InterviewSkateboarder Lore Bruggeman
‘Tijdens de eerste lockdown kregen mijn vrienden een boete: naar de winkel skaten mocht, trucjes doen niet’
Om de woordgrap meteen uit de weg te hebben: het leven van skateboarder Lore Bruggeman (19) loopt op wieltjes. Afgelopen zomer ging ze de geschiedenis in als eerste Belgische vrouw in haar discipline op de Olympische Spelen, en naast het vele trainen is ze óók nog eens een rasechte student aan de UGent. Inclusief dansen in de verdorven Overpoortstraat en buizen voor statistiek. Is dat dubbelleven een obstakel op het pad naar de absolute wereldtop? Waarschijnlijk, weet Bruggeman, maar het mag op haar leeftijd verdorie plezánt zijn.
Het was haar het jaartje wel. Bruggeman was lang niet zeker of ze mocht deelnemen aan de eerste Olympische Spelen waarin haar sport een officiële discipline zou zijn. Pas eind juni kreeg ze zekerheid, na een remonte om bij de beste twintig skateboarders ter wereld te komen. Ze miste nipt de finale in Tokio en werd elfde.
Lore Bruggeman: “Begrijp me niet verkeerd: ik was heel blij dat ik op de Spelen stond, maar ik heb het ervaren als een wedstrijd als een ander. Er was geen publiek en de andere deelnemers waren de meisjes en vrouwen die ik ken van mijn andere wedstrijden.
“Toen ik als dertienjarige begon met skaten, was er ook nog geen sprake van de Olympische Spelen. Het is dus nooit een droom geweest om deel te nemen. Pas toen duidelijk werd dat het een officiële discipline zou worden, dacht ik: ik kan het weleens proberen. En kijk, het is gelukt.”
Hoe kijk je nu terug op die elfde plek?
“Ik ben heel content. Ik had in mijn hoofd een duidelijk idee van de runs en tricks die ik wilde uitvoeren, en alles is gelukt. Alleen had het nét iets beter gekund. De laatste poging van mijn vijf tricks was heel complex. Een boardslide: met mijn skateboard via een hoge trapleuning naar beneden suizen. Ik wist: als dit goed lukt, zit de kans er dik in dat ik naar de finale ga. Maar ik schoot wat in paniek. Door de herinnering aan een zware blessure was ik bang om er vol voor te gaan. Daardoor ben ik wellicht de finale misgelopen. Maar voor mij was het een overwinning. Ik heb mijn lastige en gevaarlijke trick weer kunnen uitvoeren – dat is me veel waard.
“Het tofste was nog hoeveel coole landgenoten ik heb leren kennen in Japan. Uiteindelijk zijn wij ook ‘maar’ skaters, dacht ik op voorhand. We waren toch de buitenbeentjes die met ons skateboard door het olympisch dorp naar onze training bolden. (lacht) Maar zo bekeken de andere atleten ons helemaal niet. Ze waren bijna allemaal geïnteresseerd in onze sport en toonden veel respect. Vooral met sommige Belgian Cats (de basketbalvrouwen, red.) kon ik het goed vinden. Dat zijn heel toffe meisjes.”
Een buitenstaander durfde de skaters op de Spelen niet van stress te verdenken: allemaal tieners die in losse shirts en jeansbroeken hun ding deden, terwijl een dj muziek draaide tijdens de ritten. Voelde jij veel druk, ondanks die gemoedelijke sfeer?
“Ik had kort voor de start héél veel stress, meer dan ik ooit meegemaakt heb. In de dagen en weken voor de Spelen was ik nochtans erg kalm. Tot we, nog geen uur voor de wedstrijd, een briefing kregen: waar je wanneer moest zijn, enzovoort. Pas toen kwam het echt binnen: ‘Dit zijn de Olympische Spelen!’ Mijn hart bonkte in mijn keel in de minuten vóór ik mocht starten.»
Heb je dat vaker?
“Ik kan wel last hebben van stress, ja. Daarom heb ik steun gezocht bij een mental coach. De issues rond mentaal welzijn zijn niet nieuw, maar de bespreekbaarheid ervan is wél typisch voor mijn generatie. Het is geweldig om een rolmodel als Simone Biles te hebben, de turnster die tijdens de Spelen openlijk praatte over haar innerlijke worstelingen. Atleten konden lang hun problemen niet uitspreken of zelfs onder ogen zien. Nu weten ze: ‘Ik ben niet alleen.’
