InterviewOnderzoeksrechter Isabelle Panou
‘Vaak hoor je dat mensen die radicaliseren minder kansen krijgen in de maatschappij. Dat is niet mijn ervaring’
Vijftien jaar lang heeft onderzoeksrechter Isabelle Panou (53) terroristen in ons land opgespoord. De bekendste jihadist die het in haar bureau mocht komen uitleggen, is Salah Abdeslam, die vier maanden na de aanslagen in Parijs werd gevat in Molenbeek. Ook de meeste andere verdachten die vanaf 5 december in Brussel zullen terechtstaan voor de aanslagen op Zaventem en in het metrostation Maalbeek, kent ze door en door. ‘Je hebt de straatcriminelen en de echte IS-strijders, maar ze zijn allemaal even gevaarlijk.’
De locatie die we voorstellen voor het interview, kent ze niet. Maar, zegt Isabelle Panou droog: “Ik heb Abdeslam opgespoord, dus ik zal het wel vinden.” Zo ernstig als haar bijnaam ‘terroristenjager’ klinkt, zo vrolijk is ze in levenden lijve. Ze vertelt uitbundig en laat af en toe een klaterende lach horen. Tegelijk is ze behoedzaam en discreet, en wil ze niet op de foto. Onderzoeksrechters horen de publiciteit niet op te zoeken, vindt ze. En wie zulke zware dossiers behandelt en geen bescherming krijgt, wil liever niet overal herkend worden.
Isabelle Panou leidde als onderzoeksrechter de antiterreuractie in Verviers in januari 2015, het onderzoek naar de aanslag op de Thalys-trein in augustus 2015 en dat naar de aanslagen in Parijs in november 2015. In dat dossier had ze de leiding over het Belgische luik van het onderzoek, nadat was gebleken dat een groot deel van de daders uit Brussel afkomstig was. In juni van dit jaar liep het Franse assisenproces ten einde, en Panou had er vriend en vijand verbluft met haar dossierkennis. Urenlang, zonder een blik op haar notities te werpen, onderhield ze het hof over de persoonlijkheid van de terroristen, hun vlucht naar België en de schuilplaatsen waar ze zich hadden opgehouden. Maar na het proces in Parijs was ze op. De mappen gingen dicht, de dozen verhuisden naar de kelder. “Mijn mammoet” noemt ze de papierberg nu teder.
Isabelle Panou: “Het onderzoek naar de aanslagen heeft 1.587 dagen geduurd. We hebben alles gegeven, mijn speurders en ik. Voor het proces heb ik me maandenlang voorbereid, dag en nacht, ook in het weekend. Het dossier liet me niet los, ook mijn familie niet. Zelfs mijn 88-jarige moeder, die ziek was, vroeg af en toe: “Et Paris, ça marche là-bas? Hoe heeft Isabelle het gedaan?” Terwijl ze wel andere dingen aan haar hoofd had. Ik heb er een hernia aan overgehouden, ik moest geopereerd worden en ziekteverlof nemen, terwijl ik nooit eerder in mijn carrière ziek ben geweest. Ik heb al die jaren doorgewerkt met maar één doel: zoveel mogelijk verdachten met zoveel mogelijk juridische elementen voor het hof van assisen in Parijs krijgen.”
Na het proces in Frankrijk start begin december in Brussel het grootste assisenproces dat ooit in ons land heeft plaatsgevonden. De zittingen zullen duren tot in juni 2023, er staan tien beschuldigden terecht en er zijn honderden getuigen opgeroepen. Vijf van hen werden in Parijs al berecht. Salah Abdeslam en Mohamed Abrini kregen levenslang, Osama Krayem en Sofien Ayari werden veroordeeld tot dertig jaar. Ook Oussama Atar, het brein achter de aanslagen in Brussel en Parijs, werd veroordeeld tot levenslang. Bij verstek, want de man is in 2017 om het leven gekomen in Syrië.
Isabelle Panou zal er in Brussel niet bij zijn. Het onderzoek naar de aanslagen in Parijs was haar laatste terreurdossier als onderzoeksrechter. Vandaag zetelt ze als rechter in de correctionele rechtbank, waar ze zich over drugs- en wapendossiers buigt.
