Eén op de zes koppels heeft medische hulp nodig om een kind te kunnen krijgen. Er bestaat een waaier aan behandelingen, maar die hebben vaak een zware emotionele en fysieke impact op paren met een kinderwens. Het kan soms jaren duren voor een eicel bevrucht raakt, en niet zelden krijgen stellen te horen dat ze nooit een gezin zullen kunnen stichten. 'Dat komt even hard aan als wanneer je te horen krijgt dat je kanker hebt.'
Dertiger Sven Overheul is zelfstandig vormgever in Antwerpen, maar bovenal is hij een trotse vader. Zijn zoontje Sidney is 4 jaar oud en krijgt net iets meer liefde dan zijn leeftijdsgenootjes.
Sven Overheul: “Het is misschien atypisch voor mannen, maar ik wilde van jongs af al kinderen. Toen de klastitularis in het derde middelbaar vroeg wat we wilden worden, antwoordden mijn klasgenoten: 'Piloot.' Of: 'Ingenieur.' Ik zei: 'Papa.' (lacht) Ik had altijd het beeld in mijn hoofd van een volwassen man die op straat hand in hand met zijn kindje wandelt. De kinderwens van mijn vrouw gaat nog verder terug. We hebben altijd al kinderen gewild, ik kan mij niets anders herinneren.
“Toen we in 2012 trouwden, probeerden we al anderhalf jaar een kindje te krijgen. Langzaam begon het tot ons door te dringen dat het niet zo eenvoudig zou zijn. De ene negatieve zwangerschapstest volgde op de andere, en er waren ook complicaties bij mijn vrouw. Een cyste op één van de eierstokken was niet correct verwijderd en daarna vergroeid geraakt, waardoor de dokters de hele eierstok moesten wegnemen. Ze had ook vaak bloedingen. Op een bepaald moment troffen de dokters misvormde eicellen aan. Wat bleek? Ze had baarmoederhalskanker, maar dat werd gelukkig in een vroeg stadium ontdekt: de artsen konden succesvol ingrijpen.
“Voor alle zekerheid lieten we ook mijn zaad testen. We dachten dat dat wel in orde zou zijn, tot ik het verslag kreeg. De beweeglijkheid van mijn zaadcellen, het aantal cellen: alle cijfers waren niet goed. We maakten een afspraak bij de vruchtbaarheidsarts, en toen we bij hem kwamen, zei hij na drie minuten stilte: 'Dat wordt een proefbuisbaby.' De kwaliteit van mijn zaad was zo slecht dat het zo goed als uitgesloten was dat mijn vrouw op een natuurlijke wijze zwanger kon raken van mij. De enige optie die overbleef, was een kunstmatige bevruchting waarbij de artsen een goede zaadcel selecteren en die inspuiten in een eicel van mijn vrouw, de zogenaamde ICSI-techniek. Later bleek dat niet alleen ik, maar ook mijn vrouw amper vruchtbaar was. Meer nog, ze kon op elk moment voortijdig in de menopauze belanden en dus volledig onvruchtbaar worden. En dat op haar 31ste.”
Hebben jullie overwogen de kinderwens op te geven?
Overheul: “We hebben er lang over nagedacht, want mijn vrouw moest een behandeling met hormonen ondergaan, en zoiets is niet vanzelfsprekend. We zouden een aantal pogingen ondernemen en dan stoppen, maar dat was makkelijker gezegd dan gedaan. Zodra je eraan begint, blijf je je grenzen verleggen.
“Na de bevruchting moet je enkele dagen wachten, tot er een embryo is gevormd dat bij de vrouw kan worden teruggeplaatst. Bij de eerste behandeling wachtten we vol spanning op een telefoontje, maar we kregen te horen dat er geen succesvolle bevruchting had plaatsgevonden. Toen begon het ons te dagen: zelfs met medische hulp zou het niet eenvoudig worden om een kindje te krijgen.”
Hoe kwam het nieuws aan?
Overheul: “Het was een uppercut. En daar bleef het niet bij. Na elke poging kregen we slecht nieuws te horen. Op den duur begonnen we bijna geobsedeerd te letten op alles wat mijn vrouw mocht eten en drinken, en in de winter waren we extreem bang om griep te krijgen, omdat dat ook een invloed kon hebben. Daar kwam nog bij dat mijn vrouw elk moment in de menopauze kon belanden. Onder die tijdsdruk volgden we de ene behandeling na de andere, zonder te pauzeren. We hebben nooit de tijd kunnen nemen om een tegenslag te verwerken en bijvoorbeeld eens op vakantie te gaan.
