. Sommigen wijzen je af omdat je Aziatisch bent, anderen gaan je net overseksualiseren. Maar stilaan leer ik toch mensen wat meer toe te laten. Daar heeft onze zoektocht met Lidewij bij geholpen. Het besef groeit: wie me ook afwijst, ik zal altijd wel liefde vinden. Ik mag vooral mezelf niet afwijzen.”
Lidewij maakt in haar reeks een bocht: in plaats van naar haar obscure roots uit het verre verleden te zoeken, verplaatst ze haar focus naar haar twee broers, van wie ze sinds haar tienerjaren is vervreemd.
Noëmi: “Dat zette me aan het denken: mijn band met Anéline is duizendmaal sterker, ook al delen we geen DNA. We begrijpen elkaar zonder woorden. Als ik ergens dankbaar voor ben, dan wel daarvoor.”
Anéline: “In het leven willen we allemaal een connectie voelen. Heb je daar een bloedband voor nodig? Niet noodzakelijk.”
Noëmi: “Een paar maanden geleden, net in de periode dat ik mijn vader vond, is een vriendin van me veel te vroeg overleden. Opeens besefte ik: wat ben ik in godsnaam in China aan het zoeken? Ik heb hier mensen die me door en door kennen, me helemaal aanvaarden zoals ik ben, en die ik doodgraag zie. Niet iedereen kan zeggen dat hij zo goed omringd is als ik, daar hoef ik niemand voor terug te vinden.”
We Are Family, op VRT NU.
© Humo