“Wat mij hielp, net voor ik aan mijn run begon, was denken: ‘Chill. Je hebt 45 seconden in dit skatepark volledig voor jezelf. Doe gewoon je eigen ding.’ Door het wat te relativeren kon ik met nog één laatste ademstoot het park in.”
De druk komt bij een sport als skaten niet alleen van jezelf, maar ook van de sponsors.
“Dat voel ik niet echt. De skateboardwerking wordt hier wel steeds professioneler. Ik krijg steun van Sport Vlaanderen en werk dus een beetje voor de overheid: ik mag dat echt niet upfucken! (lacht) Maar zo wil ik er niet naar kijken. Ik wil gewoon skaten en mezelf zijn.”
Skaters zijn wel wandelende marketingproducten. Hoe cooler ze eruitzien en hoe beter hun socialemediakanalen, hoe meer ze waard worden. Jij wordt ook best interessant voor sponsors, met je 100.000 volgers op Instagram.
“Bíjna 100.000. Maar wat je zegt, klopt. Rayssa Leal is een Braziliaans meisje van dertien, het is níét normaal hoe goed ze is. Daardoor krijgt ze ook heel wat aandacht en verdient ze fucking veel geld. Ze wordt gesponsord door de energiedrank Monster, terwijl ze die niet eens mag drinken. Ik vind haar nog steeds grappig en speels, zoals een dertienjarige hoort te zijn, maar je voelt toch een beetje hoe de faam haar naar het hoofd stijgt. Ik hoop voor haar en de sport dat ze nuchter blijft in haar puberjaren. Toen ik dertien was, klom ik nog gewoon in bomen in de tuin.”
Kent de gewone Belg jou al?
“Pas thuis begreep ik hoe groot de Olympische Spelen eigenlijk zijn. Ik zag veel foto’s en video’s van mensen die me gesteund hadden. Mensen die ik nauwelijks ken, vertelden me dat ze hun wekker om vier uur ’s morgens hadden gezet om me bezig te zien. Dat heeft me wel geraakt. Dat besef je niet, daar in Japan.
“Intussen word ik ook soms herkend op straat. Leuk vind ik dat niet per se. Het is een beetje awkward. Sommige mensen zie ik alleen fluisteren en kijken, anderen vragen me straight-up in het gezicht of ik ‘die Lore’ ben. Maar daarvoor skate ik niet. Dat hoeft allemaal niet voor mij.”
Duiven op wielen
Naast je bestaan als skateboarder studeer je communicatiewetenschappen aan de UGent. Zou je kunnen overleven met skaten alleen?
“Ja, door de steun van de sponsors, de overheid en het prijzengeld. Maar ik wil echt mijn diploma halen. In mijn eerste semester was ik voor alle vakken geslaagd. Mijn enige buis tot nog toe: statistiek. Deze winter wordt het al mijn derde poging. (lacht)
“Ik was bang voor het vak politicologie, gedoceerd door Carl Devos, maar ik was meteen geslaagd. Het overzicht van de ideologieën, de kijk op onze samenleving, hoe de zetel-verdeling werkt in onze parlementen... Ik vind dat allemaal heel boeiend. Ook mijn vakken over media en marketing vind ik interessant, en dan blokt de cursus wat gemakkelijker. Misschien wil ik ooit wel iets in de media doen, na mijn skateboardcarrière. Maar momenteel ben ik héél graag student.”
Op je Instagram-pagina lees ik bij een foto uit 2015 nochtans: ‘#fuckschool #skatelife’. Excuseer, juffrouw Bruggeman?
“(lacht) Oh nee! Geen commentaar! Ik ging niet graag naar school in het middelbaar. Sommige leerkrachten waren nogal conservatief en gesloten. Mijn medeleerlingen waren wel superchill, maar de school zelf… Het was een echt katholiek college met een elitaire reputatie. Een voorbeeld: ik wilde graag deelnemen aan de klimaatmarsen van Anuna De Wever en co., maar onze school waarschuwde: ‘Wie naar Brussel gaat en lessen mist, is hier niet meer welkom.’ Maar bij het skaten hebben ze me wél gesteund.”
