InterviewDe vragen van Proust
Thomas Vanderveken: ‘De enige troost die we hebben, is dat we nog veel hebben kunnen praten. Alles is verteld, alles is uitgepraat’
Schrijver Marcel Proust beantwoordde ze ooit in een vriendenboekje, nu geeft De Morgen er een eigenzinnige draai aan. Vijfentwintig directe vragen, evenveel openhartige antwoorden. Deze week: tv-presentator Thomas Vanderveken (39). Wie is hij in het diepst van zijn gedachten?
1. Hoe oud voelt u zich?
“Mijn kinderen zijn 1 en 4, waardoor ik me vooral een papa van jonge kinderen voel en dat is jonger dan de 40 die ik dit jaar bereik.
“Mijn eigen vader kreeg mij toen hij 42 was. Mijn moeder was toen 24. Voor haar veertigste gaf ze een fuif, wat ik als zestienjarige pure aanstellerij van oude mensen vond. En nu heb ik nog nooit zoveel zin gehad in een fuif, nu het niet kan natuurlijk.”
2. Wat vindt u een kenmerkende eigenschap van uzelf?
“Ik heb een analytische geest en probeer bijna altijd het grotere plaatje te zoeken. Vaak tot ergernis van mensen in mijn omgeving, omdat je soms geen gesprek met mij kunt voeren, denk ik. Het is veel leuker om concrete dingen te bespreken en met mij moet je altijd naar dat macroniveau. Het kan nooit eens gaan over de peper en het zout nu vandaag op dit moment in deze soep. Nee, het moet gaan over soep in het algemeen en bij uitbreiding over voedsel en voedselproductie. Mijn interesseniveau bevindt zich daar, niet bij de dagelijkse routineuze zaken. Die vind ik heel snel vervelend en een noodzakelijk kwaad.
“Dat metaniveau is een plek waar ik graag vertoef. Het is mijn natuurlijke biotoop en misschien ook een beetje die van de journalist. Je kijkt als buitenstaander naar het leven en zo kijk ik soms ook naar mezelf. Het voelt heel vaak alsof er een camera in de hoek van mijn huis hangt die mij filmt.”
3. Wat is uw passie?
“Muziek heeft altijd de grootste impact op mij gehad en dat blijft zo. Ik hoor graag muziek, word erdoor ontroerd en dans erop. Muziek spreekt recht tot mij en ik analyseer het graag. Vandaar dat klassieke muziek en jazz voor mij zo veel meer gelaagdheid hebben. Muziek is de kers op de taart die het leven is.
“Ik kan naar een sonate van Beethoven luisteren en in tranen uitbarsten omdat er iets gebeurt waarvan ik denk: mijn god, over de grenzen van tijd en ruimte heen spreekt hier Ludwig van Beethoven rechtstreeks tot mij en geeft me een les die ik de rest van mijn leven zal meedragen. Dat is iets wat ik bij niets anders ervaar.
“Ik ween ook bij ‘Zoutelande’ van BLØF, en ik aarzel om dat toe te geven want het is tegen mijn muzikale smaak in. Maar telkens als ik ‘Ik ben blij dat je hier bent’ hoor, moet ik janken. Dat heeft meer met de tekst te maken dan met de muziek, omdat ik dan automatisch aan mijn gezin denk.
“Ik zeg vaak als ik een tweede leven had, ik mij volledig aan muziek spelen zou wijden. Maar ik heb er maar één en daarin moet al zoveel gebeuren. Ik speel niet meer. Dat is verschrikkelijk, maar het is minder erg dan elke week een half uur, want dan voel je jezelf alleen maar achteruitgaan. Maar ik mis het wel.”
4. Wat kan u troost bieden?
“Naast muziek, een goede kop thee. Geen zever uit zakjes, maar echte Oolong die uit Taiwan is overgekomen, briljant. Er zijn heel weinig goede theebedrijven. De meeste marchands mengen van alles door de thee dat er niet in hoort of verknippen de thee tot stof. Je moet de volledige blaadjes hebben, licht gekneusd, een klein beetje gefermenteerd en goed geroosterd. Zie je, ik ben een snob hè.” (lacht)
5. Is het leven voor u een cadeau?
“Meer dan een cadeau: het is een wonder. Dat woord gebruik ik dankzij mijn broer, die kunstschilder is. Zijn werk ging heel lang over de absurditeit van het leven, over hoe surreëel het is dat we op een bol in het universum rondlopen. Tot hij dat absurdisme is gaan overstijgen en het leven niet langer absurd noemde, maar wonderlijk.
