Atletiek
Uitzonderlijk talent of oneerlijk voordeel?
Interseksuele atletes, die veel meer testosteron aanmaken dan 'gewone' vrouwen, moeten aan de hormonen. Zo daalt hun testosteronspiegel, worden ze zwakkere atletes en mogen ze blijven deelnemen aan officiële wedstrijden. Die regel reanimeert de Internationale Atletiekfederatie (AAIF) binnenkort.
De Spelen in Rio, een klein jaar geleden. Caster Semenya verpulvert haar tegenstand in de finale van de 800 meter. Met een straatlengte voorsprong rijft ze het goud binnen. Een glorieuze overwinning op het hoogst denkbare platform. En toch barst het Estádio Olímpico João Havelange niet in juichen uit. Na de meet reikt ze de hand naar haar concurrenten Melissa Bishop en Lynsey Sharp. Ze negeren haar. Dat reacties hebben alles te maken met de figuur Semenya. De Zuid-Afrikaanse is namelijk hyperandrogeen, of interseksueel, zo je wil. Ze is vrouw, maar vertoont ook mannelijke kenmerken. Ze heeft een ‘viriel’ uiterlijk en vooral: ze maakt ongeveer drie keer zoveel testosteron aan dan 'gewone' vrouwen. En dat maakt haar weinig populair. Ook de sportbonden doen eraan mee. Zo moest ze ooit een visuele geslachtstest ondergaan. Dat is precies wat u er zich bij voorstelt.
Aan de hormonen
Als het aan de Internationale Atletiekfederatie (IAAF) lag, had ze harder moeten vechten voor dat Olympisch goud. In 2011 besliste die namelijk dat Semenya's testosteronspiegel omlaag moest om nog te mogen deelnemen aan officiële races. Het middel: een hormonenkuur. Zo zou ze minder testosteron aanmaken en per definitie een mindere atlete worden. Dat zou trouwens gelden voor alle interseksuele atletes. Het Hof van Arbitrage voor Sport (CAS) floot de IAAF in 2015 terug, na een klacht van Dutee Chand, een Indische interseksuele sprintster. Pas als het IAAF bewijst dat Semenya en co er voordeel uit halen, kan de regel gelden. Nu, twee jaar later, is de eerste studie van dat rapport klaar. Het is een kwestie van tijd tot Semenya weer aan de 'verzwakkingshormonen' moet.
En dat doet de discussie weer oplaaien, er zijn namelijk meerdere kanten aan het verhaal. Enerzijds haalt Semenya wel degelijk een voordeel uit haar situatie. Dat is duidelijk meetbaar: ze loopt sneller door die testosteron. Anderzijds, grote atleten zijn altijd voor een stuk het product van de natuur. Kijk maar naar fastest man alive Usain Bolt en turnsensatie Simone Biles. Het verschil: Bolt en Biles worden als halfgoden aanbeden, Semenya moet haar natuurlijk voordeel inleveren.
Twee kanten aan de medaille
De vraag is dan: mag je zo'n beperking wel opleggen? “Absoluut niet”, vindt professor Guy T’Sjoen, coördinator van het Genderteam van het UZ Gent. “Dit is pure discriminatie. We vragen Bolt toch ook niet zijn spiermassa af te bouwen om zijn tegenstanders meer kansen te geven? Semenya moet dat blijkbaar wel, met een hormonenkuur. Dat is spelen met de gezondheid van een topatlete.”
Professor Petra De Sutter, fertiliteitsdeskundige aan de UGent, pleit voor nuance. “Dit lijkt me een pragmatische, ethisch te verantwoorden oplossing voor een bijzonder ingewikkeld probleem. Vroeger werden zulke atleten gewoon uitgesloten, dan is dit al eerlijker. Gewichtheffers nemen het enkel op tegen mensen in hun gewichtsklasse. In dit geval zou je kunnen spreken van een testosteronklasse.”
Ook de atletiekwereld kijkt uiteraard met spanning naar de uitkomst in de zaak-Semenya. “Er is al lang veel onduidelijkheid, het is goed dat er een heldere regeling komt”, reageert Cédric Van Branteghem, ex-sprinter en directeur van de Memorial Van Damme. “Natuurlijk is dit erg moeilijk. Zwemmers met schoenmaat 52 hebben een voordeel, idem voor NBA-spelers van 2 meter 20. Maar bij Caster Semenya is het een hormonaal voordeel. En dat is toch nog iets anders. Atleten die door medische redenen een te laag testosterongehalte hebben, kunnen ook een uitzonderingsattest krijgen om hormonen te nemen. Dan mag er voor mij gerust een bovengrens zijn.”
Een delicate discussie en het einde is nog lang niet in zicht. Er doemen nog hangijzers op aan de einder. “Genetische doping", geeft De Sutter als voorbeeld. "Ooit kunnen we embryo’s selecteren met een grotere aanleg om spiermassa te kweken. Zo behaal je ook een voordeel en het is onmogelijk daarop te controleren. Als dit al zo moeilijk is, wat doe je daar dan mee?”