Heeft skaten jou gekneed tot de persoon die je nu bent?
“Sowieso. Ik ben opgegroeid in de skatecultuur. Wat mensen niet begrijpen, is dat het méér is dan gewoon skaten. Het is een levensstijl met een eigen taaltje, mentaliteit en kledingstijl. Op een skateboard kun je je uitleven, er zijn geen wetten of vakjes. Zelfs de kleren zijn wat losser. Het gaat erom dat je niet te veel nadenkt over wat anderen over je denken, dat je blik wagenwijd openstaat. Je leert op een bepaalde manier kijken naar de wereld: in een skatepark is iedereen welkom.”
En dat terwijl jullie in de ogen van veel mensen luidruchtige rollende gevaartes zijn. Bijna elke stad installeert wel érgens zogenaamde skatestoppers, zodat skaters de boel er niet onveilig maken.
“Met ons skateboard verkennen we de hele stad – het is onze habitat. Maar tegelijk zijn we voor sommigen de pigeons of the city. (lachje) De vervelende duiven in de stad. Het is een kwestie die vooroordelen van je af te zetten. Dat is niet altijd evident. Als ik in een straat push (snelheid maken met een skateboard, red.), denk ik soms: shit, ik ben te luidruchtig en zou beter afstappen. Maar in groep, met mijn vrienden? Nee, dan boeit het niet. (lacht) Dat is ook de magie van het skaten: samen plezier maken, tricks filmen, tips geven en er voor elkaar zijn.
“Je merkt dat zelfs op het allerhoogste niveau. We zouden eigenlijk concurrenten moeten zijn, maar alle meisjes staan voor elkaar te supporteren tijdens de wedstrijden. In plaats van te hopen op een val of mislukte trick, geven we elkaar tips om hogere scores te halen. Ik reken heel wat van die meisjes tot mijn vriendinnen. Dat is vrij uniek in de topsport.
“Ook mijn allerbeste vrienden in België heb ik gemaakt in het skatepark. Het maakt niet uit of je blank of zwart bent, jongen of meisje: als je skatet, hoor je er automatisch bij.”
Carl Devos leest mee en analyseert: de skatecultuur staat diametraal tegenover de ideeën van extreemrechtse partijen zoals Vlaams Belang.
“Dat is helemaal zo. Racisme, xenofobie, homofobie, discriminatie: ik vind dat echt fucked. Ik zou nooit zo kunnen denken. Dat kán gewoon niet als je opgegroeid bent in de skatewereld. Bij sommige mensen van mijn leeftijd die andere hobby’s hebben, is dat anders. Ik probeer wel te begrijpen waar die gedachten vandaan komen, maar ik vind dat lastig.
“We zijn gepolariseerd. Ik begrijp soms niet waar die extreme ideeën vandaan komen. Laten we als mensen nuchter blijven. Doe eens gewoon, doe eens allemaal chill.”
Laten we gewoon allemaal gaan skaten?
“(lacht) Ja! Maar het zou al veel helpen mochten mensen beseffen dat we een inclusieve en diverse sport beoefenen. Dat is vandaag toch best waardevol.”
Is die stoere cultuur wel zo inclusief voor jonge meisjes?
“Het is een wereld die gedomineerd wordt door mannen, en daar was ik als jonger meisje ook wel bang voor. Ik durfde niet naar het skatepark, maar ik was verrast door hoe snel ik opgenomen en aanvaard werd.”
Het zal wel helpen dat je waanzinnig goed kunt skateboarden?
“Ja. (lacht) Als ik vandaag in een skatepark arriveer, zijn er altijd wel mensen die me kennen en aanspreken. Maar andere gasten, vaak puberjongens, durven weleens raar te kijken. ‘Een meisje?’ Tot ik rond begin te rijden. Dan wordt het erg stil. (lacht) Ik vind dat grappig. Soms speel ik er een beetje mee.”
Ben je blij om uit het kleine Deerlijk in een stad als Gent terechtgekomen te zijn?
“Helemaal. Wanneer ik op zondagavond naar Gent vertrek, ben ik zó blij. Ik kan hier door de straten skaten en mezelf zijn zonder dat iemand me aanstaart. Daarom voel ik me hier echt geaccepteerd. In pakweg Kortrijk, de stad het dichtst bij mij thuis, heb ik dat niet.”