“Ik vond dat een prachtig woord. Elke plant die uit de grond schiet, elke mens die geboren wordt, is wonderlijk. Als iemand geboren wordt, zeggen we ook: ‘Wat een wonder.’ Maar in het alledaagse leven vergeten we vaak wat een ongelooflijk wonder het leven is. Nochtans, als je door die bril kijkt, kan het bijna niet meer fout lopen. Dan is een tegenslag evengoed wonderlijk. Dat helpt mij enorm om gelukkig te zijn. Maar het maakt me ook gulzig en zorgt ervoor dat de tachtig jaar die me gegund zijn waarschijnlijk niet genoeg zullen zijn.
“Ik vind het heel erg dat het leven zo kort is. De eeuwigheid is waarschijnlijk ondraaglijk, maar vijf-, zeshonderd jaar zou ik wel aankunnen.”
6. Welk gelukscijfer geeft u zichzelf?
“Een negen. Ik beleef nu misschien wel de gelukkigste periode van mijn leven, met die jonge kinderen. Een goede vriendin verwoordde het perfect: ‘We zijn in de mooiste tijd van ons leven, maar we zijn te moe om ervan te genieten.’ Het lijkt alsof je alleen maar zorgt voor anderen, en geen tijd hebt voor jezelf en je persoonlijke ambities. Ik heb hier een krant, maar kan ze niet lezen. Het leven gaat sneller dan ik zou willen.”
7. Hoe was uw kindertijd?
“Ik heb een ongelooflijk zonnige jeugd gehad. De jeugd uit de Joyvalle-reclame. Alleen maar vrolijkheid en goeds. Mijn ouders: twee artistieke, progressieve mensen die hun kinderen alle vrijheid gaven. Mijn vader was van 1938, maar had de vooroorlogse manier van denken over opvoeding overboord gegooid. Hij noemde ons zijn mannen in plaats van zijn jongens, heel bewust emancipatorisch. Hij was ook heel sociaal geëngageerd. Formidabele vent. Op vele vlakken een voorbeeld voor mij.
“Maar hij is te vroeg gestorven. Aan mesothelioom, kanker van het longvlies, door asbest. Een afgrijselijke ziekte die je leven in heel korte tijd wegmaait. Echt verschrikkelijk. Mijn broer en ik, die net op kot waren, zijn weer thuis gaan wonen om hem te verzorgen. De enige troost die we hebben, is dat we nog veel hebben kunnen praten. Alles is verteld, alles is uitgepraat. Maar zijn dood tekent me en werpt tot op vandaag een schaduw, want hij heeft zijn kleinkinderen nooit gekend, en mijn kinderen kennen hun grootvader niet. Voor hen is hij een schim. Terwijl het zo’n fijne man was, die zo belangrijk was in mijn leven.
“Ieder huisje heeft zijn kruisje, elk mens heeft zijn verdriet. Anders was mijn leven tot nog toe pijnloos geweest en was ik nu misschien arrogant. En zou ik het verdriet van anderen misschien niet begrijpen. Het kan nooit goed zijn wat me overkomen is, en wat mijn vader overkomen is, maar het hoort wel bij het leven. Zo zie ik het, en dat is ook dankzij mijn moeder, die in de eerste plaats een bron van eeuwigdurende liefde is. Ik kan alleen zijn omdat mijn moeder me graag ziet. Zelfs als ze morgen sterft, blijft dat zo. De liefde van mijn moeder is zo onvoorwaardelijk dat ik daar mijn hele leven uit kan puren. Als ik vandaag opgesloten word in een donker hol, voel ik me toch nog graag gezien, en dat oergevoel komt van mijn moeder. Dat is wat volgens mij een moeder in het beste geval betekent.”
8. Wat is uw zwakte?
“Ik heb er veel hoor, zwaktes. Een slecht geheugen is de meest opvallende, maar is een onschadelijke zwakte. Ik moet echt mijn best doen om namen te onthouden, dat gaat niet vanzelf.