“Ik vond het zeer moeilijk om te erkennen dat ik zo goed als onvruchtbaar was. Mijn enige biologische functie is mezelf voortplanten, en zelfs dat kan ik niet, dacht ik soms. Ik had het er heel lastig mee. Wat wil dat zeggen over mij als man? Wat maakt dat van mij? Die onzekerheid uitte zich op zeer vreemde manieren, zoals verkeersagressie. Als een automobilist aan mijn bumper kleefde, was ik ervan overtuigd dat hij door de achterruit kon zien dat ik bijna onvruchtbaar was en dat hij zijn eigen mannelijkheid opdrong. Onzin natuurlijk, maar ik geloofde dat écht.
“Ik ben niet agressief van aard en ik heb nog nooit gevochten, maar in die periode heb ik meermaals hard geremd en ben ik uitgestapt om verhaal te halen bij de achterligger. Eén keer was ik zo buiten mezelf dat ik de klink van het portier vastgreep, maar gelukkig had die man zijn auto op slot gedaan. Toen ik de klink vasthad, besefte ik: dit is niet oké. Wat doe ik nu in godsnaam?”
Leed uw huwelijk eronder?
Overheul: “Ik heb afstand van mijn vrouw proberen te nemen. Ik wist hoe groot haar kinderwens was, en ik wilde niet de man zijn die haar dat zou ontzeggen - dat zou ik voor de rest van mijn leven meeslepen. 'Als je me nu verlaat voor iemand die je wel een kind kan geven, zal ik jou dat niet kwalijk nemen,' zei ik haar. Ik méénde dat. Gelukkig heeft ze het niet gedaan.
“Vanaf de derde poging nam de behandeling ons leven over. We waren nooit op ons gemak, we sliepen slecht en waren doodongelukkig. We hebben allebei nooit zo dicht bij een depressie gestaan als toen. Bij de vijfde poging hebben we ons afgevraagd of we het nog wel aankonden. Het eerlijke antwoord luidde: neen. Maar we deden toch voort, omdat we over tien jaar niet wilden denken dat we beter nog even hadden volgehouden.”
ONBEDAARLIJK HUILEN
Het verhaal van Sven Overheul en zijn partner klinkt Isabelle Ryckaert bekend in de oren. Ook de Gentse had een vurige kinderwens met haar man. Vandaag coacht ze andere koppels tijdens en na de behandeling.
Isabelle Ryckaert: “Toen ik mijn man Bart leerde kennen, was hij 30 en ik 28. Het zat meteen héél goed: we gingen al snel samenwonen, we verloofden ons en kochten een huis, in één jaar tijd. De volgende stap was kinderen krijgen. Bij onze eerste date hadden we het trouwens al over onze kinderwens gehad.
“De eerste maanden is het nog spannend. Je denkt natuurlijk wel: verdorie, we hebben niet meteen prijs. Maar je bent toch vooral bezig met de toekomst. Wie zullen we vragen om meter en peter te worden? Welke naam zullen we ons kindje geven? We hebben er toen geen moment bij stilgestaan dat we misschien géén kindje zouden krijgen.
“Ik dacht dat het aan mij lag. Ik werkte toen in de bedrijfswereld en dacht dat ik door de stress niet meteen zwanger werd. Uit onderzoeken bleek dat er met geen van ons beiden een probleem was, maar na twee jaar vruchteloos proberen zijn we naar het fertiliteitscentrum van het UZ Gent gestapt. We hebben een hormoonkuur gevolgd, een ivf-behandeling en een ICSI-behandeling, telkens zonder resultaat.”
Hoe hebt u die periode beleefd?
Ryckaert: “Je wordt heen en weer geslingerd tussen hoop en wanhoop, maand na maand. Soms hoor je dat je een zwangerschap niet kunt missen als je die nooit hebt beleefd. Maar dat klopt niet: bij elke mislukte bevruchting of terugplaatsing krijgt je kinderwens een knauw. Daarna leef je toe naar de volgende poging. Je hebt geen tijd om stil te staan bij wat een nieuwe mislukking met je doet. Je wilt optimistisch blijven, maar het is belangrijk om af en toe een pauze in te lassen, anders ga je eraan ten onder.”