Zullen we u in de Brusselse assisenzaal zien?
Panou: “Niet als getuige, dat wilde ik niet meer. Misschien kom ik wel een dag of twee naar mijn collega’s luisteren. Mogelijk samen met de Parijse procureur, met wie ik het trouwens uitstekend kon vinden. Dan maken we er een uitje van (lacht).”
Twee jaar geleden al vreesde federaal procureur Frédéric Van Leeuw dat we ons belachelijk zouden maken bij de organisatie van het proces. Nu moeten de glazen kooien worden afgebroken.
Panou: “In mijn bureau zaten Salah Abdeslam en Mohamed Abrini niet in kooien, hoor. Ik heb ook nooit problemen gehad tijdens de ondervragingen, ze waren altijd heel respectvol. In Parijs zaten de beschuldigden ook achter glazen schermen, maar die boxen waren veel ruimer. In Brussel bleek dat de verdachten zelfs niet discreet met hun advocaat zouden kunnen overleggen.”
Waar was u op 22 maart 2016, toen de aanslagen in Brussel plaatsvonden?
Panou: “In mijn bureau in het justitiepaleis. Ik overlegde met mijn speurders over het onderzoek naar de aanslagen in Parijs. Toen ik hoorde dat er bommen waren ontploft in Zaventem en in de metro van Maalbeek, zei ik: ‘Dat is niet ons dossier.’ Het drama drong wel door tot in het justitiepaleis, omdat ook collega’s familieleden hadden verloren. Maar aan de slachtoffers konden wij op dat moment niet denken, wij moesten doorgaan met onze eigen zaak.”
Vier dagen eerder had u Salah Abdeslam aangehouden in Molenbeek. Die werd na de aanslagen in Parijs al vier maanden gezocht. Hoe waren die maanden voor u verlopen?
Panou (zucht): “Iedere ochtend belde ik de chef van mijn speurdersteam op. ‘Goedemorgen, où est-il? Waar zit hij?’ vroeg ik dan. Iedere ochtend, het was een ritueel geworden.
“We hebben toen heel veel kritiek gekregen. Iedereen vroeg zich af waarom het vier maanden moest duren voor Salah Abdeslam werd gevonden. ‘Hij zat toch gewoon in Brussel!’ Maar we waren niet alleen op zoek naar Abdeslam. We moesten ook Mohamed Abrini vinden, Osama Krayem was spoorloos en Sofien Ayari leek van de aardbodem verdwenen. En we waren toen ook op zoek naar broers Ibrahim en Khalid El Bakraoui, die zich later in Zaventem en Maalbeek zouden opblazen, maar al internationaal geseind stonden. We zaten heus niet met onze vingers te draaien.”
Op 18 maart 2016 had u Salah Abdeslam eindelijk te pakken. Was u opgelucht?
Panou: “Vooral de Franse speurders waren blij. Wij waren wel tevreden, hoor, maar we stonden onder druk om ook de anderen te vinden. Toen ik die ochtend de chef van de speurders belde, zei ik: ‘Bravo! En nu de volgende!’”
In de Wetstraat, waar toevallig net de Franse president Hollande aanwezig was, werd de champagne uit de koelkast gehaald. Vanuit de VS kwamen er felicitaties van president Obama. En minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon tweette euforisch: ‘We hebben hem!’
Panou (verbaasd): “Vraiment? Maar wat hadden wij dan moeten vieren? De 131 doden in Parijs? Er waren toen nog tien verdachten op de vlucht. Feesten konden we pas als die achter de tralies zaten.”
Salah Abdeslam bleek zich schuil te houden in het huis van zijn neef Abid Aberkan, in Molenbeek. Hoe hebt u hem opgespoord?
Panou: “Met telefoontaps. We hebben een pak belgegevens vergeleken en telefoongesprekken afgeluisterd. De lokale en federale politie hebben enorm veel werk verzet. Vind maar eens tien mensen die zich ergens schuilhouden, vermoedelijk in België. We hebben gsm-nummers onderzocht en tientallen telefoontaps geplaatst. Wijkagenten, die hun buurt goed kennen, kwamen ons vertellen wie de eigenaars van verdachte huizen waren. Kadastergegevens werden gecontroleerd en geverbaliseerde auto’s nagetrokken – die jongens begingen de ene verkeersovertreding na de andere. Na een tijd konden we steeds kleinere zones afbakenen. Zo kwamen we in de Vierwindenstraat in Molenbeek terecht.”