“En ik heb de neiging om belerend te zijn. Dat is misschien mijn grootste zwakte. Ik ga er vaak van uit dat ik het beter weet. Ik ken nog iemand die zo is. Het probleem is dat hij het zo vaak beter weet, dat hij denkt dat hij het altíjd beter weet, wat natuurlijk niet het geval is. Het is verschrikkelijk aanstellerig als je je belerend opstelt terwijl andere mensen het echt beter weten. Ik hoop dus dat ik dat niet doe, maar de kans zit er wel in. (lacht)
“Thuis krijg ik weleens naar mijn hoofd geslingerd dat ik een betweter ben. Het is sterker dan mezelf. Het gaat ook ver. Over hoe je de vaatwasser moet inladen, bijvoorbeeld. Of over hoe je rijst moet koken. Dat kan ook met minder water. (lacht) Ik hou me wel in, hè. Ik doe mijn best om te zwijgen.”
9. Waar hebt u spijt van?
“Ik heb weinig spijt. Mijn slechte geheugen heeft er wel al voor gezorgd dat ik mensen vertrouwd heb, terwijl ze me eigenlijk al bewezen hadden dat ze niet te vertrouwen waren. Wat ook meteen een andere eigenschap van mezelf blootlegt: ik ben niet rancuneus. Ik vergeet het gewoon. Door haatdragend te zijn word je zelf ongelukkig. Ik probeer wat me is aangedaan door een ander, te vergeten.”
10. Wat is uw grootste angst?
“Dat iemand uit mijn omgeving in één klap weggemaaid zou worden. Mezelf incluis. Het zou mijn kinderen onherstelbare schade berokkenen, en dat wil ik niet. Ze zeggen vaak dat je kinderen je hart op pootjes zijn. Dat voel ik heel duidelijk. Die kwetsbaarheid had ik voorheen niet.”
11. Wanneer hebt u het laatst gehuild?
“Tegenwoordig vaak uit een soort van nostalgie, waarvan ik van tevoren al weet dat ik ze zal voelen. Als ik naast mijn zoon in het gras lig en naar de wolken kijk en we beschrijven wat we zien. Dan ben ik op dat moment tegelijkertijd vader en zoon van mijn vader die gestorven is, en is mijn zoon de vader die hij later zal worden. Ik kan nu janken terwijl ik dit zeg, omdat ik heel erg besef wat voor een klein schakeltje in een keten we maar zijn. Maar ik weet ook dat ik later naar dit moment zal kunnen teruggrijpen zonder die pijn te voelen. Ik zal alleen maar kunnen denken: hoe schoon was het dat ik daar met mijn kind lag dat zijn leven volledig in mijn handen legde en ik voor hem iets kon betekenen en ik zijn vader mocht zijn.”
BIO
• geboren op 17 april 1981 in Bonheiden • studeerde muziektheorie en piano aan het Koninklijk Conservatorium van Brussel • begon zijn VRT-carrière in 2003 als Klara-presentator • maakt sinds 2013 het Canvasprogramma Alleen Elvis blijft bestaan • presenteerde Steracteur sterartiest, Voor hetzelfde geld en nu nog steeds Factcheckers en Eén jaar gratis • heeft een relatie met actrice en onderneemster Véronique Leysen, met wie hij twee kinderen heeft
12. Bent u ooit door het lint gegaan?
“Ik denk dat ruzie altijd een teken van zwakte is. Ik volg daarin de Thaise filosofie: als je begint te roepen en door het lint gaat, ben je verloren en lijd je gezichtsverlies. Als het mij overkomt, want het overkomt me natuurlijk weleens, dan heb ik daar snel spijt van en denk ik: hoe belachelijk was ik nu.
“Als ik voel dat ik kwaad word, probeer ik vooral te analyseren waar die irritatie vandaan komt en te voorkomen dat ik daardoor boos word op iemand anders. En dat werkt. In de westerse samenleving en zeker in de Amerikaanse wordt roepen te veel als normaal beschouwd. Ik loop daarvan weg.”
