Interview9/11
Twee New Yorkse brandweermannen over hoe zij 11 september 2001 beleefden: ‘Als je jong bent denk je onoverwinnelijk te zijn. Onzin, weet ik nu’
Twintig jaar geleden werden de Verenigde Staten aangevallen op hun eigen grondgebied. De vrienden Ibn Gaskins en Ken Butler waren die dag allebei aan het werk als brandweerman in New York City. ‘Ik zei: papa gaat werken, ik weet niet wat er gaat gebeuren, tot ziens.’
Het is de geur die brandweerman Ibn Gaskins (53) nooit meer vergeet. Een verbrand mensenlichaam gaat na verloop van tijd zo erg stinken, zo hardnekkig, dat je met water je neus moet spoelen om ervan af te komen. In de maanden nadat op een zonnige dinsdagochtend twee vliegtuigen de Twin Towers in waren vlogen, zocht Ibn Gaskins dagelijks naar de lichaamsresten van meer dan tweeduizend Amerikanen onder het puin – en elke dag spoelde hij zijn neus.
“We waren net terug van Disneyworld, mijn vrouw en ik”, zegt hij. “We haalden de hond op van de kennel en liepen een rondje door onze buurt in Brooklyn. Ineens zagen we een gigantische rookwolk boven Manhattan hangen. We liepen snel terug naar huis, op televisie zag ik het tweede vliegtuig erin vliegen. Mijn mond viel open. Toen voelde ik dat er iets vreselijks aan de hand was.”
Loeiend scheurt een brandweerwagen voorbij het zonnige terras van restaurant Rabbithole in Brooklyn. Gaskins veert op. “Dit is het geluid waar ik als kind al gek op was!” De wagen is van zijn eigen kazerne en collega’s zwaaien en roepen naar hem. “Als er vroeger een brandweerwagen langsreed, deed ik het geluid van de sirenes na. Toet, toet!”
Als jonge twintiger meldde Ibn Gaskins zich aan bij de brandweeracademie. Zeven jaar stond hij op een wachtlijst. In de tussentijd koos hij baantjes die hem voorbereidden op het vak: hij werd loodgieter, leerde met gereedschap werken, kweekte spierballen in de bouw. Toen het eenmaal zover was, doorliep hij de examens en het trainingskamp met gemak. Op zijn 31ste begon hij dan eindelijk met het echte werk. “Mensen redden”, zegt hij. “Dat is wat ik wilde doen.”
Op Ground Zero vond Gaskins een pink en een wijsvinger en stopte die in een zak. Hij trok een bruine schoen onder het puin vandaan met daarin een afgescheurde voet. Terwijl stukken van de zware buitenpui van het World Trade Center boven hem loswapperden en hij bang was dat ook zijn eigen ledematen tot moes geslagen zouden worden, viste hij er het been van iemand anders uit. Nachtenlang bleef hij zijn neus spoelen om de geur niet mee naar huis te nemen. Maar nog steeds ruikt hij hem soms uit het niets weer.
Met zijn schorre, zware stem klinkt de Afro-Amerikaanse Gaskins zoals je misschien zou verwachten van een kale, breedgeschouderde brandweerman in New York City. Hij is hier geboren. “Mijn stiefvader bracht mij discipline bij”, zegt hij. Zeven minuten te laat kwam hij voor dit interview, een ramp waarvoor hij wel tien keer sorry zei. “Het spijt me zo. Ik heb een hekel aan te laat komen.”
Minuten nadat het tweede vliegtuig het World Trade Center ramde, ging zijn telefoon. De commandant. Of hij direct naar de kazerne kon komen. “Ik kreeg geen informatie over wat er aan de hand was. Het woord terreuraanslag viel niet.” Gaskins kuste zijn vrouw gedag, suste haar zorgen en beloofde dat hij snel zou bellen.