De pizzadozen in de vuilnisbak zouden Abdeslams schuilplaats hebben verraden.
Panou (lachje): “Eigenlijk de levering ervan. We observeerden het huis van zijn neef Aberkan al. Op dat adres stonden officieel twee mensen ingeschreven, hijzelf en zijn moeder. We hielden de woning urenlang in de gaten, en plots kwam er een pizzakoerier aangereden met vier grote pizzadozen. Vier pizza’s, voor Aberkan en zijn moeder? ‘Ik denk dat ze daar zitten’, zei een van mijn speurders. De speciale eenheden zijn toen binnengevallen en ze troffen er niet alleen Salah Abdeslam aan, maar ook Sofien Ayari, die minstens even gevaarlijk was.”
OVERLEVINGSINSTINCT
U hebt Salah Abdeslam ondervraagd. Zijn advocaat zei toen dat zijn arrestatie een opluchting was voor hem. Welke indruk maakte hij op u?
Panou: “Hij was heel voorzichtig, en ook onder invloed van pijnstillers. Hij had een kogel in de knie gekregen tijdens zijn arrestatie. Ik weet niet of hij echt opgelucht was, maar het zou me niet verbazen. Hij was vier maanden lang op de vlucht geweest. Ik heb de schuilplaatsen gezien waar ze hebben verbleven: kleine bunkers waarin ze op elkaars lip zaten. Hij was vooral moe, denk ik. Op de vlucht zijn is erg stresserend en uitputtend.”
Heeft hij gepraat?
Panou: “Ja. Niet veel, maar toch. Hij heeft bekend dat hij in Parijs was om een zelfmoordaanslag te plegen en dat hij in Hongarije terroristen is gaan ophalen. We kregen later kritiek dat we hem niet lang genoeg hadden ondervraagd. Maar ik had maar 24 uur de tijd om te beslissen of ik hem kon aanhouden. Bovendien is het heel moeilijk om iemand te ondervragen die onder de pijnstillers zit. Daarna heeft hij nooit meer gepraat, en zelfs als we meer tijd hadden gehad, zou hij niets meer gezegd hebben, denk ik.”
Mehdi Nemmouche, de dader van de aanslag in het Joods Museum, zat in de cel naast die van Salah Abdeslam in de gevangenis van Brugge. Hij zou hem aangemaand hebben om te zwijgen.
Panou: “Mehdi Nemmouche, zijn advocaat, iedereen! Zwijgen was Abdeslams verdediging.”
Tijdens het proces in Parijs zei hij wel dat hij zijn bommengordel ‘uit menselijkheid’ niet tot ontploffing had gebracht.
Panou: “Ik heb twee keer getuigd in Parijs, in september 2021 en in juni van dit jaar. Telkens had hij een andere verklaring, en telkens werd die gepresenteerd als dé waarheid. Waarom is de verklaring dat hij het uit menselijke overwegingen deed, de juiste? En niet die waarin hij zei dat zijn bommengordel niet werkte en dat hij het plan dus niet kon uitvoeren?”
Dat is ook wat hij heeft geschreven in een boodschap aan zijn emir in Syrië, die op een weggegooide computer is gevonden. Hij schreef ook dat hij in België bleef om een andere aanslag te plegen.
Panou: “Inderdaad. Het feit dat hij zichzelf niet heeft opgeblazen, wil nog niet zeggen dat hij de zaak niet meer genegen was. Hij was geradicaliseerd en hij wilde terreurdaden plegen. Hij heeft de terreurcel ook niet verlaten. Toen hij naar België vluchtte, dook hij onder waar ook Sofien Ayari en Mohamed Abrini zaten.”
Ook Mohamed Abrini is uit Parijs gevlucht zonder een aanslag te plegen.