Leef je ook als een echte student?
“Ja, en in het begin van dit academiejaar zelfs een beetje té veel. Ik ga graag uit met mijn vrienden die ik ken uit het middelbaar. Het liefst in de Overpoort. Ik heb wat last van fomo – fear of missing out. Ik merkte na een tijdje dat het een impact had op mijn skateboarden. Ik heb de draad nu weer opgepikt.
“Het mocht wel even, vind ik. Na de Spelen moest ik meteen anderhalve maand blokken en mijn examens inhalen. Ik had één weekje vakantie en het academiejaar begon alweer. Toen kon ik weer even van het kotleven genieten – wat dansen en een pintje drinken. Ik vind dat echt heel plezierig.”
Maar corona heeft het studentenleven wel onthoofd.
“Voor mij persoonlijk is het goed dat alles nu even gesloten is, maar ik vind het wel frustrerend. Ik heb in de voorbije anderhalf jaar het studentenleven eigenlijk maar enkele maanden écht kunnen beleven. Ik heb het gevoel dat jongere mensen vaker gestraft worden door de maatregelen dan oudere mensen. Gesloten discotheken, vroegere sluitingsuren voor de cafés: het is alsof wij steeds de dupe zijn. Let op: ik respecteer de maatregelen en begrijp waarom ze genomen worden. Maar toch. Het sleept allemaal al erg lang aan.
“In de eerste lockdown ben ik gered door mijn leeftijd. Met enkele vrienden waren we buiten aan het skaten. Dat mocht, dachten we, maar een politie-agent zei dat we ons skate-board enkel mochten gebruiken om ons te verplaatsen. We mochten dus wel naar de winkel skaten, maar geen trucjes doen. (lachje) Mijn vrienden waren meerderjarig en kregen een boete. Ik niet, want ik was nog nét 17. Al een geluk, of ik was een crimineel.”
Axel Cruysberghs, die andere olympische skater, verhuisde naar Los Angeles. De volgende stap voor jou?
“Alle tieners in het skatepark willen naar Californië verhuizen. Dat was vroeger ook mijn droom. Nu denk ik: ik ben hier gelukkig. Ik kan hier ook skaten en heb evengoed mijn sponsors. Ik zie niet in waarom ik zou verhuizen. Ja, de skatescene in L.A. is immens, er zijn gigantische skateparken en alle merken zijn er gevestigd. Maar ik zou mijn familie en vrienden niet kunnen achterlaten. Ze betekenen te veel voor mij.
“Ik denk ook dat ik het niet zo graag zou doen, alleen maar skaten en trainen. Het zou snel eenzaam voelen. Ik ben blij dat ik de combinatie van alles heb: skaten, uitgaan, studeren, in het weekend naar huis.”
Cruysberghs staat bekend als een trainingsbeest. Vrees je niet dat je huidige leven in de weg staat van een olympische medaille?
“Ja, dat wel. (denkt na) Als je de beste wilt zijn, moet je dag in, dag uit werken voor dat ene doel. En het is een feit dat mijn leven me afremt om mijn absolute top te -bereiken in het skateboarden. Maar ik vind dat op dit moment niet zo erg. Ik ben echt blij met hoe het nu gaat. Eerst ga ik voor dat diploma in Gent, en misschien daarna nog volledig voor die medaille. Ik sta er niet te veel bij stil. Als ik mijn lichaam verzorg, kan ik nog lang mee. Op de Spelen was het jongste meisje misschien 12 jaar oud, maar evengoed was de oudste 35. Het is sowieso mijn bedoeling om er in 2024 opnieuw bij te zijn in Parijs.”
Ziekenhuisvogels
Als de mooiste dag uit je leven niet je olympisch debuut was, wat dan wel?
“Dat moet tijdens de revalidatie na mijn zware blessure geweest zijn. Op het WK 2018 in Rio ging alles vlot tot de allerlaatste seconde. Ik wilde nog één trick uitvoeren, van heel hoog op de trappen, maar mijn timing was verkeerd. Ik lag enkele meters lager op de grond: mijn enkel uit de kom, mijn been gebroken en mijn ligamenten gescheurd. Dat was erg heftig, vooral omdat het in Brazilië was. Iemand had zogezegd mijn enkel terug in de kom geduwd, maar dat was niet gelukt. Ik moest urenlang wachten op een ambulance en kreeg pas na zes uur pijnstillers.