Ken Butler (nu 51 jaar) had met zijn taxi iemand afgezet in Long Island en wachtte op zijn volgende rit. “Om zes uur ’s ochtends was ik begonnen”, zegt hij. “Als brandweerman verdien je niet zoveel, ik had kleine kindjes, dus ik kluste bij als taxichauffeur. De radio stond aan. Ik dacht eerst: hoe kan je zo’n toren nou over het hoofd zien als piloot? Toen kwam die tweede. Twéé domme piloten? Onmogelijk. Dit moest een aanval zijn. Ik begon terug te rijden naar de taxistandplaats, waar mijn eigen auto stond. Vlak daarna werden op de radio alle brandweermannen opgeroepen zich melden.”
‘Let’s get this shit done’
Ken Butler en Ibn Gaskins zijn oude vrienden. Ze werken al 22 jaar in dezelfde kazerne, hebben samen veel overleefd en verwerken dat ieder op hun eigen manier.
“Wat zouden we zonder alcohol moeten”, zegt Butler wanneer hij twee dagen na het gesprek met Gaskins op de barkruk gaat zitten van Old Man Hustle, ook vlak bij de kazerne. Hij is wit en heeft een hoofd vol grijs gemillimeterd stekeltjeshaar. “Ik meen het. Alcohol helpt je het leven door, je vergeet gewoon even dingen.” Biertjes bestelt hij in tweetallen, zodat het gesprek niet onderbroken hoeft te worden, zegt hij. De andere gasten kijken af en toe op van zijn harde stem.
“Mijn eerste oproep als brandweerman weet ik nog goed”, buldert hij. “Een gaslek in een appartement. We lopen de trap op en ik bel bij die mensen aan. Meteen krijg ik een tik van mijn luitenant. ‘Lul, we zijn hier vanwege een gaslek, dan moet je klóppen, niet aanbellen!’ Een vonk van de bel kan het gas doen ontbranden. Dat was fout nummer één.”
Butler is geboren in Queens als kind van twee Ierse migranten. Zijn vader was verwarmingsreparateur en leerde hem op zijn 12de het vak. De zoon ging meteen aan de slag. “Het is zwaar om voor je eigen familie te werken”, zegt hij. “Na een tijdje had ik het werk als reparateur wel gezien.” Butler meldde zich aan op de brandweeracademie, en stond net als Gaskins jaren op een wachtlijst. Op zijn 30ste kwam hij er eindelijk doorheen en begon als brandweerman. Het was november 1999.
“Toen de oproep kwam stonden de torens in brand, maar ze waren nog niet ingestort. Geen moment dacht ik: ik wil thuisblijven. Meer: Let’s get this shit done.”
Vanaf de taxistandplaats reed Butler naar huis, naar zijn vrouw en baby van drie weken. Hij kuste hen gedag, zei dat hij laat thuis zou zijn. Daarna reed hij naar de school van zijn oudere kinderen, liep zo hun klaslokaal binnen. Ook hen kuste hij. “Ik zei: papa gaat werken, ik weet niet wat er gaat gebeuren. Tot ziens.”
Versgemaaid gras
Ibn Gaskins kwam twintig minuten na het telefoontje van zijn baas aan op de kazerne in South Jamaica, Queens. Ze waren al met velen. Zijn collega’s en hij moesten zoeken naar parkeerplaatsen. Uniformen werden haastig over het lichaam gehesen, helmen gingen op. Ze moesten wachten op een bus, in de brandweerwagens was niet genoeg plaats voor iedereen. Kilometers verderop stortte de tweede toren van het World Trade Center in.
“Sommige jongens op de kazerne praten er nooit over”, zegt Gaskins. “De eerste jaren deed ik dat ook niet, maar dan kwam het er op een vreemde manier toch uit. Als mensen naast mij over complotten praatten, dat het een inside job was. Drie keer liep het bijna uit op een vechtpartij. Giftig werd ik: gast, je weet verdomme niet waar je het over hebt!” Hij veegt de palm van zijn handen over zijn benen. “Ik was erbij! Ik heb het allemaal gezien! Ik heb de vliegtuigmotor zien liggen! Koffers van mensen, vliegtuigstoelen! Een keer heb ik een barman gevraagd om iemand eruit te gooien.”