Panou: “Hij heeft toegegeven dat hij in Parijs was en dat hij wist van de plannen om aanslagen te plegen, maar hij wilde niet meedoen, zei hij. Hij was daar om afscheid te nemen van zijn kompanen. Maar zijn verhaal rammelde aan alle kanten. Hij heeft mij verteld dat hij de avond voor ze vertrokken al uitgebreid afscheid had genomen in Charleroi. Waarom moest hij dan in Parijs zijn? Om daar nog eens afscheid te nemen? Dat zijn wel veel au revoirs, hè (lacht). Voor mij was het duidelijk dat hij de opdracht had gekregen ook een zelfmoordaanslag voor zijn rekening te nemen.”
Enkele maanden later bliezen Khalid El Bakraoui en Najim Laachraoui zich op in de vertrekhal van de luchthaven van Zaventem. Ibrahim El Bakraoui deed hetzelfde in het metrostation van Maalbeek. Maar Mohamed Abrini, die zich ook op de luchthaven bevond, vluchtte opnieuw weg. Waarom?
Panou (haalt de schouders op): “Zwakte? Het zijn ook maar mensen en ze hebben net als iedereen een overlevingsinstinct. Ik denk dat het een menselijke reflex is om je niet op te blazen. Osama Krayem, die zich in Maalbeek moest opblazen, heeft het ook niet gedaan. Brahim Abdeslam, de broer van Salah, deed het wel in Parijs. Er zullen altijd mensen zijn die tot zoiets in staat zijn, en anderen die het niet kunnen. Krayem en Abrini hebben hun hachje gered. Misschien speelt lafheid ook wel een rol.”
Mohamed Abrini werd beschouwd als de speelvogel van de terreurcel. Geef hem een PlayStation en hij houdt zich koest, zei oud-speurder Alain Grignard vorig jaar in Humo.
Panou: “Ja, misschien. Maar op 22 maart 2016 duwde hij in Zaventem een karretje voort met daarop een vracht TATP-springstof, met de bedoeling een internationale luchthaven op te blazen. Ik speel ook weleens op PlayStation, maar ik ben nooit in Zaventem beland met springstof in mijn koffer. U ook niet, vermoed ik.”
U hebt tijdens het proces in Parijs haarfijn de connecties tussen de beschuldigden beschreven.
Panou: “De meeste daders van de aanslagen in Parijs en Brussel kenden elkaar heel goed. Ze woonden naast elkaar, gingen naar dezelfde school of volgden op dezelfde plaats Arabische les. Salah Abdeslam en Mohamed Abrini woonden bij elkaar om de hoek, hun tuinen grensden aan elkaar. Oussama Atar en de broers El Bakraoui waren neven. Het was een heel dicht sociaal en familiaal weefsel, en het is heel moeilijk om je jeugdvrienden of je familie te verklikken. Telkens als er een nieuwe verdachte in het vizier kwam tijdens ons onderzoek, vroeg ik mijn speurders om uit te zoeken met wie hij naar school ging, wie zijn neven waren en met wie hij in de gevangenis had gezeten. We vonden altijd wel een link.”
Wie vindt u de gevaarlijkste terrorist van de bende?
Panou: “Mohamed Abrini alleszins niet. Hij was vroeger een kruimeldief en pleegde kleine overvallen. Hij was zeker geen gepokte en gemazelde terrorist. Salah Abdeslam evenmin. Voor de aanslagen in Brussel zijn Osama Krayem en Sofien Ayari nog onschuldig tot het tegendeel bewezen is, maar in Parijs speelden ze een niet te verwaarlozen rol. Beiden hebben bij IS in Syrië een militaire opleiding genoten, en zijn daarna onder een valse naam samen met vluchtelingen naar Europa getrokken. Sofien Ayari is een echte strijder, iemand die niet veel praat. Hij komt uit Tunesië, waar hij elektriciteit studeerde, en verblijft hier illegaal. Osama Krayem is een Zweed die eveneens bij IS is opgeleid en daar aan wreedheden heeft deelgenomen. Hij was aanwezig bij de executie van de Jordaanse piloot die in een kooi levend in brand werd gestoken.