“Ik werd naar een openbaar ziekenhuis gebracht. Het was er héél sketchy. Er waren geen deuren, dus er vlogen binnen vogels rond. Af en toe bracht de politie een gehandboeide persoon binnen. Daar lag ik dan, als 16-jarige in een ziekenhuis waar ze amper Engels spraken. Ze hebben foto’s gemaakt en een verbandje rond mijn enkel gedaan – dat hielp werkelijk niets. ‘We kunnen niets voor je doen. Boek maar snel een vlucht naar België.’ Ik ben in een taxi gestrompeld, en met zóveel pijn naar mijn hotel gegaan. Het was ellendig. Ik kon me niet wassen of naar het toilet gaan. België had toen nog geen team of begeleider voor mij.
“Mijn groot geluk was dat ik toen al gesponsord werd door Nike. Er was iemand van het bedrijf die Portugees sprak en in de apotheek pijnstillers voor me haalde, en een vlucht naar België boekte in eerste klasse.
“Eenmaal terug in België zagen de dokters dat mijn been nog schever stond dan in Rio, omdat ik er te vaak op had moeten steunen. Mijn enkel is in totaal vier dagen uit de kom geweest. Dat is niet gezond, natuurlijk. Ik heb drie operaties gehad en er zit nog steeds een ijzeren staafje in mijn been.”
Het is een klein mirakel dat je nog op olympisch niveau kunt skateboarden, lijkt het.
“Ja. De eerste maanden van de revalidatie waren de zwaarste uit mijn leven. Ik lag plat op een matras in de woonkamer. Het ergste was niet eens de pijn, maar dat ik mijn autonomie kwijt was. Ik moest in het begin nog plassen in zo’n ding. Mensen moesten voor me koken en zorgen. Vooral mijn mama heeft ongelofelijk veel voor me gedaan.
“Na een paar weken heb ik mijn lot geaccepteerd. Ik was in het begin nogal fatalistisch: ‘Ik zal nooit meer kunnen skaten!’ Maar kijk, hier zit ik dan. Het is toch gelukt.
“De mooiste momenten in mijn leven waren die waarin ik belangrijke stappen zette in mijn revalidatie. Na drie maanden kon ik weer wandelen. Het geluk dat ik toen voelde… (lacht breed) ‘Wow: het komt goed!’ De eerste keer terug op een skateboard, de eerste keer weer een trick… Onbeschrijflijk.”
Zo is de cirkel van ons gesprek rond: je werd misschien ‘maar’ elfde op de Spelen, maar je deed wel voor het eerst weer een sprong die deed denken aan je traumatische ervaring in Rio.
“Voilà, dat klopt, en daarom ben ik ook zo content met mijn prestatie. Ik heb na drie jaar nog altijd last aan mijn enkel, maar ik blijf kinesitherapie volgen om de spieren errond te versterken.”
Maar van tuimelangst, de sluipmoordenaar van elke skater, is geen sprake?
“Nee, ik val tijdens elke trainingssessie veertig à vijftig keer. Het hoort erbij en het went. Wanneer je nieuwe trucjes leert, val je zelfs nog meer. Eergisteren was dat nog het geval: ik ben zó vaak op mijn bek gegaan. (rolt mouw op) Kijk, een verse schaafwond op mijn elleboog. Ik ben er bijna trots op. Het klinkt misschien masochistisch, maar eens écht hard op je bek gaan kan deugd doen. Als je je truc dan landt, heb je het gevoel: ik heb hiervoor gewerkt. Skaten heeft me geleerd af te zien voor een doel en geduld te hebben. Dat kun je ook in het echte leven gebruiken.
“Weet je wie bang is? Mijn mama. Ze zegt soms: ‘Had je geen andere sport kunnen kiezen?’ Wanneer ik skate, durft ze nauwelijks te kijken. Haar hart klopt in haar keel en ze verstijft. Dus toon ik haar liever achteraf filmpjes van mezelf. Dan weet ze al: het is goed afgelopen.”
© Humo