Hij glimlacht. “Sorry voor mijn taalgebruik net. Soms ga ik in een donkere kamer zitten. Dan zet ik rustige jazz op, heel zachtjes, en sluit mijn ogen. Denk aan fijne dingen: de geur van versgemaaid gras, spelende kinderen die met elkaar lachen. Zo word ik weer rustig. O, en de comedyfilms. Richard Pryor, Eddie Murphy, die hebben mij ook gered.”
In bussen reden Ibn Gaskins en zijn collega’s naar de rampplek. Als brandweerman ben je altijd onrustig als je ergens heen wordt gestuurd, zegt hij, zelfs met meer dan twintig jaar ervaring. Je weet nooit wat je zal aantreffen. “Die dag was ik nóg angstiger dan normaal. Ik was getraind om branden te blussen, mensen uit liften te redden. Niemand had mij voorbereid op zoiets groots.”
In de bus naar Ground Zero was Ibn Gaskins stil. Zijn hartslag was te hoog, hij voelde hem kloppen in zijn nek. Hij deed ademhalingsoefeningen. Ook als onervaren brandweerman wist hij wat er mis kon gaan: hij zou in paniek kunnen raken, zelf gered moeten worden. Gaskins haalde diep in en blies langzaam uit. Het hielp nauwelijks. Dichtbij het gebied zagen de brandweermensen de paniek die er was uitgebroken in de stad. Een gillende mensenmassa rende weg van waar zij juist naartoe reden. Het werd muisstil in de bus.
Broodje steak
“Nog nooit heb ik een traan gelaten om die dag”, zegt Ken Butler. “Je moet sterk zijn. Uit mijn examenjaar van de academie zijn die dag veertien mensen omgekomen. Maar ik heb nog nooit gehuild. Ik ben gewoon hard, in sommige situaties dan. Meestal ben ik een lover. Hahaha.”
Gierend van de adrenaline zat Butler in de bus naar Ground Zero. “In onze bus konden mensen niet wachten om er te zijn, iets te kunnen betekenen. Na aankomst moesten we met z’n allen tegen een muur staan, wachten op instructies. Ik zag vooral andere brandweermannen en ambulancepersoneel. Ziekenhuizen stonden klaar om slachtoffers te behandelen, maar er waren niet meer zoveel mensen over. Bijna iedereen was al dood.”
Ibn Gaskins stapte uit de bus en liep over dikke lagen stof. Hoog en laag in de lucht dwarrelden witte vellen papier, brandende brokstukken vielen uit de hemel. “De ergste rampenfilm die je je maar kunt voorstellen. Eén beeld krijg ik nooit meer uit mijn hoofd: een man met een groentekraam die al zijn fruit stond af te stoffen. Volledig verdwaasd, in shock. Meer mensen waren dat.”
Op Ground Zero probeerde Gaskins mensen weg te leiden, toen er plots een luchtalarm afging. Hij draaide zich om zag hoe achter hem het Marriott Hotel in elkaar donderde. “Een gigantische zwarte wolk puin rolde naar beneden, recht op mij af. Dit was het engste moment uit mijn leven. Ik begon te rennen en te bidden: ‘God, alstublieft, laat dit niet het laatste zijn wat ik zie. Ik wil mijn vrouw zien.”
Ook Ken Butler betrad de plek van de aanslag. “We vonden op een gegeven moment de helft van een agent. Geen hoofd, geen benen, geen armen, alleen z’n torso. We roken hem vanonder het puin – hij stonk naar dood mens – maar we konden hem niet zien. Honden hebben hem gevonden.” Ze hielden een kleine ceremonie met de Amerikaanse vlag. Hij was de zoon van een belangrijke baas van de politie.
“Nee, nee, mijn vrouw hoeft niets te weten over die dag”, zegt Ken Butler. “Waarom zou ik haar vertellen wat ik allemaal heb gezien? Haar blootstellen aan zoveel kwaad? Nooit! Mijn kinderen, nu zelf twintigers kennen mijn verhaal niet. Ik wil dat ze alleen de mooie herinneringen aan 11 september kennen. Al die mensen en restaurants die ons eten brachten bijvoorbeeld.”