“Krayem minimaliseerde zijn rol. Toen ik hem verhoorde over de nacht van de aanslagen in Parijs, zei hij heel gewichtig: ‘Ik ga u iets geven.’ Hij vertelde dat hij die nacht samen met Sofien Ayari naar Schiphol was afgereisd. Ze wilden in de Nederlandse luchthaven de veiligheidsregels nagaan, zeiden ze, zodat ze er later wapens en geld konden achterlaten. Krayem gaf ook de naam door van het hotel waar hij had gelogeerd. Maar dat verhaal klopte niet. Het hotel dat hij had opgegeven, bestaat niet eens.
“Het verhaal is ook niet logisch. Een kind van 12 met een beetje computerkennis kan de plattegronden van Schiphol vinden op het internet. Daarvoor hoef je niet naar Amsterdam te reizen. Bovendien was de rit niet zonder risico: Ayari was illegaal in het land en had valse papieren. Bij de eerste controle zou hij tegen de lamp lopen. Waarom moest hij überhaupt mee? Bovendien hadden ze een enkeltje gekocht, ze waren niet van plan terug te komen.”
Wat waren ze dan wel van plan?
Panou: “Ik denk dat ze naar Schiphol zijn gegaan om daar een aanslag te plegen. Iets moet hun plannen gedwarsboomd hebben. Wat, dat weten we nog steeds niet. Maar we hebben hun planning voor de aanslagen in Parijs gevonden, en daarin werden ook de luchthavens van Schiphol en Charles de Gaulle vermeld. Het aanvankelijke plan was veel groter dan wat ze hebben kunnen uitvoeren.”
BAKKEN EN DEALEN
Het brein achter de aanslagen van Parijs en Brussel was Oussama Atar, die in 2017 is gedood in Syrië. In 2012 was hij onder druk van onze regering vrijgelaten uit de gevangenis in Irak, waar hij was veroordeeld voor terroristische activiteiten. Zelfs Amnesty International heeft campagne voor hem gevoerd. Hij heeft iedereen beetgenomen.
Panou: “Ik heb ook vragen bij dat dossier, maar achteraf oordelen is makkelijk. Toen Atar in 2012 naar België werd overgebracht, klonk zijn verhaal dat hij onschuldig was nog plausibel. IS was nog niet aan de macht in Syrië. Niets wees erop dat de organisatie zo snel zou groeien. Hij is hier grondig ondervraagd door de politie en speurders hebben zijn hele familie doorgelicht: ze hebben niets verdachts gevonden. Een collega-onderzoeksrechter heeft toen beslist om Atar vrij te laten onder voorwaarden. Hij zou ook gevolgd worden.”
Toch kon hij zijn neven, de broers El Bakraoui, bezoeken in de gevangenis en hen radicaliseren. Daarna kon hij probleemloos uit België vertrekken. Niet veel later was hij een van de topmannen bij IS in Syrië.
Panou: “Dat hij zomaar een paspoort kreeg en België kon verlaten, was inderdaad vreemd. Temeer omdat hij op een Amerikaanse lijst van terreurverdachten stond. Dat was op zich al zorgwekkend.”
Weet u na vijftien jaar onderzoek naar terroristen waarom jongeren radicaliseren? Hoe een kruimeldief als Mohamed Abrini kan veranderen in een terrorist die zich wil opblazen?
Panou: “Daar heb ik nog altijd geen verklaring voor. Vaak hoor je dat het gaat om mensen die minder kansen krijgen in de maatschappij. Dat is niet mijn ervaring. Salah Abdeslam had een familie, een woning, toegang tot gezondheidszorg en onderwijs, een job, een liefje en een sociaal netwerk. Is dat iemand die is uitgesloten door het systeem?
“Hetzelfde geldt voor Mohamed Abrini: ook hij had familie, een woning en een vriendin met wie hij wilde trouwen. Hij had een bakkerij en verdiende daarnaast wat geld met drugshandel en diefstallen. Sofien Ayari komt uit een familie van handelaars in Tunesië, hijzelf was student. De meeste Belgische terroristen werkten of hadden een inkomen, en een sociaal netwerk. Zijn dat verworpenen van het systeem? Waarom ze dan wel radicaliseerden, weet ik niet.”
Hoe gaat het met de families van de beschuldigden?