Wat is de impact van een hormoonbehandeling?
Ryckaert: “Je voelt je geen mens meer. Bij elke poging kreeg ik meer hormonen toegediend. Inspuiten, doorslikken, inbrengen: ik voelde me gewoon een koe. Ik leed ook onder stemmingswisselingen, voor een kleinigheid kon ik beginnen te huilen. Ondertussen moest ik ook nog werken. Soms ging ik 's morgens vroeg naar het fertiliteitscentrum voor een bloedafname of om de resultaten te horen. Als ik dan slecht nieuws kreeg, kon ik onbedaarlijk beginnen huilen. Nadat ik mijn tranen had gedroogd, moest ik naar het werk om een vergadering te leiden. Ik begrijp nog altijd niet hoe ik dat telkens weer heb gedaan.”
Kon u er met iemand over praten?
Ryckaert: “In de eerste jaren helemaal niet, zelfs niet met mijn beste vriendinnen en mijn familie. Het was te pijnlijk.”
Experts zijn nochtans unaniem: het is essentieel om die ervaringen te kunnen delen. Bij netwerkorganisatie De Verdwaalde Ooievaar kunnen koppels lotgenoten ontmoeten. Die gesprekken maken het draaglijker, zegt klinisch psychologe Marijke Merckx, voorzitter van de vereniging.
Marijke Merckx: “Vruchtbaarheidsproblemen zijn een taboeonderwerp, want vruchtbaarheid is verweven met intimiteit en seksualiteit. Normaal wordt een kindje tussen de lakens verwekt, en wat er in de slaapkamer gebeurt, houden Vlamingen liever privé. Hopelijk verandert dat naarmate we opener over seksualiteit kunnen praten.”
Herman Tournaye (hoofd fertiliteitscentrum UZ Brussel): “Het taboe leeft nog even sterk als dertig jaar geleden, toen ik mijn carrière begon. Als medewerkers van tv-producties patiënten willen spreken in onze wachtzaal, zeg ik: 'Veel succes.' Niemand wil herkenbaar zijn verhaal doen. Die geslotenheid is typisch Vlaams. In het nieuwe seizoen van 'Topdokters' wordt wel een koppel opgevoerd bij mijn collega's in Genk, maar het gaat om een Nederlands stel.”
Merckx: “Niet alleen patiënten, maar ook naasten van koppels met een kinderwens durven er niet over te beginnen: ze zijn bang dat ze iets verkeerds zullen zeggen. Maar goedbedoelde adviezen zijn soms nóg erger. Als blijkt dat een koppel ongewild kinderloos door het leven moet, hoort het vaak: 'Waarom nemen jullie niet gewoon een hondje?'”
Ryckaert: “Wat ook niet helpt, zijn verhalen over andere mensen. 'Geef de hoop niet op, bij de dochter van de broer van mijn buurvrouw is het na een tijdje toch gelukt.' Dat doet pijn, want het leidt de aandacht af van je eigen verhaal. Koppels met een kinderwens willen dat hún pijn wordt erkend. Het beste wat je als vriend of familielid kunt doen, is luisteren. Tonen dat je meeleeft en dat je hun pijn niet minimaliseert: 'Ik vind het heel erg voor jou.' Heel simpel. De omgeving beseft niet altijd hoe ingrijpend het hele proces is. Of het onderwerp wordt vermeden omdat het te pijnlijk is.”
Overheul: “Bij onze eerste pogingen om zwanger te raken kregen we veel steun en berichtjes, maar toen het slechte nieuws bleef komen, hebben vrienden afgehaakt. Sommigen wisten misschien niet meer wat gezegd, of hoe ze ermee moesten omgaan.”
Ryckaert: “In mijn omgeving was er níémand die ooit vruchtbaarheidsproblemen had gehad. Ik voelde me eenzaam. Abnormaal, ook.”
Merckx: “Met De Verdwaalde Ooievaar brengen wij mensen met een onvervulde kinderwens met elkaar in contact. Het gevoel begrepen te worden is enorm waardevol. Je moet erover kunnen praten, en dat gaat makkelijker met lotgenoten.”
