Het beste van 2022Podium
Theater in 2022: ‘Elke podiumkunstenaar is doordrongen van de klimaatproblematiek’
Het is vijf na twaalf voor het klimaat en dat besef is ook tot de podiumkunsten doorgedrongen. Nooit eerder was de thematiek zo alomtegenwoordig als in 2022, en dat zowel op als naast de bühne. ‘We hebben een totale omwenteling nodig.’
Wie geregeld naar theater gaat, kon er het voorbije jaar niet naast kijken: de ecologische crisis was overal. Een kleine greep uit het aanbod: voor NTGent verbeeldde theatermaker Luanda Casella in het dystopische Ferox Tempus de ineenstorting van het klimaat, Sien Vanmaele kookte ter voorbereiding van het einde van de wereld een ZEEMAAL bij Laika en Rebekka De Wit en Anoek Nuyens waren op de Vlaamse podia te zien met De zaak Shell, waarin ze het klimaatdebat ontrafelden.
Ook naast het podium was het thema alomtegenwoordig. Koepelorganisatie oKo presenteerde ecologie als een van de tien speerpunten voor de komende periode en het Gentse Kunstenoverleg wijdde samen met Greentrack een dag aan duurzaamheid en klimaat. Internationaal focuste het Holland Festival op klimaat, net zoals je op het Festival van Avignon om de oren werd geslagen met rondetafels over de ecologische crisis.
De toegenomen aandacht voor de thematiek is ook podiumkunstenaar Benjamin Verdonck niet ontgaan. Hij bond meer dan tien jaar geleden als een van de eersten de kat de bel aan tijdens zijn State of the Union op het TheaterFestival in 2010. Met zijn speech daagde hij de podiumsector uit om mee te stappen in een aantal concrete acties rond onder andere transport en voeding. Daarop kwamen soms heftige negatieve reacties, vooral van collega’s die vonden dat Verdoncks aanwijzingen hun artistieke vrijheid in het gedrang brachten. Vandaag ontmoet de kunstenaar nogal wat mensen die op hun woorden terugkomen.
Verdonck: “Mensen geven nu geregeld toe dat ze te cassant zijn geweest. De gevoeligheid voor het thema is duidelijk toegenomen omdat de klimaatcatastrofe nu ook tastbaar wordt in West-Europa. Elke burger, en in het verlengde daarvan elke podiumkunstenaar, is meer doordrongen van wat er op ons af dendert.”
Te veel symbolen
Jonge maker Martha Balthazar treedt hem daarin bij. Naast het feit dat de urgentie groot is, stipt ze aan dat veel kunstenaars zich door de crisis geprikkeld voelen om een nieuwe wereldorde te verbeelden, zowel in utopische als dystopische zin. Al blijft het voor haar vaak nog te veel in het symbolische hangen.
Ook over het podiumexperiment dat ze eerder dit jaar zelf aanging, is ze genuanceerd kritisch. Bij NTGent regisseerde Balthazar A Play for the Living in Times of Extinction. Het Zwitserse toneelstuk van de Britse sterregisseur Katie Mitchell vertrekt vanuit de premisse dat het om ecologische redenen niet op tournee wil gaan. In plaats daarvan wordt het telkens opnieuw gemaakt en geregisseerd door een lokale ploeg. Bovendien legt Mitchell een maximaal energieverbruik op aan de lokale makers en wordt er ter plaatse elektriciteit opgewekt via fietsen die aangedreven worden door vrijwilligers uit het publiek.
“Ik vind het goed om op een andere manier na te denken over internationale uitwisseling. Ik ben dus blij dat we hebben gezien wat het kan betekenen om niet meer zomaar op een vliegtuig te springen”, vertelt Balthazar. “Tegelijkertijd bleek het concept te beperkt. Om de fietsen te bouwen die elektriciteit opwekken, moesten er in elk land waar het stuk speelde bijvoorbeeld opnieuw onderdelen besteld worden in China.”
Het zijn vraagstukken waar zowel grote als kleine structuren zich vandaag het hoofd over breken. Kiki Vervloessem, adjunct-directeur van Opera Ballet Vlaanderen vertelt over de evolutie die het huis het afgelopen decennium doormaakte op het vlak van duurzaamheid. “Waar ons eco-team vijftien jaar geleden zaken introduceerde als herbruikbare bekers, proberen we vandaag heel bewust op elk niveau zorgzaam om te gaan met mensen en middelen. We zitten natuurlijk met monumentale gebouwen die energetisch nooit zo optimaal zullen zijn als passiefbouw en waar je ook niet zomaar zonnepanelen op kan leggen, maar we doen wat we kunnen.