Panou: “Ik denk dat het niet makkelijk is om familie van Salah Abdeslam of Mohamed Abrini te zijn. De vader van Abdelhamid Abaaoud (een van de spilfiguren van de aanslagen in Parijs die zich heeft opgeblazen, red.) is naar Marokko verhuisd omdat hij hier met de vinger werd gewezen voor wat zijn zoon had gedaan.”
GRIEKSE GODIN
Hebt u met slachtoffers gepraat?
Panou: “Neen. Die werden ondervraagd door de Franse speurders. Ik heb hun verhalen natuurlijk wel gelezen. Een vader die zijn twee dochters heeft verloren op een terras, twee zussen die samen iets zaten te eten en werden gedood… Vreselijke verhalen, maar als onderzoeksrechter moest ik me concentreren op mijn taak om de daders te vinden en hen voor het gerecht te brengen. Dat is geen ongevoeligheid, maar efficiëntie.
“Ook de opeisingsvideo van IS heb ik niet helemaal bekeken, moet ik toegeven. Ik ben er snel door gegaan en zag ijzingwekkende taferelen van executies en onthoofdingen. Ik heb toen aan de speurders gevraagd of ze die video voor mij wilden analyseren.”
Moet u afstand nemen om beter te kunnen werken?
Panou: “Ja. Je moet niet overal tegelijk willen zijn. Een onderzoeksrechter moet niet belangrijk willen zijn, maar wel nuttig. Televisiedebatten zijn niet aan mij besteed. Ik ga ook nooit mee naar een huiszoeking, daar heb ik een goede speurdersploeg voor. Ik neem beslissingen in het onderzoek, ik lees technische rapporten en pv’s, maak notities en denk na. Het is wel een ondankbare job, hoor. De anderen nemen deel aan de actie, maar ik blijf in mijn bureau. Ik telefoneer, wacht tot er een verdachte is opgepakt en verzamel juridische elementen. Mijn speurders doen het werk op het terrein, en ik heb 1.000 procent vertrouwen in hen. Ik heb altijd met dezelfde ploeg gewerkt. Ze kregen scherpe kritiek in Frankrijk, maar dat vond ik onverdiend.”
U was erg onzichtbaar als onderzoeksrechter: er zijn geen foto’s van u te vinden op het internet, alleen een paar tekeningen van tijdens het assisenproces in Parijs.
Panou (lacht): “Die probeer ik nu van het internet te laten halen. Ik word betaald om naar mensen te luisteren, beslissingen te nemen, en het bevel te geven voor huiszoekingen en telefoontaps. Niemand hoeft te weten hoe ik eruitzie, voor mijn eigen veiligheid.”
Federaal procureur Frédéric Van Leeuw krijgt al zes jaar politiebescherming. Hebt u er ooit gekregen?
Panou: “Nee. Ik heb ook nog nooit directe bedreigingen gekregen, en dat wil ik zo houden. De enige keer dat ik een bodyguard heb meegekregen, was tijdens een onderzoek naar drugs op het Lemmensplein in Anderlecht. Ik had een kerel met een cannabisplantage naar de cel gestuurd, en dat heeft hij me érg kwalijk genomen. Ik ben toen op vakantie vertrokken naar Turkije, de procureur was blij dat ik even van het toneel verdween. Toen ik terugkwam, was de boel gekalmeerd.
“Onderzoeksrechters krijgen haast nooit bescherming, en dat is echt een probleem. Ik maak me zorgen over mijn collega’s. Na de aanslagen in Parijs werd in ons land dreigingsniveau 4 afgekondigd en ging Brussel in lockdown, maar ik moest ’s nachts in mijn eentje naar mijn bureau in het justitiepaleis om de zoektocht naar de daders te leiden. Mijn bureau lag aan de voorkant. De bewakingsagenten van het justitiepaleis hebben toen alle lichten van die verdieping aangedaan, zodat niemand kon weten waar ik zat. Ik heb er hele nachten doorgebracht in het gezelschap van mijn poedel, Mistral. Helaas is hij nu dood. Ik heb intussen wel een nieuwe poedel. Hij heet Themis, naar de Griekse godin van het recht.