Overheul: “Ik kropte alles op tijdens de vruchtbaarheidsbehandeling. Dat geval van verkeersagressie waar ik net over vertelde, was voor mij een alarmsignaal. Ik heb dezelfde dag nog contact opgenomen met een fertiliteitspsycholoog. De sessies bij hem hebben mij enorm geholpen. Het probleem was vooral dat ik me minder man voelde.”
5 procent van de mannen heeft problematisch sperma, maar iemand vinden die niet anoniem wil getuigen, was niet eenvoudig.
Overheul: “Het taboe is erg groot, maar ik had toen enorm nood aan een voorbeeld. Daarom getuig ik nu niet anoniem.”
Guy T’Sjoen (endocrinoloog en androloog UZ Gent): “Ik ontvang dikwijls mannen op consultatie die mogelijk met vruchtbaarheidsproblemen kampen, en ik voel dan de ongerustheid: misschien vinden wij iets wat hun mannelijkheid kan ondermijnen. Veel mannen voelen zich zeer ongemakkelijk in mijn praktijk: ze hebben tot dan nauwelijks met iemand anders over seksualiteit of geslachtsdelen gesproken, tenzij al lachend. Plots moeten ze het er wel over hebben, en bovendien ook over vruchtbaarheid.
“We hebben allemaal te weinig over seksualiteit leren praten, dat merk ik elke dag opnieuw. Vuile praat verkopen is geen probleem, maar over emoties en seksualiteit kunnen de meeste mannen in Vlaanderen het nauwelijks op een ernstige manier hebben. Ze kroppen hun emoties op, met nog meer stress en mentale belasting tot gevolg.”
RUSSISCHE EITJES
Overheul: “Wij hadden na zes ICSI-pogingen nog 2 procent kans om een kind te krijgen. Dan moet je realistisch zijn. De dokter had al eens geopperd of we geen eiceldonatie wilden overwegen: dan zou hij een sterke zaadcel van mij en een eicel van een donor bij elkaar brengen. We hebben dat toen weggewuifd: we wilden alleen een kind van ons eigen genetisch materiaal. Maar toen onze behandelingen niet meer werden terugbetaald, zijn we er toch voor gegaan. Beslissingen over donorsperma of eiceldonatie kun je pas nemen als het probleem zich aandient.
“We kregen te horen dat er een lange wachtlijst was voor eiceldonatie: wij stonden op de dertigste plaats, en elk jaar kunnen ze één koppel helpen. Daar word je niet vrolijk van. Na lang twijfelen hebben we toen de zus van mijn vrouw gevraagd of zij een eicel wilde doneren. Dat zag ze niet zitten, wat haar volste recht is, maar het deed wel pijn. We hadden lang getwijfeld om het haar te vragen, omdat het zo delicaat is. We vreesden dat het onze relatie met haar zou schaden, en dat is jammer genoeg ook gebeurd.”
Wat hebben jullie toen gedaan?
Overheul: “We hadden gehoord dat je in Spanje vrij makkelijk een eiceldonatie kunt regelen, maar mijn echtgenote is van het Scandinavische type: een eicel van een Spaanse donor zagen we niet zitten. Van onze arts hebben we uiteindelijk de gegevens van een ziekenhuis in Sint-Petersburg gekregen, dat eigenlijk een filiaal van een ziekenhuis in Finland is. Volgens de Russische wetgeving mogen Russische vrouwen hun eicellen verkopen, wat in de meeste Europese landen niet is toegestaan.
“We mochten toen een Russische databank met eiceldonoren raadplegen. Héél bizar was dat. Van elke donor kregen we een pak informatie: de kleur van de ogen en het haar, de lengte, het gewicht, de medische voorgeschiedenis en zelfs het lievelingseten en de hobby's van de donorvrouw. We zaten aan een computerscherm mensen af te keuren: dat was één van de onwezenlijkste ervaringen in mijn leven.
“Toen we eindelijk een geschikte vrouw hadden gevonden, bleek ze niet meer beschikbaar te zijn: ze was bij een medische controle afgekeurd en mocht geen eicellen meer afstaan. Even wisten we niet meer wat we moesten doen. Een donor kiezen die we eerst hadden afgekeurd? Hoe zouden we zoiets later aan ons kind vertellen? 'Jouw genetisch materiaal was onze tweede keuze': dat kan toch niet?