13. Welk moment zou u graag herbeleven?
“De allermooiste momenten uit mijn leven: de geboorte van mijn kinderen, het pianoconcerto dat ik heb gespeeld, herbeleef ik wekelijks. Ik hoef eigenlijk niets live te herbeleven, want ik kan het in mijn hoofd en doe het ook.“
14. Wat is uw vroegste herinnering?
“Ik ben een jaar of twee en leun op een springbal. Mijn moeder zegt tegen mij: ‘Je moet goed om je heen kijken, Thomas, want we gaan verhuizen en je zal dit huis nooit meer terugzien.’ En ik zie het nog voor mij: links stond mijn moeder, hier was de trap en daar de keuken, voor mij de televisie en achter mij de zitbank. Het is een ongelooflijk scherpe herinnering. Een flits, en daarna niets meer.”
15. Hoe voelt u zich in uw lichaam?
“Voor het programma Factcheckers heb ik dit jaar een high intensity interval-training gedaan. Op een gegeven moment ben ik bij het optillen van mijn zoontje Otto over een tafeltje door mijn rug gegaan. Zo ben ik bij een kinesist terechtgekomen die zei dat ik weleens aan mijn lichaam mag gaan werken. (lacht)
“Ik zit op een kantelpunt. Mijn lichaam heeft me altijd vanzelf gebracht waar ik moest zijn en dat zal niet blijven duren.”
16. Wat is een misvatting over u?
“Ik merk dat mensen schroom hebben om me te benaderen en dat vind ik raar. Alsof ik onaantastbaar zou zijn, terwijl ik me juist heel kwetsbaar voel.
“Het stereotype van de ideale schoonzoon krijg ik ook vaak te horen, maar dat klopt gewoon. (lacht) Herman Koch schreef daar iets moois over: ‘De ideale schoonzoon is geen doetje.’ Een schoonmoeder wil niet dat haar dochter samen is met een of andere plooierige slijmbal. Een schoonmoeder wil dat haar dochter samen is met een gast met karakter, met iemand die hoffelijk is en vriendelijk, omdat hij vindt dat hij dat moet zijn, maar die kan knauwen ook. Dat is de ideale schoonzoon. En dat ben ik.” (lacht)
17. Hoe zou u liefde definiëren?
“Er is een heel mooi citaat van W.H. Auden. ‘If equal affection cannot be, let the more loving one be me’. Liefde mag geen wederkerigheid eisen. Het gaat om liefde geven. Juist om de on-wederkerigheid ervan.”
18. Welk boek heeft voor u een bijzondere betekenis?
“Herinneringen van Hadrianus van Marguerite Yourcenar. Ik heb dat voor het eerst gelezen toen ik 16 was en voelde daar een diepte in die ik niet helemaal kon bevatten. Telkens als ik het herlees, is dat voor mij een ander boek. Het zit vol diepe levenslessen. Yourcenar was heel sterk in het vatten van de condition humaine.”
19. Hebt u ooit een religieuze ervaring gehad?
“Een religieuze ervaring niet, een spirituele ervaring wel. Religie is echt niet aan mij besteed. Maar zelfs met alle kennis die we hebben komt het erop neer dat we geen idee hebben waar het universum vandaan komt, waar energie vandaan komt, waar materie vandaan komt, wie wij zijn en wat we hier doen. Er is dus heel veel ruimte over voor spiritualiteit, maar in de westerse samenleving hebben we het kind van de spiritualiteit mee weggegooid met het badwater van de godsdienst. We zijn amper nog spiritueel onder elkaar.
“Spiritualiteit wordt vermarkt als yoga en wellness. En als iemand er wel over praat, zoals Ingeborg, dan wordt ze zweverig genoemd. Ten onrechte, vind ik. Ik vind dat een groot gemis. Ik ben ervan overtuigd dat de zakelijkheid van de westerse samenleving de kern is van het ongeluk van heel veel mensen. Dat de ontkenning van het feit dat we niets weten ervoor zorgt dat we in zekerheden geloven die ons angstig maken. Want nu door corona die zekerheden van ons bestaan worden weggeslagen, moeten we in quarantaine en worden we allemaal bang en schizofreen en depressief. Terwijl als je op een spirituele manier naar het leven kijkt, je beseft dat onzekerheid basaal ingebakken zit in het leven. Je kunt niet leven met de zekerheid dat morgen er zal zijn.