Nooit meer vergeet hij dat broodje koude steak. “Tot op de dag van vandaag is dat het allerlekkerste dat ik ooit heb gegeten. Het was al donker buiten. Op een lege maag was ik bijna twaalf uur aan het werk op Ground Zero. Er gingen broodjes pindakaas en jam rond, waar ik eerlijk gezegd niet zo van houd. Iemand gaf mij toen dat broodje steak. God zegene die persoon. Dat broodje heeft mij gered die dag.”
Eenheid in het land
In de vroege ochtend van 12 september keerde Ibn Gaskins, na een lange douche op de kazerne, terug naar huis. “Mijn vrouw stond in de deuropening te huilen. Iedereen had gebeld, of ik nog leefde. Heel bewust zette ik mijn pokerface op, ik wilde mijn familie het gevoel geven dat ik sterk was. Dat het goed ging. Ik at iets kleins en ging slapen. Pas dagen later kon ik bij de pastoor in mijn kerk huilen.”
Gaskins is christelijk, maar heeft een islamitische naam. “Mijn vader was bevriend met Malcolm X. Hij was een burgerrechtenactivist die zich had bekeerd tot de islam, zat bij The Nation of Islam.” Ibn: dat betekent ‘zoon van’. “Natuurlijk werd er na de aanslag van alles gezegd over moslims en terreur”, zegt hij. “Ik probeerde mensen uit te leggen dat je in alle religies en groepen radicale gekken hebt zitten. Maar goed, sommige mensen zeggen nu eenmaal domme dingen. Dat kan je niet veranderen.”
Vlak na de aanslag bezocht hij zijn moeder in North Carolina, net als hij een christen. “Op de terugweg reed ik te hard en werd aangehouden door een agent, hij was wit. Toen ik zei dat ik een brandweerman was uit New York, klapte hij zijn notitieboekje dicht. ‘Broeder’, zei hij, ‘sorry dat ik u aanhield. Dank voor alles wat u heeft gedaan. Heb een fijne dag.’ De eenheid in het land was zo sterk. Jammer dat er zo’n grote ramp voor nodig was.”
Op elke dag dat Gaskins in de weken na de aanslag niet hoefde te werken, was hij op een begrafenis. “We hebben zoveel mensen verloren die dag. Meer dan driehonderd brandweermannen. En nog steeds zijn er collega’s die ziek worden. Longkanker krijgen, vanwege alle giftige stoffen die er die dag vrijkwamen. Zelf hield ik er maagproblemen aan over.”
Kleine tranen druppelen vanuit zijn ooghoeken naar beneden. Gaskins kijkt pas weer op, van zijn kop koffie, als het is gestopt. “Sorry”, zegt hij.
Terwijl Ibn Gaskins thuis lag te slapen, was Ken Butler nog aan het werk. “De puinhopen waren gigantisch hoog, hele verdiepingen. En alles was zo stoffig en zwaar. Er lagen stukken bureaus, computers, staal, glas, verkeersborden. Je had bulldozers nodig om te zien of er nog lichamen tussen zaten.”
Uren later probeerde hij een brand te blussen op de veertigste verdieping van een gebouw bij de rampplek. “De waterdruk in de brandblusser was te laag”, zegt Butler. Hij schudt zijn hoofd. “Alsof je met een tuinslang een bosbrand stond te blussen.” Hij liep een paar verdiepingen naar beneden, leunde tegen een muur en viel weg, in slaap. Twee uur later, terwijl de zon al langzaam opkwam, schrok Ken Butler wakker. Uitgeput. “Mijn collega en ik moesten terug naar de kazerne. Na het douchen ging ik door naar Brooklyn, waar ik weer een hele dagdienst moest draaien.”
America First!