“Gelukkig waren er bij onze tweede zoektocht nieuwe donoren opgenomen in de database. Eén vrouw sprong er meteen uit: op een kinderfoto leek ze als twee druppels water op mijn echtgenote vroeger. We reisden naar Rusland, lieten een eicel van de donor bevruchten met een zaadcel van mij, en een paar dagen later kon het embryo teruggeplaatst worden. Volgens onze arts had het ziekenhuis een slaagpercentage van 100 procent. Na jaren van slecht nieuws hadden we ineens weer hoop. Na twee weken boordevol stress ging mijn telefoon. De dokter meldde dat mijn vrouw zwanger was. Ik heb hem tien keer gevraagd of hij wel zeker was. De vreugde en de blijdschap die ik toen voelde, kan ik amper verwoorden. (Met tranen in de ogen) We waren zo diep gegaan. We balanceerden allebei mentaal op de rand van wat een mens aankan, en eindelijk was het toch zover.”
Hoe is de zwangerschap verlopen?
Overheul: “Het was een hel. Een zwangerschap met een gedoneerde eicel is door de afstotingsverschijnselen lichamelijk veel zwaarder dan een normale zwangerschap. Mijn vrouw was maandenlang ziek: ze moest tot zeven keer per dag overgeven. Ze heeft het hele tweede trimester in het ziekenhuis gelegen.
“Die opeenvolging van diepe ontgoocheling en sprankeltjes hoop had ook iets met mijn hersenen gedaan. Tot op de dag van de bevalling was ik er niet 100 procent van overtuigd dat mijn vrouw zwanger was - en ze had een gi-gan-tische buik. Maar een stemmetje in mijn hoofd zei me dat de artsen medelijden met ons hadden gekregen en dat ze vocht in haar buik hadden gespoten om ons toch enkele maanden het geluk van een zwangerschap te gunnen. Op de dag van de bevalling zouden ze dat dan opbiechten. Compleet irrationeel, maar ik durfde me niet aan de euforie over te geven. Ik wilde niet nog eens teleurgesteld worden. Tegen vrienden zei ik eens: 'Als ik mijn been zou kunnen amputeren om tien seconden lang mijn stervende baby in mijn armen te kunnen houden, dan zou ik het doen. Ik zou zelfs mijn twéé benen laten amputeren.' Zoveel betekende die zwangerschap voor ons. Ik dacht de gekste dingen. Op een bepaald moment zag ik een item in het journaal over een kind dat enkele maanden na de geboorte was gestorven. Ik voelde me jaloers, want die ouders hadden tenminste drie maanden een kindje gehad.”
Maar jullie zoontje is gezond en wel geboren?
Overheul: “Er zijn die dag veel tranen gevloeid. Ik heb moeten braken van de emoties. Eindelijk was hij er, ons zoontje. We waren totaal opgebrand, maar het was het waard geweest. Meer nog: als ik terug in de tijd kon gaan en kon kiezen tussen ons traject en een natuurlijke zwangerschap, dan zou ik meteen voor ons pad kiezen. Ondanks of misschien juist door al die pijn en het verdriet zijn mijn echtgenote en ik naar elkaar toe gegroeid. We weten nu voor 100 procent wat we aan elkaar hebben. We zijn er samen voor blijven gaan - ik heb bijvoorbeeld elke hormoonspuit zelf toegediend bij mijn vrouw.
“Ik denk dat het betere ouders van ons heeft gemaakt, betere mensen ook. We hebben nu meer geduld. En telkens als we ons zoontje zien, weten we wat we hebben moeten doorstaan voor hij er kon zijn. Ons ventje komt werkelijk niets tekort.”
ZIN ZONDER KINDEREN
Ryckaert: “Bij ons is het goede nieuws uitgebleven. We ondernamen de ene poging na de andere, maar op een bepaald moment waren we gewoon op, niet alleen fysiek, maar ook mentaal. Ik vroeg me af: wil ik nog wel doorgaan als ik me amper nog de vrouw voel die ik ooit was? Of is het genoeg geweest en proberen we een leven zonder kinderen op te bouwen? Het is het laatste geworden.”
Wat voelden jullie toen jullie de kinderwens definitief moesten opbergen?
Ryckaert: “Het drong maar langzaam tot me door dat het écht niet zou lukken en ik geen mama zou worden. Het is een rouwproces. Elke mislukte poging is een vorm van verlies, maar we gaven onszelf te weinig tijd om het te verwerken. Plots kwam alles samen. Dat was erg lastig.”