“Ik mis eigenlijk een parochie, samenkomen op zondagochtend, een ritueel dat spiritualiteit in zich draagt. De katholieke kerk is een monstre sacré, maar ik mis wel een alternatief. Ik zoek dat soms in samen met een vriend rond een vuur zitten.
“Toen mijn vriendin en ik in Peru op reis waren, zijn we op voorstel van een gids op een nacht met een sjamaan de bergen ingetrokken om een vuur aan te steken. Het feit dat een oud mevrouwtje op een berg animistische liederen begon te zingen die al duizenden jaren worden doorgegeven, waardoor ze in rechtstreeks contact trad met de elementen en het mens-zijn, had een spirituele kracht voor mij. Ik vind het jammer dat we geen manier gevonden hebben om de kerkdienst te vervangen. Kunst en cultuur zijn waarschijnlijk het beste alternatief dat we hebben: een concert, een festival. Dan voelen we nog eens hoe verbonden en onsterfelijk we als groep zijn.”
20. Wat vindt u erotisch?
“‘Ik ben de minnaar van één vrouw’, van wie is dat citaat alweer? Als ik mijn brein erop instel, kan ik elke beweging die Véronique maakt erotisch vinden.”
21. Wat is uw goorste fantasie?
“Die vraag impliceert dat er sprake zou zijn van één terugkerende fantasie, die heb ik niet, ik heb er veel. (lacht)
“Ik denk dat het Margot Vanderstraeten was die in De afspraak citeerde: ‘Waak over je gedachten, straks worden ze je woorden. Waak over je woorden, straks worden ze je daden. Waak over je daden, straks worden ze je gewoonten.’ Dat kan voor een stuk waar zijn, maar tegelijk geloof ik dat het gezond is om je gedachten vrij te laten en dat het goed is om daar af en toe iemand lustig te vermoorden en vervolgens te stropen. Omdat het frustraties uit het echte leven weg kan werken.
“‘Wees kuis in uw gemoed’ is een katholiek spelregeltje dat volgens mij niet werkt. Het maakt mensen ongelukkig en zorgt voor vervreemding van jezelf. Als je steeds maar probeert geen vieze gedachten te hebben, vervreemd je van jezelf en voor je het weet neem je kleine kindjes mee naar de sacristie.
“Ik denk dus dat het belangrijk is om bewust met je gore fantasieën om te gaan en ze als uitlaatklep te gebruiken. Niet om je gedachten om te zetten in daden. Dat is het hellend vlak dat kan ontstaan.”
22. Bent u een goede vriend?
“Ik denk dat ik soms te hard werk om een echt goede vriend te zijn, al laat vriendschap zich niet in tijd uitdrukken. Het is niet altijd makkelijk om vriendschappen te onderhouden, maar ik doe het wel en doe het graag. Ik vind vriendschap belangrijk en heb een aantal mensen die ik actief mijn vrienden durf te noemen.
“Uit onderzoek blijkt dat mensen denken dat ze meer vrienden hebben dan ze werkelijk hebben. Ik denk dat ik een vriend of zeven heb, maar het kan zijn dat maar drie van hen mij een belangrijke vriend in hun leven vinden.”
23. Hoe zou u willen sterven?
“Voor zijn programma op Eén was Jeroen Meus op een gegeven moment te gast in een woon-zorgcentrum. Aan een van de bewoonsters vroeg hij of ze het erg vond dat ze ging sterven en ze zei: ‘Als je al je vrienden hebt zien sterven en alles kraakt en piept en je krijgt het bovenste kastje in de keuken niet meer open, wees dan maar gerust dat je het niet erg vindt.’ Ik hoop dat ik dat punt ooit kan bereiken.”
24. Wat zou u wensen als laatste avondmaal?
“Voor mij hoeft dat geen stoemp met worst te zijn, het mag door Sergio Herman persoonlijk klaargemaakt worden, met de juiste wijnen gekozen door Sepideh.”
25. Wat zou u nog willen doen voor het te laat is?
“Ik probeer voortdurend in de positie te zitten dat ik daarop kan antwoorden: niets. Omdat mijn vader dromen van lange reizen rond de wereld had en te lang heeft gewacht, tot het te laat was. Daarom probeer ik te allen tijde te zeggen dat er niets is dat ik per se nog wil doen. En dat is ook zo.”