“Een belangrijke ommezwaai is dat we op het vlak van preproductie alles digitaal doen. Vroeger kwam de ploeg hier live ter plekke alles prospecteren, maar nu wisselen we alle info uit vanop afstand. Daarnaast doen we er alles aan om de levenscyclus van een productie te verlengen. We willen op alle niveaus weg van het wegwerpgegeven en zorgen dat materialen een tweede leven krijgen, maar ook dat al onze producties lang genoeg opgevoerd worden.”
Heel wat van die elementen komen terug in wat theatermakers Marie Vinck, Stef Aerts en Thomas Verstraeten ons vertellen. Hun gezelschap FC Bergman maakt al meer dan tien jaar furore met groots opgezette, beeldende producties. Sinds kort zijn ze daarnaast deel van het artistieke directiecollectief van Toneelhuis. “Wij creëren visuele universa die zonder omwegen ook publiek buiten de landsgrenzen kunnen aanspreken”, vertelt Vinck. “Het is altijd een grote droom geweest om er de hele wereld mee rond te reizen.” “We vinden die uitwisseling bovendien belangrijk, het zou jammer zijn om onder de eigen kerktoren te blijven”, vult Verstraeten aan.
De makers zijn zich echter bewust van de urgentie en perken hun verlangens naar verre buitenlanden in. Aerts: “We reizen nog wel, maar we zorgen ervoor dat het beperkt blijft, zeker wat het vliegen betreft. Je moet weten dat we sowieso maar om de één à twee jaar een voorstelling maken die we telkens lange tijd spelen op dezelfde plek. We steken zoveel tijd in die ene productie dat we het belangrijk vinden dat die in al zijn potentieel gespreid wordt. Het is dus zeker niet zo dat we constant aan het touren zijn.”
Decors gooien de Bergmannen niet weg, maar proberen ze zoveel mogelijk te recycleren. Binnen Toneelhuis werd naast een planning op langere termijn alvast afgesproken dat reizen van minder dan 1.000 kilometer met de trein gedaan worden. Verstraeten: “Dat toont trouwens ook de nood aan van een aanpak op internationaal niveau, want onze producties worden daardoor stukken duurder dan die van makers die nog wel met Ryanair reizen.”
Naar een systeemverandering
Dat de klimaatcrisis een systeemcrisis is die niet op het individuele plan geadresseerd kan worden, horen we bij vrijwel iedereen die we aan de lijn hadden. Zowel Martha Balthazar als Kiki Vervloessem benadrukt daarnaast dat wie duurzaam wil zijn, dat moet doortrekken in de manier waarop met medewerkers wordt omgegaan.
“Duurzaamheid betekent ook zorgzaam omgaan met mensen”, zegt Vervloessem. “Zij zijn evengoed brandstof en grondstof. We kijken altijd of de draagkracht van de organisatie in verhouding staat tot wat we maken, omdat we niet willen dat mensen in het rood gaan. Een voorbeeld daarvan is de loopbaan van onze dansers. Vroeger was die voorbij tegen hun dertigste, vandaag willen we hen helpen om langer op het podium te staan door hen goed te begeleiden, fysiotherapie te voorzien of door een repertoire aan te bieden dat fysiek haalbaar blijft.”
Balthazar: “Bij het werken aan A Play for the Living in times of Extinction merkten we dat het concept van lokaal produceren op menselijk vlak niet duurzaam is omdat je slechts twee weken de tijd krijgt om dat stuk in elkaar te boksen, zonder dat je veel vrijheid hebt om er zelf creatief aan bij te dragen. Als we de ecologische crisis als sector willen aanpakken denk ik dat we in dezelfde beweging iets aan andere institutionele problemen moeten doen, denk maar aan de gigantische hoeveelheid burn-outs in het kunstenveld. Er is echt nood aan een andere productielogica en een totale ommezwaai.”
Dat laatste onderschrijft ook Benjamin Verdonck. Hij maakt zich zorgen om het trage tempo waarmee de verandering plaatsvindt - op én naast de bühne. Ook hij stelt het economische model in vraag waarbinnen theater tot een product verwordt dat zo efficiënt mogelijk moet geproduceerd en verkocht worden. “We moeten zoeken naar systemen waarin solidariteit, evenwaardige verloning, gelijkheid, enzovoort worden waargemaakt. Dat is wat de kunsten kunnen: experimenteren met nieuwe modellen en alternatieven uitdenken. Niet door over die alternatieven te praten, maar door ze in de praktijk te brengen.”