De periode na de aanslag noemt Butler magisch. “Mensen hielden van ons. Ze brachten eten naar de kazerne. Je kreeg applaus, iedereen was dankbaar. Ik ben die dag een patriot geworden.” Hij kan niet wachten om weer op Donald Trump te kunnen stemmen. “America First! Mijn achtergrond is Iers, maar Amerika staat op de eerste plek. Mensen haatten ons die dag! Die terroristen haatten ons! Waarom? Ik ben trots op alles wat onze troepen hebben gedaan. In Irak, in Afghanistan. Wat is er mis met goed zijn?”
Nooit heeft Butler moeite gehad om te praten over Nine Eleven, 11 september, zegt hij. “Nooit slecht van geslapen. Nul nachtmerries. Geen therapie nodig gehad. Misschien komt het omdat het zo belangrijk was voor wie ik werd. Die dag werd ik een brandweerman. Een echte. Mijn rol in het leven was helder. Ik was ook helemaal niet boos, of bang. Ik ben blij dat ik erbij mocht zijn, iets kon betekenen. Wat zei Ibn hier eigenlijk over?”
Ibn Gaskins ging wel in therapie. Bracht veel tijd door in de kerk. “Ik heb die dag zoveel geleerd over de mens, over het lichaam. Ik heb bijna geen hele lichamen gezien. Ja, eentje van een vrouw, maar die was levenloos. Soms zag je een kledingstuk liggen met bloed, het lichaam was in as veranderd. Sommigen waren uit het gebouw gesprongen en landden volledig verbrijzeld in het puin. Als je jong bent denk je onoverwinnelijk te zijn. Onzin, weet ik nu. We zijn botten en vlees. Kwetsbaar.”
Hij grijpt het zakje suiker dat voor hem op tafel ligt en maakt er een propje van. De suiker spuwt eruit. “Net zo gemakkelijk komen organen uit je lichaam. Ik heb het gezien! Ik ben sindsdien zoveel voorzichtiger geworden. Nooit meer doe ik dingen snel, snel, snel.”
Machteloos
Ibn Gaskins en Ken Butler waren vrienden, werkten op dezelfde kazerne, zochten allebei naar lichamen op dezelfde rampplek – en toch zagen ze elkaar pas weer na drie maanden, in december, toen ze voor het eerst weer tegelijk op de kazerne waren. ‘Houd je het nog vol?’, vroegen ze elkaar.
“Dit vak dwingt je om familie te worden van elkaar”, zegt Butler. “Iedere dag weet je, er kan iets heel ergs gebeuren. Leven en dood deel je met ze.”
Veel van de mensen met wie ze werkten zijn inmiddels met pensioen. Sommigen stopten gelijk na de aanslag. “Wij brandweermensen zijn toch een soort controlefreaks”, zegt Gaskins. “Bij ieder ongeluk is veel onzeker, wij moeten dan alsnog overzicht zien te krijgen. Maar tijdens 9/11 waren we machteloos. Het was te groot. Ik snap dat je dan je geloof in het vak kan verliezen.”
Net als ieder jaar staan Ibn Gaskins en Ken Butler vandaag, op 11 september, samen vóór hun kazerne in Brooklyn. Met hun hele team, in uniform. De namen van hun gesneuvelde collega’s worden voorgelezen. Daarna gaan ze naar de kerkdienst ter nagedachtenis aan een brandweerman die overleed nadat iemand die uit het WTC was gesprongen, precies op hem viel.
Van de 2.977 mensen die zijn omgekomen bij de aanslagen van 11 september 2001 zijn er 1.585 geïdentificeerd. In totaal zijn er 19.916 menselijke overblijfselen gevonden.
“Wij mensen zijn zo klein”, zegt Gaskins. Met zijn nagel tekent hij een puntje op de tafel. “Die mensen in het World Trade Center trokken die ochtend hun kleren aan, dachten dat ze aan het einde van de dag hun families zouden zien, maar dat gebeurde niet. Ik ben het leven meer gaan waarderen. Nine Eleven heeft mij nederig gemaakt.”