“Weet u dat zelfs de rechters die het assisenproces van de aanslagen in Brussel voorzitten, geen bescherming krijgen? Ik ken ze alle drie. Laurence Massart, Thibault de Sauvage en Marc Welkenhuyzen zijn stuk voor stuk competente en erg ervaren magistraten. Als zij het proces niet tot een goed einde kunnen brengen, kan niemand het.”
U zetelt voortaan als correctionele rechter. Zult u het onderzoekswerk niet missen?
Panou: “Nee, het is genoeg geweest. En wat ik nu ga doen, is even interessant. Het werd ook tijd om de fakkel door te geven. Die onderzoeken waren emotioneel erg zwaar. Vergeet niet dat de aanslagen van Parijs de zwaarste waren die ooit in Europa zijn gepleegd, na die in Madrid. Het brute geweld heeft ons allemaal erg geschokt. Ook mijn familie, die intens met mij heeft meegeleefd in de rechtszaal.
“Bovendien zijn de werkomstandigheden bij justitie niet bepaald comfortabel. Ik had een faxtoestel gevraagd om ’s nachts thuis ondertekende onderzoeksopdrachten naar mijn speurders te kunnen sturen. Toen moest je nog een geschreven bevel sturen – nu is die wet gelukkig veranderd. Dat betekende dat ik telkens midden in de nacht Mistral onder de arm moest nemen, naar het justitiepaleis moest rijden en daar een fax versturen. Ik was het ook beu dat de onderzoekers om de haverklap ’s avonds bij me aanbelden om een bevelschrift te laten tekenen. Een fax was de ideale oplossing.
“Denkt u dat ik er één kreeg? Nee, dat bleek on-mogelijk. Uiteindelijk heeft Frédéric Van Leeuw me uit medelijden zijn faxtoestel gegeven. Dat moest wel nog geïnstalleerd worden, en ook dat was een probleem. Er was geen enkele technicus beschikbaar die me kon helpen. Ook toen heeft Frédéric me bijgestaan. En dat tijdens een terreurcrisis!
“Ook een printer die werkt, is niet vanzelfsprekend bij justitie. Op 25 november 2015, toen we voor het eerst een grote operatie zouden uitvoeren om de daders van de aanslagen in Parijs te vatten, heb ik 45 huiszoekingsbevelen met de hand moeten schrijven omdat de printer het niet deed. Niemand wist hoe we die weer aan de praat konden krijgen. En ik durf u niet eens mijn computer te laten zien. Die is al zeven jaar oud, maar hij werkt gelukkig nog.
“Toen mijn bureaustoel stuk was, vroeg ik of ik een nieuwe kon krijgen. Er waren er geen meer, klonk het. De griffier van het hof van beroep heeft me toen haar stoel gegeven: ‘U werkt zo hard, neem de mijne maar.’ Ik heb die stoel nog altijd.
“Op veel empathie van mijn oversten heb ik nooit moeten rekenen – een groot verschil met mijn collega’s in Parijs. Luc Hennart, destijds de voorzitter van de rechtbank, denkt dat iedere onderzoeksrechter er zo maar eventjes een paar terreurdossiers bij kan nemen. Een schouderklopje? Een bemoedigend woordje toen ik in Parijs moest gaan getuigen? Nooit. Ik wil niet bewierookt worden, maar gewoon even vragen hoe het is gegaan, is toch niet te veel gevraagd? De huidige voorzitter, Anne Dessy, is veel empathischer.”
De krant La Libre maakte vorig jaar een portret van u aan de hand van getuigenissen uit uw omgeving. U wordt een harde werkster genoemd, die zich vastbijt in dossiers en niet loslaat.
Panou: “Ah, dat is vriendelijk.”
‘Soms is ze irritant.’
Panou: “Dat is een feit.”
‘Ze verdraagt geen kritiek.’
Panou: “Kwam dat van de advocaat van Mohamed Abrini?”
‘De schrik van misdadigers, extreem gevoelig onder dat harnas.’
Panou: “Zoals iedereen, hè.
“Het is vreemd om mij zo samen te vatten. Ook mijn Griekse origine wordt altijd vermeld, terwijl ik maar half Grieks ben: mijn moeder is Italiaanse. Vandaar mijn mediterraanse temperament.”
© Humo