Merckx: “Als je beseft dat je geen kind met jouw genetisch materiaal kunt krijgen en dat je ongewild kinderloos zult blijven, kan dat even hard aankomen als te horen krijgen dat je kanker hebt. Dat is uit meerdere onderzoeken bij koppels met een kinderwens gebleken. Mensen kunnen er doodongelukkig van worden, en zelfs depressief. Alleen het verlies van een geliefde is een nog zwaardere traumatische gebeurtenis.
“Plots komen er ook moeilijke vragen naar boven: hoe zit het nu met onze toekomst, waarin we kinderen een centrale plaats hadden willen geven? Hoe kan ik mijn leven zin geven zonder kinderen? Dat zijn vragen die diep gaan.”
Ryckaert: “Ik was niet de typische mama die zou thuisblijven om voor de kinderen te zorgen. Ik was een carrièrevrouw, maar dat ik mijn kinderwens niet kon waarmaken, bleek toch zwaarder te wegen dan ik had gedacht. Ik begon na te denken over mijn identiteit: wat doe ik eigenlijk op de wereld? Wie ben ik? Waar word ik gelukkig van? Geen evidente vragen, maar uit dat denkproces heb ik veel over mezelf geleerd. Ik heb enkele maanden tijd uitgetrokken om te rouwen, maar ook om mezelf ruimte te geven. Ik heb er één grote les uit geleerd: de tijd heelt niet álle wonden. Meer nog, de tijd doet niets, het gaat erom wat jij doet, en of je je verdriet en het gemis wilt erkennen. En daarna moet je nagaan wat je, ondanks dat gemis, met je leven wilt doen.
“Ik heb een drastische carrièreswitch gemaakt. Ik had voor burgerlijk ingenieur gestudeerd en daarna nog een managementopleiding gevolgd. Ik ben altijd actief geweest in het bedrijfsleven, altijd in de weer met cijfertjes. Maar ik voelde dat het niet meer klopte in mijn nieuwe leven, waarin ik geen mama zou zijn. Het werd voor mij duidelijk dat ik iets met en voor mensen moest doen. Ik heb geleerd welke wendingen het leven kan nemen, en wat dat met een mens kan doen. We willen allemaal gewoon gelukkig zijn, zo simpel is het, maar dat geluk is ver weg als je beseft dat je ongewenst kinderloos zult zijn. Daarom heb ik opleidingen gevolgd om kinderwens- en rouwcoach te worden. Dat ben ik nu fulltime.
“Ik zie in mijn praktijk veel gebroken mensen binnenkomen. Ze weten op dat moment niet meer wat ze nog moeten aanvangen met hun leven. Ik probeer hen te helpen zoals ik mezelf geholpen heb: door na te denken over welke waarden centraal staan in hun leven, en wat hun voldoening schenkt. Daarvoor hoeven ze niet altijd hun carrière om te gooien, ze kunnen zich ook op een passie storten. Mijn man, bijvoorbeeld, heeft zich volop geëngageerd in het verenigingsleven in ons dorp en hij is nu voorzitter van de lokale dekenij. In Gent is hij ook betrokken bij een vereniging die armen helpt. We hebben bewust nagedacht over hoe we zin aan ons leven konden geven. Een kind krijgen en grootbrengen leek ons vanzelfsprekend, maar er zijn nog manieren waarop je waarden aan anderen kunt doorgeven.”
Hoe gaat u vandaag met uw kinderloosheid om?
Ryckaert: “Iedereen die ooit een geliefde heeft verloren, weet dat het rouwproces nooit helemaal stopt. Zo voelt mijn onvervulde kinderwens ook aan. Ik stond na een jaar al ver genoeg om andere mensen te helpen, maar soms word ik nog geraakt door verdriet. Toen mijn jongere broer een kindje kreeg, bijvoorbeeld, was ik blij voor hem en mijn schoonzus. Maar ergens deed het pijn. Waarom ik niet? Ook ik had mijn ouders oma en opa willen maken.
“Later zullen we geen kleinkinderen krijgen. Mijn grootste angst was lange tijd: hoe zal het zijn als ik echt oud ben? Zal er iemand voor mij zorgen? Het idee dat ik later, op mijn oude dag, eenzaam en alleen zou kunnen zijn: dat is verschrikkelijk om te dragen.”
© Humo